N-VA’er Karim Van Overmeire is een lokale mandataris met een landelijke reputatie. Omdat hij jarenlang een bekend parlementslid was van het Vlaams Belang, en mee het zeventigpuntenplan uitwerkte, kijkt Vlaanderen de Aalsterse schepen van Inburgering op de vingers. ‘Je kunt niet tot je zeventigste een kwajongen blijven.’

Oh Aalst, stad mijner dromen. Het is altijd feest, we leven op de poef’, zo bezingt Raymond van het Groenewoud de vrolijkste carnavalsstad van Vlaanderen. Nu al verraden de cafés aan het stationsplein dat ook zondag geen heilig huisje overeind blijft wanneer de stoet weer uittrekt. De ruiten van Café Bergenhof zijn versierd met ‘volkse carnavalstekeningen’: Aalsterse dames die zich vol verlangen naar een asielcentrum reppen. Verfijnd is het niet, wel typisch Aalsters.

Vlak bij het stationsplein verrijst De Werf, het gloednieuwe stadhuis waar de Aalsterse burgemeester en schepenen sinds twee weken kantoor houden. Een van de bekendste en wellicht ook de belangrijkste onder hen is N-VA’er Karim Van Overmeire. Hij is een ‘superschepen’ met uiteenlopende bevoegdheden: Onderwijs, Bibliotheek, Europese en Internationale Samenwerking, Erfgoed, Vreemdelingenzaken, Inburgering en Vlaams karakter. Zijn aanstelling ging tot in de Wetstraat over de tong. Van Overmeire is namelijk een gewezen Vlaams Belanger, die al sinds 1991 in het parlement zit. In 2015 werd hij opnieuw verkozen als Vlaams volksvertegenwoordiger, maar dan voor de N-VA. De combinatie met zijn schepenmandaat maakt hem na burgemeester en partijgenoot Christophe D’Haese de invloedrijkste politicus van Aalst. Van Overmeire:’Bruno Tobback, Daniël Termont en Freya Van den Bossche hebben nochtans heel hard geprobeerd om te verhinderen dat ik schepen werd. De socialisten hebben hun tanden stukgebeten op Aalst. Ze zijn op hun bek gegaan. Een beetje leedvermaak zult u mij wel gunnen.’

Sinds de nieuwjaarsnacht in Keulen, waar honderden vrouwen werden aangerand, is ook carnaval een politiek geladen gebeurtenis geworden. Veel Duitse steden hebben het carnavalsfeest afgelast, in het hele Rijnland is het verboden om zich te verkleden als IS-strijder. Praalwagens die verwijzen naar Charlie Hebdo zijn evenmin gewenst in de optochten. De Duitse politie wil zelfs geen cowboys zien rondlopen, want wie weet zijn die pistolen wel echt? Carnaval in een sfeer van angst en wantrouwen: het is een contradictio in terminis.

KARIM VAN OVERMEIRE: We kiezen niet voor het Duitse voorbeeld. We gaan ons carnaval niet platleggen vanwege een paar fanatici die ooit toch ergens zullen toeslaan.

U zou ook, zoals de Duitsers, extra voorzichtig kunnen zijn en zorgen voor een stoet die geen aanstoot geeft.

VAN OVERMEIRE: Carnaval is het feest van de mensen, de politiek moet ervan afblijven. Oók dit jaar. Het stadsbestuur moet vooral niet proberen om carnaval in ‘goede banen’ te leiden, want dat werkt contraproductief. Verbied groep x om ergens mee te lachen en twintig andere groepen zullen het net wél doen. Gewoon om de middelvinger op te steken naar het gezag – en dat is nu net de essentie van carnaval.

Bij risicowedstrijden in het voetbal controleren de clubbesturen tegenwoordig wel of de metersgrote spandoeken van hun supporters niet al te beledigend zijn.

VAN OVERMEIRE: Carnaval is per definitie niet beledigend en kán dus niet over de grens gaan. Carnaval is gemaakt om te lachen, maar niet om mensen uit te lachen, om te kwetsen of te provoceren. Carnaval zit vol milde humor.

U kunt maar hopen dat streng-religieuze buitenstaanders geen aanstoot nemen aan de dubbelzinnige seksualiteit van de ‘vuile janetten’.

