Stella Bergsma sprak met Herman Brusselmans: ‘Ik heb eigenlijk nooit veel verwacht van het leven’

© GUY KOKKEN
Stella Bergsma

‘Herman Brusselmans, schrijf nooit meer een boek’, waarschuwde zij de voorbije zomer in Knack. ‘Stella Bergsma is een dikke schrijfster die niet kan schrijven’, riposteerde hij in Nieuwe Revu. Vlak voor zijn 60e verjaardag en de publicatie van zijn 75e boek bezocht columniste Stella Bergsma Herman Brusselmans in Gent. En streken ze de plooien glad.

Ik heb sigaretten voor hem meegenomen. Twee pakjes Marlboro Light. Dat kan hij toch waarderen, lijkt me. Dan moet hij weten dat ik in vrede kom, met niets dan welwillendheid en interesse. Voor de gelegenheid heb ik zelfs voor mezelf een pakje gekocht. Ik ben al tijden gestopt. Samen uit, samen kanker. Gezellig rookpluimen uittuffen en over boeken praten, was mijn plan. En over de dood. Maar daar spreken we pas na een tijdje over. Niet dat hij dat onderwerp uit de weg gaat, maar hij lijkt er ook niet heel veel zin in te hebben.

Dat is natuurlijk ook niet zo gek, met een veertig jaar jongere, levensprachtige vriendin aan je zijde. Lena. Ze komt niet veel later binnenhuppelen. Tupac-shirt, fladderrokje en glitterpanty met gat erin. Een manic pixie dream girl, zoals collega Ronald Giphart ze graag beschrijft. Maar dan een echte, een leuke, van vlees en bloei. Ze gooit nog meer peukpakjes op tafel. Marlboro Gold extra lang is Hermans favoriet, zegt ze. Zat ik er niet heel ver naast.

De wat? O, de dood. Ja, als-ie nog wat dichterbij komt, denk ik dat ik daar wel over ga schrijven

Later, tijdens het interview, zal ze nog veel meer zeggen. Zich veelvuldig en zonder schroom met het gesprek bemoeien. Iets wat ik eigenlijk vooraf al hoopte. Want Herman is nu met haar. Alles wat hij schrijft gaat over haar, of het gebrek aan haar. Haar naam staat op vrijwel iedere bladzijde van Hij schreef te weinig boeken, zijn nieuwe boek. Dus het is logisch dat ze hier op de bank zit, lacht, door Hermans haar woelt en soms antwoord voor hem geeft.

Ik loop even zijn balkonnetje op – leuk uitzicht, goede treurwilgen. Ondertussen foetert Herman wat over de malle capriolen die tijdschriften moeten uithalen om nog op te vallen. Onzin allemaal. Schrijvers die elkaars boek recenseren. Schrijvers die elkaar interviewen. Zoals ik dus nu ga doen. Ik loop naar binnen. We steken beiden een peuk op en beginnen.

Waarom heb je zo weinig boeken geschreven, Herman?

Herman brusselmans: (lacht) Het volgende is ook al klaar.

Lena: En dat daarop ook al half!

Ik heb het laatste net gelezen en vond het erg goed. Maar het is bijna een soort dagboek. Is dat interessant voor mensen?

Herman: Ik weet het niet. Ik ben er nooit van uitgegaan dat een boek van mij belangrijk is, dat mensen het nodig hebben. Het was per ongeluk dat ik schrijver ben geworden. Ik wilde voetballer worden, of drummer bij U2, maar ik las mensen als Gerard Reve en Jan Cremer en dacht: ‘Dat ga ik ook eens proberen.’ Je hebt toch weleens dat je iets ziet op tv, een biljartpartij of zo, en dat het er gemakkelijk uitziet? Dat je denkt: ‘Dat kan ik ook weleens doen’? Meestal blijkt het helemaal niet makkelijk te zijn, maar dat dacht ik dus bij schrijven: gewoon proberen.

Ik stuurde mijn werk naar tien uitgeverijen en was er verder helemaal niet meer mee bezig. Pas na een jaar kreeg ik een kaartje van uitgeverij In de Knipscheer in Haarlem: ‘We doen het’,stond erop. Toen werd het mijn ambitie om professioneel te gaan schrijven. Ik dacht: ‘Dat is een leuker leven. Je hoeft niet met de trein naar je werk. Je kunt uitslapen. Je bent je eigen baas.’ Mijn toenmalige vrouw zei: ‘Kijk het een jaar aan, of het lukt.’ Het lukte. Ik vond het prettig. Maar ik wilde niet per se een heel belangrijk boek schrijven.

