Hij wordt in augustus 65, maar zijn jongenshoofd heeft hij niet moeten afstaan. En zijn grote mond gelukkig ook niet. ‘In Nederland vinden ze dat ik een oude chagrijn geworden ben. Terwijl mijn leven aaneenhangt van de goede bedoelingen. Maar misschien heb ik te weinig gefaald. Dan kun je ook niet op mededogen rekenen. Trouwens, over mededogen gesproken: hoe gaat het eigenlijk met jullie land?’ Kijk, dat is nog steeds Freek, hoop in bange dagen.

Hand in hand met zijn eeuwige verloofde Hella wandelt hij het Beeld- en Geluidmuseum in Hilversum binnen. Hij met knalgele sneakers aan de voeten, zij even stralend. Lichtjaren zijn ze al samen, de De Jonges. Maar ze lijken nog altijd fools in love. Volgende week opent hier een grote overzichtstentoonstelling over veertig jaar Freek.

Het waren erg Nederlandse jongens die die 20e juni 1969 het podium van de Haarlemse Stadsschouwburg opstormden: Bram Vermeulen en een Nederlandse domineezoon. ‘Neerlands Hoop in Bange Dagen’ noemden ze zichzelf. Twee angry young men die vanaf het podium de wereld wilden verslaan. Na elke grap riepen: ‘Sla die klamme flappen maar weer tegen elkaar.’

Persoonlijkheid hebben en de rust verstoren: dat doe je niet ongestraft. Tien jaar later was er geen Neerlands Hoop meer. Maar Freek kwam terug – Freek komt altijd terug. Alleen, deze keer. Maar weer zorgde hij voor geweldig veel trammelant, voor revolutie. Hij was de komiek, de clown, de nar. En een grote mond, dat altijd.

Vandaag, in zijn latere jaren, treedt hij vooral op in kleine zalen. Genoeg Carré gevuld voor de rest van zijn leven. Maar amok maken in talkshows, dat heeft hij godzijdank nog niet verleerd. ‘Dat is nu de vierde keer dat ik hier zit’, zei hij onlangs tegen Pauw en Witteman, ‘en elke keer heb ik ruzie met jullie gasten.’

‘Freek is elitair geworden’, zeggen ze dan. ‘Freek is rechts geworden.’ ‘Freek is een oude blaaskaak.’ Zelf zong hij, niet zo lang geleden: ‘Er schuilt een oude man in mij die voor zijn teevee gezeten. Naar de chaos in de wereld kijkt. En daarvan heimelijk geniet. Die meewarig lacht. Om het gestumper van wat idealisten. Die van het kastje naar de muur gaan. Met een kluitje in het riet. Waar is de jongeman in mij? Die overal in meeging. En in blind vertrouwen. De wereld op zijn schouders nam.’

Freek komt altijd terug. De man die voor me zit, straalt zoals alleen een angry young man dat kan. ‘Ik? Somber?’

Een overzichtstentoonstelling zowaar. U die altijd zei: ‘Teruggrijpen naar je eigen verleden, dat is teruggrijpen naar je eigen mythe.’

FREEK DE JONGE: Ik weet het, ik ben geen held in al dat achteromkijken. Maar het fijne aan deze tentoonstelling is dat ik en Hella onze eigen keuzes hebben kunnen maken.

En de mindere kanten hebben kunnen verbergen?

DE JONGE: Dat ook. Hoewel. Ik vraag me af: wat mag er van mij nu niet getoond worden? Wat valt er op mij aan te merken? Ik zou niet weten wat ik verkeerd gedaan heb. Mijn leven hangt aaneen van de goede bedoelingen. (lacht) Ik heb één hit gehad. En voor de rest: veel geslagen en weinig geraakt.

HELLA DE JONGE: Veel geslagen en veel geraakt, Freek. Je bent altijd heel expliciet geweest. De mensen kunnen daar niet tegen. Ze ervaren dat als bedreigend.