VAN OVERMEIRE: Onze ‘vojl janetten’ hebben niets van doen met homo’s of transgenders. Het gebruik stamt uit een tijd dat heel Aalst zich al wilde verkleden voor carnaval, maar de arbeiders hadden er het geld niet voor. Dus trokken ze de kleren van hun vrouw aan. Net zoals het vroeger in het theater wel vaker gebeurde dat mannen zich in vrouwen verkleedden, waarop de toeschouwers plat gingen van het lachen. Dat is de oorsprong van die traditie.

Ik zou me pas zorgen maken als er ineens thema’s zouden opduiken waarmee wij níét zouden mogen lachen. Ik hoop dat er met carnaval ook met homo’s gelachen wordt, want dan horen ze er duidelijk bij en maken ze deel uit van ‘het gebeuren’. Op carnaval valt de man achter de vuilniswagen in de armen van de gynaecoloog en van het gemeenteraadslid, en samen drinken ze pinten en lachen ze elkaar uit. Dat is onze sociale cohesie, ons Aalsterse DNA.

Doen de ‘nieuwe Aalstenaars’ ook mee aan carnaval?

VAN OVERMEIRE: Minder, maar ze zijn niet meer afwezig. Zeker de Afrikanen amuseren zich flink. Tegelijk begrijp ik dat carnaval een cultuurschok kan zijn voor wie uit de Afghaanse bergen komt: ‘Mannen die zich als vrouwen verkleden?’ Elke inwijkeling moet eerst voelen wat carnaval is. Ik kom uit Geraardsbergen, woon intussen twintig jaar in Aalst, en ik begin het stilaan te snappen. Maar ik zal nooit de meest fanatieke carnavalist worden. Eigenlijk moet je vanaf je geboorte meedraaien. Carnaval sluit niemand uit, maar er is wel een Aalsterse mindset nodig om er helemaal in te komen. Maar het is heerlijk om naar te kijken, en het maakt deze stad ongelooflijk sterk.

Maakt dat Aalst meer openminded dan Koksijde, waar men zichzelf bang maakte voor een paar asielzoekers in het stedelijk zwembad?

VAN OVERMEIRE: Overal, dus ook in Aalst, vraagt de autochtone bevolking zich af: ‘Wat is hier in godsnaam aan de hand? Is iedereen gek geworden?’ Er is een gigantische kloof tussen het volk en de politieke elite. Sla om het even welke krant open, en de eerste tien pagina’s gaan over asielzoekers, terreur, islam enzovoort. Dit is natuurlijk een van de grootste crisissen sinds de Tweede Wereldoorlog. Denken dat we een miljoen jonge mannen kunnen binnenlaten uit een vreemde cultuur, en hopen dat het vanzelf wel in orde zal komen met al die testosteronbommen onder ons, is verregaand naïef. Het komt níét zomaar in orde. De instroom moet dringend stilvallen. Ik woon in de deelgemeente Erembodegem. Tien jaar geleden was dat nog het rustige Vlaanderen. Vandaag spreekt een meerderheid van de moeders van de kinderen die vandaag in Erembodegem geboren worden géén Nederlands. Die demografische evolutie voltrok zich in minder dan tien jaar tijd. We moeten dat fenomeen dringend onder controle krijgen. Iedereen weet dat we dit niet kunnen volhouden. Zeker niet in een moeilijke stad met een grote asielinstroom.

Waarom is Aalst zo’n moeilijke stad?

VAN OVERMEIRE: (wijst naar de spoorlijn vlakbij) Die treinen rijden van en naar Brussel, amper 26 kilometer verderop. De grote instroom in België verloopt via Brussel. Nieuwkomers komen eerst in de hoofdstad terecht. Tot ze zien dat Brussel niet de veiligste, prettigste en goedkoopste stad is. En dan ontdekken ze Aalst, een aangename stad die door de spoorverbinding op amper een halfuurtje van Brussel-centrum ligt. Een aangename stad met kleine, goedkope arbeidershuisjes en uitstekend onderwijs voor hun kinderen. Natuurlijk heb je dan een permanente instroom richting Aalst, maar ook in Liedekerke, Denderleeuw en zelfs Ninove merken ze de gevolgen ervan. Kunnen we die instroom aan? Voorlopig wel, maar we mogen er vooral niet te licht overgaan.

Aalsterse moslims waren boos omdat u hen voor het Offerfeest extra liet betalen voor hun slachtafval. Zij vonden dat u hen discrimineerde, want kerstbomen – groenafval dus – worden wel gratis opgehaald.