Niet, zoals Reve, het boek dat alle andere boeken overbodig maakt, op de Bijbel en het telefoonboek na?

Herman: Nee. Ik had wel de drang om veel te produceren. En te lezen. Ik las veel Engelse en Amerikaanse schrijvers. Allemaal vergeten boeken. Saul Bellow, bijvoorbeeld. De vanger in het graan van J.D. Salinger, natuurlijk. Mijn debuutroman Prachtige ogen was daar een soort eerbetoon aan. Ik las ook veel Nederlanders. Ik hield van het spel dat Reve met de lezer speelde. En Cremer! Die liet op zijn eerste boek zetten: ‘Al 100.000 exemplaren verkocht’. Of dan zag ik Remco Camperts Het leven is vurrukkulluk. Dat het woord zo geschreven werd als je het zei. Dan dacht ik: ‘Dus dat kan ook gewoon, dat mag ook. Dat wil ik.’ Ken je dat? Dat je iemand zo goed vindt dat je denkt: ‘Zo wil ik ook schrijven’?

Stella Bergsma sprak met Herman Brusselmans: 'Ik heb eigenlijk nooit veel verwacht van het leven'

Jazeker. Jou, bijvoorbeeld. Jij was na Reve mijn grote held. Je was grappig als hij, maar absurdistischer. Je schreef gewoon dingen die niet waar waren in een realistisch verhaal – geweldig vond ik dat. Ik dacht dan precies wat je net beschreef: ‘Hé, dat kan dus ook.’ Je plempte ook gewoon iemands gedachten op papier. Stream of consciousness shit. Heerlijk. Net als in je nieuwe boek: niet per se een verhaal maar gewoon wat er in iemand omgaat. Eigenlijk gewoon gelul.

Herman: Ja, dat is het. Het is gewoon gelul. Reve zei dan: ‘Er is niets tegen geoudehoer, zolang er maar Gods zegen op rust.’ Mijn boek had ook gewoon door kunnen gaan. Het had 8000 pagina’s kunnen zijn.

En dan was je Karl Ove Knausgård geweest!

Herman: Ja. Weet je, ik zou niet zeggen dat ik dit boek heb geschreven onder invloed van Knausgård, maar misschien onbewust toch wel. Zo van: ‘Ik wil een heel dik boek schrijven, waarin ik heel gedetailleerd opschrijf: “Ik eet een boterkaramel en een vlootje rijstepap.”‘ En dan kun je denken: ‘Wie heeft daar wat aan?’ Maar als ik naar Knausgård kijk – die is immens populair.

Is het ook niet leuk om juist iets heel anders te doen?

Lena: Ik wil hem een kookboek laten schrijven. Dat wil je toch ook, Herman?

Herman: Ja, ik wil nog wel graag een keer non-fictie schrijven. Ooit heb ik een boek geschreven onder een schuilnaam en naar tien uitgeverijen gestuurd. Alle tien hebben ze het geweigerd. Het leek te veel op mij.

De dood, moet je die niet eens uitdiepen?

Herman: De wat? O, de dood. Ja, als-ie nog wat dichterbij komt, denk ik dat ik daar wel over ga schrijven. Ik zou weleens een boek willen schrijven over iemand in doodsnood. Die niet per se ziek is, maar die wel zit af te tellen. Dat het ieder moment gebeurd kan zijn. Ik heb dat wel gehad met mensen van 85 of zo, dat ik dan dacht: ‘Waarom zijn jullie niet continu aan ’t panikeren?’

Het klinkt stom, maar ik verheug me nu al op dat boek.

Herman: Ja, ik heb nog heel veel plannen. Een van die plannen is om een dik boek over mijn jeugd te schrijven. En ik heb inderdaad ook een boek over oud zijn en ouder worden in gedachten.

Ik heb het gevoel dat je het een beetje afhoudt.

Herman: Ja, dat klopt wel. Omdat ik er nu toch nog niet te veel aan wil denken.

Lena: Dat is mijn schuld.