DE JONGE: In Nederland is tot mijn grote verbazing het beeld ontstaan dat ik een oude chagrijn zou zijn geworden. Maar het grappige is: dat wordt dan altijd gezegd door mensen die geen idee hebben van wie ik ben en wat ik allemaal gedaan heb.

Misschien is dat het probleem. U hebt te veel gedaan: de mensen kunnen dat allemaal niet meer vatten.

DE JONGE: Dat is waar. Toon Hermans heeft in heel zijn leven 15 uur theater gemaakt. Ik zit nu al aan 45 uur theater. Ik heb misschien ook te weinig gefaald. Dan kun je op minder mededogen of medeleven rekenen. Trouwens, over mededogen gesproken: hoe gaat het eigenlijk met jullie land?

Het loopt zoals het loopt. Rechts boven. En Filip Dewinter is folklore geworden.

DE JONGE:(lacht) Ik vrees dat jullie politici vroeg of laat allemaal gedoemd zijn om folklore te worden. België is ook onbestuurbaar geworden omdat het op een of andere manier niet meer uit te leggen valt.

U hebt toch een poging gedaan. In 2005 toerde u door Vlaanderen met de voorstelling ‘Cordon Sanitaire’ – u vond het cordon maar niets. Intussen blijkt dat het wel gewerkt heeft.

DE JONGE: Is het verlies van het Vlaams Belang niet eerder te wijten aan de versplintering van rechts? Ik blijf erbij: als het VB tien jaar eerder regeringsverantwoordelijkheid gekregen had, was het al veel vroeger uit elkaar gespat. Je kunt in Europa geen kant op met hun ideeën.

U begon die voorstelling met de kreet: ‘God, wat zijn mijn buren klootzakken!’

DE JONGE: Ik dacht dat dat duidelijk was. Niet dus. Het angstaanjagende was dat ze in VB-kringen direct riepen: Freek heeft gelijk. Waarmee nog maar eens bewezen is dat mensen alleen horen wat ze willen horen. Dewinter heeft mij in die periode ook gebeld. Hij wou met mij in debat treden. Dat heb ik geweigerd. Niet alleen omdat ik aanvoelde dat ’t hem alleen om de publiciteit te doen was, maar vooral omdat ik die discussie niet kon winnen. Wat had ik moeten zeggen? ‘Uw praatjes leiden tot geweld, mijnheer Dewinter.’ Dat is al een miljard keer gezegd. Politici van de kleine rancune – Dewinter, Dedecker… – komen altijd weg met dat soort opmerkingen. Blijkbaar willen mensen nog eens hetzelfde zien. In Nederland is het niet anders. Fortuyn is mislukt en nu is er Geert Wilders. Binnen twee jaar is het weer gedaan met die man. Maar ik vraag me dan af: waarom moesten we die twee jaar toch weer verspillen?

De vraag stellen is ze beantwoorden.

DE JONGE: De media treft hier schuld, vind ik. De mens is gedoemd om te lijden. Dat is niet per definitie slecht, want het dwingt ons ertoe om existentiële vragen te stellen. Vroeger leerden mensen door godsdienst of filosofie wat de rol was van het lijden in het leven. Vandaag zijn mensen niet meer bereid om het lijden te aanvaarden. Om maar iets te zeggen: zelfs reizen zijn van a tot z georganiseerd. Het lijden moet zoveel mogelijk geelimineerd worden. Wat natuurlijk onzin is: het zit ingebakken in de mens. De media voeden het waanbeeld dat het slecht zou gaan en dat de politiek dan maar alles moet oplossen. Dat leidt tot ontgoocheling en rancune, want de politiek kan natuurlijk niet voor het menselijk geluk zorgen. Politiek hoort traag en saai te zijn. Maar dat hoor ik niemand nog zeggen op televisie.

Een tijd geleden was er een ‘Freek-naar-rechts’-controverse. Uw voormalige linkse vrienden zitten met de handen in het haar.