VAN OVERMEIRE: Ze viseren de verkeerde. Ik heb de bevoegdheid voor het slachten naar aanleiding van het Offerfeest gewoon overgeheveld naar de dienst landbouw. Die is bevoegd, en ik weet niet waarom slachten om religieuze redenen aan andere regels onderworpen zou zijn dan slachten om economische redenen. Er is maar één zaak waarover ik in de loop der jaren radicaler ben gaan denken, en dat is godsdienst. Ik ben echt niet overtuigd dat er een opperwezen bestaat dat ons zegt hoe we onze samenleving moeten organiseren en hoe we met elkaar moeten omgaan. In het algemeen wens ik dus geen rekening meer te houden met religieus geïnspireerde wetten en voorschriften. Neem het onverdoofd religieus slachten. Ik ben daartegen, en dat heeft níéts te maken met mijn verleden bij het VB. Het gaat erom dat religie of traditie vandaag geen valabele argumenten meer zijn. Ook niet als het om zogenaamde oeroude Vlaamse tradities gaat. In Ieper gooien ze geen levende katten meer van de belforttoren. Er zijn geen wilde dieren meer in onze circussen. We hebben geleerd om met respect om te gaan met alle levende wezens, en ook met elkaar.

Ooit was u wel een kopstuk van het Vlaams Blok/Belang. De partij die de strijd tegen allochtonen en zelfs de vreemdelingenhaat hoog op de politieke agenda zette.

VAN OVERMEIRE. Het alfa en omega van mijn politieke optreden blijft Vlaamse onafhankelijkheid. Dat is ook de reden waarom ik bij de N-VA aansloot: artikel één van de partij is het streven naar een onafhankelijke republiek Vlaanderen. Als schepen van Erfgoed ben ik gehecht aan het beeld van Dirk Martens op de Grote Markt. Martens was de drukker van Utopia van Thomas Morus. Waar is het utopia van de Vlaamse Beweging, vraag ik me soms af. Het Vlaams-nationalisme mag zich toch niet beperken tot omzendbrieven in de Rand, discussies over transfers of bevoegdheidsconflicten over buitenlandse handel? We hebben ook een utopia nodig, een droom van een beter en een mooier Vlaanderen.

Ik kom niet uit een Vlaamsgezinde familie, maar toch ben ik al vanaf mijn zestiende actief in de Vlaamse Beweging. Het begon met het lezen van één pamflet: dat van de Vlaamse Scholieren Actie Groepen (VSAG), de voorloper van NJSV. Bijna onmiddellijk maakte ik kennis met de jonge Bruggeling die nationaal NJSV-verantwoordelijke was, een zekere Filip Dewinter. Ik werd zijn compagnon de route.

Zo kwam u aan de universiteit terecht bij de Nationalistische Studentenvereniging (NSV). Die lichting NSV’ers, met Filip Dewinter (1962), Jürgen Ceder (1963), Jan Penris (1964), wijlen Joris Van Hauthem (1963) en u, heeft later het VB mee groot gemaakt.

VAN OVERMEIRE: Er zat een zeker kwajongensgehalte in ons optreden.

Het ging er zeer potig toe. De ‘kwajongens’ van het NSV deelden rake klappen uit.

VAN OVERMEIRE: We incasseerden ook. Aan de VUB werden onze mensen van de campus geslagen. Studenten van vandaag kunnen zich amper voorstellen hoe hard het er toen toeging tussen de verschillende politieke groeperingen aan de Vlaamse universiteiten. Elk jaar organiseerde het NSV in Leuven een grote betoging, en dan mobiliseerde links de tegenbetoging. Dat was voor iedereen een hoogdag, met haast rituele vechtpartijen tussen die twee groepen.

Telkens als we vergaderden, stonden beneden de vakbonden en de linkse partijen te roepen dat wij geen democraten waren. Wat is er mooier voor een groep jonge kerels dan te zien dat het hele systeem opgekoterd raakt door je politieke actie? Die felle tegenstand zorgde bij ons voor een arm-in-arm-gevoel. Wij waren allemaal buddy’s. Meer nog dan de ideologie was dat sentiment het cement dat het VB samenhield en sterk maakte. En ook de studentikoze geest van het NSV hebben we meegenomen naar het VB.

Voor mij zijn dat jeugdherinneringen, maar Filip Dewinter is ook in zijn ideeën en aanpak amper geëvolueerd. Net als toen heeft hij nog altijd de kick van de confrontatie nodig. Om de zoveel tijd zet hij zichzelf een shot: ‘Dewinter tegen de rest van de wereld’. Je ziet hem dan echt genieten.