Herman: We worden er wel mee geconfronteerd. We zullen niet samen oud worden. Maar weet je, je moet ook een houding hebben ten opzichte van de dood om erover te kunnen schrijven. En die houding heb ik nog niet echt. Ik word nu zestig, maar ik voel me vaak nog twintig jaar oud.

Mijn moeder zei mij op haar ziekbed: “Ga nooit van je leven een vrouw slaan.” Omdat zij wel geslagen werd

Maar je schrijft in je nieuwe boek wel dat je het liefst langzaam wilt verdwijnen. Dat vind ik ook een soort doodgaan. En je schrijft ook: ‘Ik ben nog altijd veel van vroeger, maar niet alles.’ Dat klinkt wel een beetje als ‘minder’.

Herman: ‘Minder’ is misschien niet het goede woord, maar… Ja, wat dat betreft ben ik toch oud aan het worden. Vroeger had ik wel meer drive. Niet per se ambitie, maar wel drive. En dat moest dan ook samengaan met whisky en met uitgaan en rock-‘n-roll.

Lena: Maar werd je werk er beter van? Ik vind je nu beter.

Herman: Ja, ik ook.

Waarom ben je nu beter?

Herman: Je leert toch bij. Vroeger was ik meer zoekende. Nu heb ik mijn stem wel gevonden, en ik weet ook beter wat ik niet kan. Ik was vroeger onzekerder. Ik wilde me meer houden aan de wetten van de literatuur.

Lena: Je vertelde me een keer dat je expres met moeilijke woorden ging strooien om serieuzer over te komen.

Herman: Zulke dingen, ja. Dat heb ik allemaal niet meer.

Meer lak aan alles, dus?

Herman: Ja, absoluut.

Je zegt ook dat je je niet meer zo wilt opwinden, de dingen meer van je af wilt laten glijden. Loop je dan niet het risico om onverschillig te worden?

Herman: Nee, want het lukt nog altijd niet. Ik blijf me flink opwinden.

Lena: Je hebt gewoon niet zo veel zelfcontrole. Misschien lijkt het bijvoorbeeld alsof je veel schrijft omdat je controle hebt, maar je schrijft eerder omdat je die controle juist niet hebt.

En binnen je relatie? Probeer je je daarin in te houden en niet je controle te verliezen?

Lena: (lacht) Ja, maar dat gaat niet altijd goed. Het was vanmorgen ook weer raak.

Herman: En dan ben ik echt wel boos op mezelf. De mensen die het dichtst bij me staan, krijgen het toch het hardst te verduren. We hebben ook wel een discussie gehad over Hij schreef te weinig boeken. Ik noem het een liefdesroman, Lena niet.

Lena: Ik heb helemaal geen persoonlijkheid in het boek. Het gaat veel meer over hem.

De klassieke muze heeft toch nooit persoonlijkheid? Ik heb het altijd een kutbaan gevonden. Liever kunstenaar dan muze. Ik snap wel wat Lena zegt, Herman. Je boek gaat in die zin niet over haar, maar gewoon over jou.

Herman: Dat is waar, ja. Ja, ja… Het is iets van mij. Al mijn relaties zijn stukgelopen omdat ik te veel vroeg: ‘Waar ga je nu heen? Met wie dan? Wie is dat?’ Die achterdocht, die jaloezie, dat spreekt continu uit dit boek.

Stella Bergsma sprak met Herman Brusselmans: 'Ik heb eigenlijk nooit veel verwacht van het leven'
© Michiel Leen

Hij schreef te weinig boeken is in die zin een stuk serieuzer dan veel van je andere werk. Minder absurdistisch.

Herman: Dat klopt. Als je er een woord voor zou moeten kiezen, zou ik het ernstig noemen.

Ik ook. Zeker. Maar ik vind het nog niet ernstig genoeg. Het is net alsof je er niet helemaal voor gaat. Je zegt ook in het boek: ‘Wat ik eigenlijk ook niet weet is of ik vrolijk of bedroefd moet zijn. Ik kan soms niet kiezen tussen die twee. Meestal besluit ik: kies maar voor vrolijk, bedroefd kun je morgen nog altijd zijn.’