DE JONGE: Ik heb vroeger nooit geloofd dat links alleen maar het ‘goede’ vertegenwoordigde. En rechts ‘het slechte’. Net zomin ik nu het omgekeerde geloof. Maar volgens mij hebben de linkse partijen één grote fout gemaakt: ze hadden nooit het idee mogen laten varen om de massa te verheffen. En hun thema’s zomaar aan de andere kant geven. Neem dat hele veiligheidsthema. Ik heb me vreselijk opgewonden over die Mexicaanse griep. Waarover ging dat nou? Honderd doden op zes miljard. Er sterven elke dag zoveel kinderen in Afrika! Maar dat gaat natuurlijk over de wereld die groot en ongrijpbaar is. Terwijl die griep gaat over mensen hun persoonlijke veiligheid.

Leert u er iets uit?

DE JONGE: Ik dacht vroeger dat de inhoud veel belangrijker was dan de vorm. Hoe ouder ik word, hoe meer ik tot de conclusie kom dat de vorm veel belangrijker is. De wereld is collectief uit vorm. Dat geldt zeker voor de socialisten. Ze weten niet meer in welke vorm ze het moeten gieten, want de inhoud is wel duidelijk. De kankeraars, dat is een simpele vorm: daar voelt iedereen zich blijkbaar goed bij.

Hebt u ooit de illusie gehad dat u iets kon veranderen?

DE JONGE: Ja. In 1978 probeerden ik en Bram te voorkomen dat het Nederlands elftal mee zou doen aan het WK voetbal in Argentinië. Maar al snel liepen we met ons hoofd tegen de muur. Toen heb ik begrepen dat het veel belangrijker was om goede programma’s te maken dan om politieke statements te doen.

Omdat het toch geen zin had?

DE JONGE: (knikt) Het zou de status-quo alleen maar aantasten. Er wordt vandaag heel wild gedaan over Obama. Maar later zal blijken dat er niet zo heel veel verschil was tussen al die Amerikaanse presidenten. Ze beginnen altijd fel. Maar naarmate de verkiezingen eraan komen, gebeurt er alsmaar minder. Ik weet zeker dat veel mensen nog verbaasd zullen zijn over Obama: ‘Wat doet hij nou?’

Er schuilt een oude man in u die meewarig naar de wereld kijkt.

DE JONGE: Mijn engagement is nog altijd even groot: wat fout is, moet aangeklaagd worden. Maar na verloop van tijd ben ik het conservatisme meer gaan appreciëren. Dat is puur een leeftijdskwestie. Als je jong bent, heb je niet zo veel bezwaar tegen grote veranderingen omdat je niet weet wat ze inhouden. Als je ouder bent, besef je dat het leuk zou zijn om goede dingen te behouden. De hufterigheid en onbezonnenheid zijn de laatste jaren verbazend snel toegenomen. In een zapcultuur duiken er overal mensen op: je weet niet of je met een grote visionair te maken hebt, of gewoon met iemand die maar wat uit zijn nek lult. Iedereen heeft wat te zeggen.

Bent u dan, tegen de tijd in, niet voorzichtiger geworden?

DE JONGE: Nee. Maar ik zal nooit zomaar wat zeggen. Omdat ik vind dat vrijheid te maken heeft met verantwoordelijkheid. Mensen als Dewinter en Wilders beroepen zich op een ongebreidelde vrijheid van meningsuiting. Maar wat ze zeggen, is onverantwoordelijk. Die vrijheid maakt mensen ook stuurloos en verklaart deels waarom er zoveel ongenoegen is. Ik merk dat zelfs in mijn omgeving. Het beeld dat mensen hebben over hoe het leven van een bekende Nederlander eruitziet! Terwijl het leven van een bekende mens net zo beperkt is als dat van eender wie.

Wanneer wist u dat u op een podium wou staan?