De asielcrisis kan voor hem een godsgeschenk zijn. Hij heeft vermoedelijk weer een publiek als hij de publieke opinie schoffeert.

VAN OVERMEIRE: Daar is het hem uiteindelijk om te doen: het systeem choqueren. Emmerder le regime was bij het NSV al onze vaste uitdrukking. De mosterd van onze ideologie en onze strategie haalden we bij het Franse nouvelle droite. Politieke agitatie op z’n Frans: van dat product is Filip Dewinter de handelsvertegenwoordiger in Vlaanderen. Maar je kunt toch niet tot je zeventigste een kwajongen blijven? Met de jaren begon ik me steeds vaker af te vragen: wat brengt onze politieke actie op een nuttige en efficiënte manier bij aan de Vlaamse samenleving? Andere VB’ers stellen zich die vraag niet. Daardoor zijn onze wegen uit elkaar gegaan.

En door opportunisme, zegt Filip Dewinter.

VAN OVERMEIRE: Opportunisme? Dat verwijt slaat echt nergens op. Ik was lid van het VB-partijbestuur en ik was lijsttrekker. Zolang het Vlaams Belang één zetel zou halen in Oost-Vlaanderen zou het de mijne zijn. Ik ben dus zeker niet ‘uit opportunisme’ uitgeweken naar een andere partij, waar men mij dan later een vijfde plaats aanbood. Mijn overstap is een proces van tien jaar geweest. Ik geloofde niet meer in het concept van een zweeppartij die met haar kabaal de andere partijen in haar richting dwingt. Ik kwam tot de conclusie dat ze helemaal tot niets dwong. Daarom is het Vlaams Belang volkomen irrelevant geworden. Dat is mij trouwens sterk opgevallen bij de N-VA: onze partijtop houdt echt geen rekening met wat het VB zegt of doet.

Intussen staat het VB in de peilingen opnieuw op 11 procent. Geen enkele andere partij stijgt zo sterk.

VAN OVERMEIRE: Het is toch volkomen logisch dat het VB gestegen is? De media berichten al maanden over niets anders dan de vluchtelingencrisis en migranten. Maar in vergelijking met hun geestgenoten in Frankrijk en Nederland behaalt het VB nog altijd maar een schamel resultaat. Ik ben niet onder de indruk.

Ooit was u toch een VB’er van de ultraharde lijn? Tijdens de bloedige oorlog in Kroatië schreef u à la Milosovic: ‘De nieuwe staten op de Balkan moeten etnisch zo homogeen mogelijk worden.’

VAN OVERMEIRE: (diepe zucht) Ik ben nu dertig jaar actief. Ik krijg die ene zin nooit rechtgezet. Ik heb ze geschreven, maar in de context van een langer artikel waarin ik de stelling ontwikkel dat het nutteloos was om op de Balkan vast te houden aan de oude, Joegoslavische administratieve grenzen. Ik pleitte toen al voor een oplossing waarbij men een referendum zou organiseren waarbij de Kroaten van Bosnië de kans kregen om te kunnen kiezen om bij Kroatië aan te sluiten, en de Serviërs bij Servië. Dat zou veel ellende verhinderd hebben. Maar als je die ene zin uit dat hele betoog knipt, lijkt het erop alsof ik toen aandrong op etnische zuiveringen. Quod non. Maar die ene passage zal mij mijn leven lang achtervolgen.

Het cordon sanitaire zorgde ervoor dat VB’ers als u nooit iets concreets konden realiseren in het parlement. Dreef dat isolement u naar de N-VA?

VAN OVERMEIRE: Niet echt. Maar op de duur frustreerde het cordon sanitaire mij wel. Werkelijk élk voorstel dat wij indienden, werd weggestemd. Het is me overkomen dat ik bij de bespreking van een wetsontwerp in een commissie een taalfout signaleerde, en toch stemden de andere partijen tégen mijn taalcorrectie. (lachje) Maar ook daarmee leer je leven. Ook de onredelijkheid van het cordon versterkte vooral de interne cohesie bij het VB.

Hoe bent u verwelkomd bij het N-VA? Heeft men u grondig ondervraagd om na te gaan of u echt gebroken hebt met uw verleden, of wat u bijvoorbeeld vindt van het zeventigpuntenplan?