Herman: Dat maakt het brein ook zo interessant. Lena en ik spreken daar veel over. Kun je hier zitten en zeggen: ‘Nu zal ik eens vrolijk zijn’ of ‘Nu zal ik eens triest zijn’? Soms werkt het zo wel, ja. Maar andere keren word je zo overdonderd door de realiteit dat je het niet vrolijk op kunt pakken. Niet per se bij een overlijden, of de toestand in Noord-Korea, maar gewoon dingen tussen mensen onderling. Dat je bepaalde gevoelens krijgt. Ofwel triest, ofwel boos, ofwel pissig.

Zoals vanochtend, dus.

Herman: Vanochtend had ik gewoon last van mijn ochtendhumeur, wat ik vaak heb. Lena gaat dan even de deur uit, komt terug en alles is weer koek en ei. Daar ben ik haar heel dankbaar voor.

Lena heeft ook een sterk karakter, denk ik. Daar kun je niet zomaar alles op projecteren.

Herman: Dat klopt. Ze geeft me ook weerwoord. Tegengas. Laat niet over zich heen lopen. Ze is van alle vrouwen met wie ik een relatie heb gehad, na m’n ex-vrouw Tania, het meisje met de meest ingrijpende persoonlijkheid.

En dat is lastig?

Herman: Ja, soms vind ik het lastig. Maar vaak vind ik het ook fantastisch.

Weet je, Lena zegt ook: ‘Hij schreef te weinig boeken gaat heel veel over de ruzies, en de mensen gaan misschien denken…’ Maar hoeveel keer staat er niet: ‘Ik ben dolverliefd op haar’? En dat is net door haar persoonlijkheid. Ik had niet gedacht dat ik op mijn 58e nog zo iemand zou ontmoeten. Iemand die zo bijzonder is. Ze is echt heel bijzonder.

Lena: Misschien doe ik wel alsof.

Herman: Dat zou je nog bijzonderder maken.

Wat maakt haar zo bijzonder?

Herman: Ze is heel intelligent. Ze heeft een grote kennis. En dat is heel opvallend. Je komt toch veel mensen tegen die van alles niet weten. Jong en oud. Bij Lena is het maar een van de tien keer dat ze zegt: ‘Dat ken ik niet.’ Ik ben dan vaak verbaasd. ‘Hoe kan zo’n jong meisje zo veel weten?’ denk ik dan. Niet dat ík zo veel weet, hoor.

Ze is ook heel straight. Misschien is dat ook wel een beetje dat Amsterdamse. Ze houdt zich niet in. Voor mij was dat nieuw. Lena zegt soms ‘klootzak’ of ‘bitch’ of ‘lul’ tegen mij. Ze heeft ook weleens gezegd: ‘Ik haat je.’ Zeker in het begin schrok ik daarvan. En dan ga ik het heel zwaar opnemen, dat moet dan uitgepraat worden: ‘Waarom haat je mij? Hoe komt dat, en meen je dat?’

Je kunt niet continu zitten denken van ‘straks ga ik dood en mensen zullen verdriet hebben’

In het boek zegt Lena: ‘Ik wil dood’, vlak voordat jullie gaan slapen. Daarvan ben je vervolgens ook van slag.

Herman: Ja, toen ik dat opschreef was ik volledig de kluts kwijt. Maar dat is een jaar geleden. Nu weet ik inmiddels dat dat bij haar hoort. Dat ze dan een bui heeft en echt niet meteen zelfmoord gaat plegen.

Lena: Je hebt het zelf toch ook al je hele leven, dat je weleens dood wilt?

Herman: Ja, maar bij jou komt het soms zo uit de lucht vallen. Dat ik het helemaal niet verwacht.

Heeft het er misschien mee te maken dat vrouwen vandaag assertiever, uitgesprokener zijn?

Herman: Nee, nee. Ik denk niet dat Lena zo typisch van een nieuwe generatie vrouwen is. Zij is typisch zichzelf. En dat vind ik enorm aantrekkelijk.

Hebben jullie weleens gehoord van Kamagra in plaats van Vivanza? Dat schijn je zonder doktersvoorschrift te kunnen krijgen en zou heel goed werken.

Lena:(lacht luid) Nee, maar het is nauwelijks aan de orde. Herman probeert er misschien een lans voor te breken, maar het valt reuze mee. Hij heeft helemaal geen erectiestoornis. Je functioneert beter dan van die jonge gastjes die na twee minuten al klaarkomen. Dus eigenlijk is het verwaarloosbaar.