DE JONGE: Ik voelde al op mijn tiende dat ik een soort uitstraling had, dat ik iets teweegbracht bij mensen. Ik speelde altijd de schlemiel, de underdog. Tot Bram me zei: ‘Je kunt niet heel je leven de underdog blijven spelen, je zult je ook op een andere manier moeten manifesteren.’ Ik werd de overdog, hij die het allemaal wist. In tegenstelling tot Toon Hermans, die ‘het altijd niet wist, die zomaar wat deed’.

Terwijl dat natuurlijk ook een pose was.

DE JONGE: Niemand die zo goed wist wat hij deed als Toon.

U speelt op 20 juni in Haarlem Het Eerste Uur, een eenmalig herdenkingsconcert over Neerlands Hoop. Het lijkt wel alsof u dat hoofdstuk moest afsluiten.

DE JONGE: Dat is ook zo. Ik besef wel dat dat concert geen objectief verhaal zal worden. Al was het maar omdat Bram dood is. Automatisch zal ik alles wat ik gedaan heb goedpraten. Terwijl dat natuurlijk niet zo is. Het was ook wel wat. Twee mannen die jaren met elkaar op het podium stonden, maar er maar niet in slaagden om vrienden te worden.

Op het einde van Neerlands Hoop zei u over Bram: ‘Er zijn twee mogelijkheden: ofwel schieten we nu een kogel door elkaars hoofd ofwel gaan we samen naar bed.’

DE JONGE: Die eerste zes, zeven jaar leefden we in een roes. Vooral in Vlaanderen werden we onthaald als echte helden. Het was heel heftig allemaal. We hadden ook echt een topsportmentaliteit: we moesten de wereld verslaan. Toen we doorhadden dat ons metier geen competitie was, begonnen we dan maar elkaar te bekampen.

Mist u Bram?

DE JONGE: Nee.

Dat is eerlijk, maar ook wel hard.

DE JONGE: Ik denk dat de tijd intussen rijp zou zijn om weer met elkaar te praten. Al ben ik er zeker van dat we na twee seconden zouden denken: daarom zijn we destijds dus uit elkaar gegaan.

Toch vreemd. U hebt tien jaar lang alle podia en kleedkamers met elkaar gedeeld.

DE JONGE: Het komt wel meer voor. Bij Lennon en McCartney was dat toch ook zo? Misschien is het zelfs normaal: je werkt heel intens met iemand samen. Zo intens dat het op een bepaald moment moet ontploffen. Ik heb wel veel geleerd van Neerlands Hoop. Ons eerste programma: dat was alleen maar flauwekul. Maar al snel begonnen we ons af te vragen: wat willen we met die flauwekul nu eigenlijk zeggen?

Ik heb de indruk dat u steeds minder lacht in uw voorstellingen.

DE JONGE: Nee, integendeel zelfs. Ik voel nog altijd een geweldige behoefte om mensen aan het lachen te brengen. Alleen ben ik daar in het verleden misschien wat slordig in geweest. Wat ik echt wilde zeggen, werd op den duur weggelachen. Als je je door het publiek laat leiden, wordt alles hilarisch. Ik wil baas blijven over mijn eigen voorstelling.

Op het einde van uw laatste voorstelling De Laatste Lach zegt u: ‘Vertel het vooral niet verder als u het goed vond.’

DE JONGE: In al die jaren heb ik aan den lijve ondervonden wat het betekent om voor een fout publiek te staan. Vroeger wilde ik iedereen bereiken, maar dat heb ik opgegeven. Zeker mijn laatste voorstellingen zijn niet gebaat bij een helahola-publiek. Dan zeg ik dat ook duidelijk: wie geen moeite wil doen, komt beter niet.

‘Freek is arrogant geworden’ staat er dan op alle internetfora.