VAN OVERMEIRE: Vraagt u of ik in een kelder van het N-VA-hoofdkwartier 24 uur aan een stuk ben ondervraagd, met een felle bureaulamp op mijn gezicht gericht? Dat was echt niet het geval. Toen ik in 2011 toetrad tot de N-VA was ik al twintig jaar lang parlementslid en zat ik bijna een kwarteeuw in de gemeenteraad van Aalst. Men kende mij. En de N-VA was toen een partij die in ijltempo werd uitgebouwd, men kon mijn expertise blijkbaar goed gebruiken. (denkt even na) Er zijn eigenlijk heel weinig gesprekken geweest. Weet u, geen enkele N-VA’er heeft mij bij mijn overstap vragen gesteld zoals u nu doet in dit interview. Ook niet over het zeventigpuntenprogramma.

Meent u dat echt?

VAN OVERMEIRE: Echt. Men wist toch welke lijn ik aanhield? Vandaag is het zogezegd ‘algemeen bekend’ dat ik de coauteur ben van het zeventigpuntenplan. Maar u weet toch hoe ik dat etiket gekregen heb? Tot de dag dat ik naar de N-VA overstapte, heeft men mij nooit persoonlijk geassocieerd met het zeventigpuntenplan. Maar de dag dat ik tot de N-VA toetrad, liep Filip Dewinter naar de pers: ‘Ziehier, de brochure van het zeventigpuntenprogramma: Karim Van Overmeire is er de coauteur van.’ Samen met zijn naam stond die van mij op de kaft.

Leer Filip Dewinter niet hoe hij een oorlog moet voeren.

VAN OVERMEIRE: Als provocateur is Dewinter onklopbaar. Ik was nog niet één dag bij de N-VA en hij had mij en mijn partij al een pad in de korf gezet. In werkelijkheid was ik gewoon lid van de werkgroep die de scherpste kantjes moest afvijlen van een eerste versie van het zeventigpuntenprogramma. Maar omdat ik de pen vasthield, staat ook mijn naam op de kaft. Mijn lidmaatschap van het VB is mijn kaïnsteken: ik raak er van mijn leven niet meer van af.

U lijkt het heel onterecht te vinden.

VAN OVERMEIRE: Omdat ik als mens en als politicus niet meer dezelfde ben als vroeger. Kijk, daar staat het beeld van priester Adolf Daens. Het opschrift eronder luidt: ‘Slaaf noch bedelaar mag de arbeider zijn. Hij moet een vrij en welvarend man wezen.’ Prachtig toch? Wat is dat anders dan een variant op de oude Vlaamse volksverheffing? De drive van het daensisme gaat me recht naar het hart. Het zal je als kind verdorie maar overkomen, dat je wieg in het ‘verkeerde’ gezin staat. Als het links is om te zorgen dat zo’n kind ook alle kansen moeten krijgen, dan ben ik maar links. Maar men moet die kansen vervolgens wel grijpen, natuurlijk.

Kinderen van vluchtelingen hebben ook de pech dat hun wieg in een fout huis of land stond.

VAN OVERMEIRE: In Aalst ontvangen we de asielzoekers die ons toegewezen zijn. Het moeten er niet meer zijn, maar we voeren een duidelijk beleid. We doen niet meer dan ons deel, maar we verlangen van de autochtonen wel dat we ‘onze’ asielzoekers behoorlijk ontvangen. En dat gebeurt ook.

U kunt in Aalst nog altijd zeggen: ‘Wir schaffen das.’

VAN OVERMEIRE: In dit tempo kunnen we het nog schaffen, maar er moeten er niet te veel meer bijkomen of het zal niet meer lukken. In Aalst lukt het nog nét, in Brussel lukt het niet meer. En dan heb ik het niet eens over Duinkerke. Hoe bestaat het dat een rechtsstaat zulke kampen laat bestaan, en toeziet hoe criminele bendes daar de controle overnemen? Dat is toch een schande?

Een ex-VB’er die de Franse overheid oproept tot een correcter optreden tegen asielzoekers?

VAN OVERMEIRE: Correctie: om de rechtsstaat te handhaven. Als de bewoners van de kampen van Duinkerke en Calais echte vluchtelingen zijn, dan kunnen ze in Frankrijk asiel aanvragen. De rest is illegaliteit en criminaliteit.

DOOR WALTER PAULI, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

‘Ik wil geen rekening meer houden met religieus geïnspireerde voorschriften. Religie en tradities zijn geen valabele argumenten meer. Ook de Vlaamse niet.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content