‘Daan en Oswald Heerma van Voss worden beschouwd als een wissel op de toekomst van de Nederlandstalige literatuur. Dat is zoiets als dat Manke Nelis wordt beschouwd als een wissel op de toekomst van de honderd meter’: dat vond ik een vrij hilarische quote uit je boek. Toch heb je voor de Van Vossjes meer je best gedaan dan voor mij. In je column in Nieuwe Revu heb je alleen maar geschreven dat ik dik en lelijk ben en niets kan.

Herman: O, gaan we het daarover hebben? Ik moet iedere week met zo’n column komen. Soms over mensen die ik helemaal niet ken. Ik zie het als een stijloefening. Ik kijk gewoon hoelang ik door kan gaan met beledigen. Tot de vijver helemaal leeg is gevist. Soms is het wel lastig. Mensen zeggen vaak: ‘Waarom stop je er niet mee?’ Maar ik ben dan ook weer zo’n koppige klootzak dat ik dan juist door wil gaan.

Net als met je boeken, zeker? Ik zei ook al dat je moest stoppen met schrijven. Eigenlijk is het logisch dat je dan denkt: ‘Nee, hufters, nu ga ik juist door.’

Herman: (lacht) Ja, precies, gewoon doorgaan. Maar de bottomline is altijd: ‘Ik ga aan dat bureau zitten en in de eerste plaats amuseer ik mezelf.’ Ik denk niet: ‘Dat boek moet geschreven worden, anders ontneem ik de wereld iets.’ Ik denk: ‘Ik ben lekker aan het schrijven. Ik wil amusement brengen.’ Er zijn nog meer schrijvers die dat zeggen. Dostojevski heeft het ook gezegd, volgens mij. Ik wil de mensen vermaken met mijn boeken. En met vermaken bedoel ik dat je niet denkt: ‘Eigenlijk zou ik nu de was wel willen doen’, als je het zit te lezen. Maar wel: ‘Ik ben me nu goed aan ’t amuseren’ – en dan is het zo een paar uur later. Verder reikt mijn ambitie niet.

Er zijn maar een paar dingen die het leven de moeite waard maken. De liefde, vriendschap, waar je mee bezig bent, en af en toe eens een tochtje met de motor, je drumstelletje, je hond en that’s it. Ik heb eigenlijk nooit veel verwacht van het leven. Moet ik in de watten worden gelegd door het leven? Nee, waarom? De bakker bakt zijn brood en ik schrijf mijn boek. 10.000 mensen vinden het leuk en 100.000 mensen denken: ‘Van die vieze, langharige klootzak lees ik nooit wat.’ Maar dat is abstract. Wie zijn die mensen? Misschien zit er nu in Kortrijk iemand mijn boek te lezen en het kut te vinden, of juist heel goed. En als je optreedt en iemand komt naar je toe en zegt: ‘Ik vind je boeken fantastisch’, dan is dat leuk, maar dan ga je daarna weer naar je eigen huis.

Wat is wel erg? Wat raakt je?

Herman: Erg heeft te maken met mensen, in je eigen omgeving. Dat iemand zich niet goed voelt, niet lekker in zijn vel zit. Het gaat niet om materiële dingen. Kijk, ik hou van motoren, van mijn drumstel, van een mooi huis…

Lena: … van extra lange Marlboro Golds…

Herman: … van extra lange Marlboro Golds. Maar dat is niet het leven.

Ze zeggen altijd dat de verliefdheid na twee jaar wegebt. Maar waarom zou ze niet eeuwig kunnen duren?

En een ziekbed en het feit dat je dood zult gaan, misschien wel aan longkanker?

Herman: Ja, natuurlijk is dat erg. We praten daar ook geregeld over. Kijk, je kunt zeggen: ‘Het is erg dat ik zestig ben en Lena zesentwintig is, en dat ik eerder dood zal gaan en zij dan nog jong is.’ Maar je kunt ook zeggen: ‘Het is fantastisch dat we hier nu op dit moment zo zitten. Verliefd en samen.’ Dat moet je dan maar meepakken. Je kunt niet continu zitten denken van ‘straks ga ik dood en mensen zullen verdriet hebben’.