DE JONGE: (ironisch) Als 100.000 mensen iets zeggen, dan hebben ze het gelijk aan hun kant. Het merkwaardige is: de mensen die dat schrijven, komen nooit naar mijn voorstellingen. Maar ze zijn dus wel boos als ik zeg ‘kom maar niet’. De rancune van de massa tegenover de elite wordt alsmaar groter. In Nederland is een boekje verschenen over iemand die duizenden haatmails gekregen had. Ze hebben een paar van die haatmailschrijvers opgebeld: bleek dat dat allemaal brave huisvrouwen waren. Vroeger gingen die te biecht bij de pastoor. Nu zitten ze elkaar op te jennen op het internet. Op dat soort momenten verlang ik weer naar zo’n ouderwetse redactie die zegt: ‘Dit komt er niet in.’

Over een redactie gesproken: er is opvallend veel aandacht op de tentoonstelling voor uw mediaverschijningen.

DE JONGE: Ik zie dat ook als een soort van optredens. Maar daarover voel ik toch wat schaamte. Vooral omdat sommige mediaoptredens nogal ongefundeerd waren. Ik riep maar wat. De media zijn in al die jaren ongelofelijk veranderd. Ik heb mij vroeger vaak geërgerd aan die pedante linkse journalisten. Die het moeilijk hadden om alleen maar het medium te zijn. Vandaag zijn we in het andere uiterste beland. De journalist bedient niet meer zichzelf, maar zijn lezerspubliek. Ik weet niet of dat zo’n goede ontwikkeling is. Vooral omdat het zo’n kruiperige journalistiek geworden is: tegenover de politiek, de industrie. Overal zitten ook woordvoerders die het nieuws filteren.

Onlangs ging u in Pauw en Witteman zwaar in de clinch met Peter R. De Vries, de zelfverklaarde sterreporter die moorden oplost.

DE JONGE: Zo’n Peter R. De Vries is een product van zijn tijd. Vroeger was het ondenkbaar dat zo’n man op televisie zou komen. De linkse pers had hem neergesabeld. Vandaag is hij in sommige kringen een held geworden. Als je daar dan doorprikt, zijn ze kwaad.

Terug naar de ware helden. In het lied ‘Mijn Held’ vraagt u zich af: ‘Is het dapperder om voortijdig af te haken/ of dapperder om de ontluistering te doorstaan?’ Wel?

DE JONGE: Nou, het lijkt me toch wel overduidelijk dat ik voor de ontluistering gekozen heb. (lacht) Maar zolang de verwondering blijft… In het boekje van de tentoonstelling heb ik geschreven: ‘Angry ben je heel je leven. Aan het young man-zijn zitten begrenzingen.’ En dat is zo. Een angry young man: dat is om te lachen. Een angry old man: dat is een oude chagrijn (lacht).

Freek vertelt over zijn laatste voorstelling: De Laatste Lach. Over een oude Nederlander die een Marokkaan aangereden heeft. Hij gaat hem bezoeken in het ziekenhuis. En begint daar naast het ziekenhuisbed, tegenover de Marokkaan-in-coma, een voorstelling te spelen. Tachtig jaar, maar zelfs in doodsnood kan hij het spelen niet laten.

Ik vraag Freek of hij ooit zal kunnen stoppen.

‘Ja’, antwoordt hij.

Hella kijkt hem verbaasd aan en zegt: ‘Jij? Nooit.’

P.S. Een paar dagen later, nadat Freek dit interview gelezen heeft, belt hij op: ‘Ik heb nog een quizvraag voor de lezer: Hoe vaak spreekt Freek zichzelf tegen in dit interview? Voor de winnaar stel ik een cd beschikbaar.’

‘Kijk! Dat is Freek!’, overzichtstentoonstelling in Hilversum vanaf 25 juni. Vanaf maart tot mei 2010 komt Freek naar Vlaanderen met het programma ‘De hel van het Noorden’. Info en data binnenkort op: www.freekdejonge.nl

DOOR STIJN TORMANS/ FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content