Lena: Eigenlijk doe je dat nooit.

Herman: Ik wil, zolang ik leef, ervoor zorgen dat de mensen om me heen geen verdriet hebben. Daar slaag ik vaak niet in. En dat vind ik veel erger. Dat ik vaak misluk in iemand een leuk leven te bezorgen. En dan besef ik, en mijn zus zegt het ook, hoe ongelofelijk ik op mijn vader begin te lijken. Hij heeft veel kwaad aangericht bij de mensen het dichtst rond hem. Bij mijn moeder en zijn kinderen. En dus ook bij mij. Terwijl hij in wezen een goede man was. Maar hij was altijd gespannen, altijd gestrest. Bij hem had dat ook te maken met financiële problemen, maar ik heb het er wel van.

Was je vader agressief? Jij komt helemaal niet agressief over.

Herman: Ben ik ook niet. Mijn moeder – een fantastische vrouw, maar ziek, slechte nieren – heeft mij op haar ziekbed gezegd: ‘Je moet me één ding beloven: ga nooit van je leven een vrouw slaan.’ Omdat zij wel geslagen werd. En ik zou nog liever mezelf de kop afsnijden dan ooit fysiek te worden met om het even wie, maar: zeker niet met mijn partner. (stilte)

Nu, ik weet dat ik verbaal agressief kan zijn.

Wat zeg je dan? Scheld je ook?

Herman: Als Lena bijvoorbeeld in Brussel met iemand wat gaat drinken, zeg ik van die dingen als: ‘Je gaat zeker weer achter de mannen aan?’ Op het moment dat ik het zeg, vind ik mezelf al een klootzak.

Maar je kunt het niet helpen?

Herman: Ik ben bij een therapeut geweest. Ik vertelde dat ik kwam omdat ik soms agressief was ten opzichte van mijn partner, een meisje van vijfentwintig. Die therapeut zei: ‘Meteen stoppen met die relatie, dat werkt nooit.’ Daar ben ik dus niet meer naar teruggegaan.

Lena: Ik kan het ook wel hebben, hoor. En het gaat ook echt beter.

Herman: Lena geeft ook weerwerk, hè. Ze wijst me erop hoe inconsequent ik ben en hoe onverantwoord ik te werk ga. Ze is niet onzeker of angstig. Als je allebei onzeker bent, kun je elkaar aansteken, dan kan het je relatie kapotmaken. We zijn samen heel goed in staat om de relatie weer oké te maken als het niet goed gaat.

Lena: Ja. We zijn wel loyaal, ook. Het is in elk geval uitdagender dan steeds weer opnieuw te beginnen met een andere partner.

Herman: En wat heel belangrijk is: ik ben gewoon smoorverliefd. En dan kun je redeneren wat je wilt, maar daar komt het op neer. We zijn geen vrienden, we zijn minnaars, we zijn een koppel. Ze zeggen altijd dat de verliefdheid na twee jaar wegebt. Maar waarom zou ze niet eeuwig kunnen duren?

§

‘Ja, waarom ook niet’, denk ik als ik later op het perron sta te wachten. Het was fijn, bij Brusselmans. Drie uur gelul en gepaf. Ik steek nog een laatste op voor mijn trein komt.

Hij gaat stoppen op zijn verjaardag, vertelde hij. Waarom liep ik die man eigenlijk lastig te vallen met mijn vooropgezette ideeën over hoe een zestigjarige hoort te zijn? Contemplatief, schrijvend over de dood of op zijn lauweren rustend. Laat hem lekker. Laat hem verliefd zijn en iedere dag aan zijn bureau gaan zitten. Laat hem nog honderd boeken schrijven, nog duizend columns. Laat het allemaal eeuwig duren. Ik zie hem voor me. De blik in zijn ogen, toen hij over zijn moeder vertelde. Een oogopslag die het midden hield tussen droef en vrolijk.

Hoe zei hij het ook al weer in zijn boek? ‘Wat ik eigenlijk ook niet weet is of ik vrolijk of bedroefd moet zijn. Ik kan soms niet kiezen tussen die twee.’ Herman kiest maar voor vrolijk. Bedroefd kun je morgen altijd nog zijn.

Herman Brusselmans, Hij schreef te weinig boeken, Prometheus, 832 blz, 24,99 euro.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content