Veel gepensioneerden met alleen een wettelijk pensioen komen nauwelijks rond. Een aanvullend pensioen blijkt dat niet recht te zetten. ‘Terwijl 1 à 1,7 miljard euro volstaat om alle rustpensioenen boven de armoedegrens te tillen’, blijkt uit een nieuwe studie.

Daar zit je dan. Je hele leven heb je gewerkt, aan sparen kwam je niet toe, en als je eindelijk kunt stoppen met werken krijg je je eerste stortingsbewijs van je wettelijke pensioen in handen. Is het begot nét boven de armoedegrens. Die ligt voor een alleenstaande op 878 euro, voor koppels op 1317. Het overkomt vaak vrouwen die niet of slechts met tussenpozen gewerkt hebben, en ook veel zelfstandigen en mensen die terugvallen op de inkomensgarantieregeling voor ouderen. De pensioenbescherming van de oudste gepensioneerden is bovendien uiterst beperkt .

Wordt daar iets aan gedaan? Welja. Regelmatig zijn er kleine verhogingen van de oudere pensioenen. De minimumpensioenen van zelfstandigen worden stapsgewijs gelijkgeschakeld met dat van werknemers. En sinds het Generatiepact van 2005 stijgen de lagere pensioenen, na een onderbreking van een kwarteeuw, opnieuw mee met de groei van de welvaart. Maar die maatregelen hebben de armoedekwestie bij gepensioneerden niet spectaculair kunnen verbeteren.

Het Centrum voor Sociologisch Onderzoek (CeSO) van de K.U.Leuven, onder leiding van professor Jos Berghman, onderzocht hoe toereikend de pensioeninkomens (wettelijk én aanvullend) nu eigenlijk zijn. Daartoe combineerden de onderzoekers de gegevens van 2006 van ruim 1,8 miljoen gepensioneerden uit het Pensioenkadaster en het Rijksregister. ‘De vaak schrijnende situaties op individueel vlak blijken bij koppels minder voor te komen’, concludeert Berghman. ‘Op zich is dat niet verwonderlijk. Koppels kunnen hun pensioeninkomen bundelen. De eerste pensioenpijler erkent die solidariteit ook. Zo krijgt een getrouwd koppel een gezinspensioen als een van de partners geen eigen inkomen heeft. En voor het toekennen van een inkomensgarantie voor ouderen wordt ook gekeken naar de bestaansmiddelen van andere gezinsleden.’

Vrouwen zijn de sigaar

Het CeSO-rapport Toereikende pensioenen voor gepensioneerde huishoudens onderscheidt eerst bijna 540.000 gepensioneerden die effectief alleenstaand zijn, en ongeveer 970.000 gepensioneerden die (getrouwd en niet getrouwd) als koppel leven. In de eerste groep zijn vrouwen (vooral dan met een overlevingspensioen) in de meerderheid (75 procent). In de tweede groep is er een overwicht van de mannen (64 procent), omdat vrouwen door het mannelijke kostwinnersmodel van vroeger vaak geen eigen pensioenrechten hebben opgebouwd.

Voor zijn onderzoek keek het CeSO-team alleen naar het inkomen van 1,1 miljoen alleenstaande, gehuwde en samenwonende ouderen met een zuiver rustpensioen (dus geen overlevingspensioen, bijvoorbeeld, en ook geen inkomensgarantie voor ouderen). De gegevens tonen een grote samenhang tussen leefsituatie, geslacht en hoogte van het wettelijke pensioen. Bij de mannen hebben gepensioneerden die samenwonen een hoger bruto pensioen (1460 euro per maand) dan alleenstaanden (1330 euro). Bij de vrouwen is het omgekeerd: als alleenstaande gepensioneerde hebben ze een hoger gemiddeld rustpensioen (1312 euro) dan in een koppel (799 euro). Maar voor de vrouwen moeten die bedragen meteen bijgesteld worden. Een derde van hen heeft als alleenstaande een pensioen dat lager is dan 900 euro. En in een koppel draagt een vierde van de gepensioneerde werkneemsters niet meer dan 100 euro per maand bij aan het pensioeninkomen.

Bij de koppels zijn die met een gezinspensioen financieel het minst goed af (gemiddeld 1377 euro, of net boven de armoedegrens), maar dat wordt sterk beïnvloed door de vele lage gezinspensioenen van zelfstandige gepensioneerden. Koppels met twee alleenstaandenpensioenen (gemiddeld 2448 euro samen) of één alleenstaandenpensioen (1664 euro) hebben meer ademruimte. Het laatste bedrag is wel scheefgetrokken omdat de vaak hogere ambtenarenpensioenen mee doorwegen.

Voor het aanvullend pensioen kon alleen worden geput uit gegevens van de pensioenfondsen van werknemers. Ambtenaren hebben geen aanvullend pensioen en verzekeraars bezorgen voorlopig onvolledige informatie over het aanvullend pensioen van zelfstandigen aan het Pensioenkadaster. Terwijl intussen meer dan de helft van de werknemers in afspraak met de werkgevers een deel van het loon opzijlegt voor de tweede pensioenpijler, hadden in 2006 bijna 200.000 gepensioneerde werknemers met een rustpensioen ook een aanvullende uitkering.

‘In de sociale zekerheid kennen we het mattheuseffect: wie al veel heeft, zal meer krijgen. Het totale pensioeninkomen van gepensioneerde werknemers lijdt daar ook aan’, aldus Berghman. Zo hebben mannen niet alleen méér toegang tot de tweede pijler dan vrouwen (49 procent tegenover 19 procent), maar ook een hoger aanvullend pensioen. Omgezet naar een maandelijkse rente schommelt dit voor mannen tussen de 497 euro (alleenstaand) en de 645 euro (koppel). Voor vrouwen gaat het gemiddeld om 362 euro (alleenstaand) en 256 euro (koppel). Berghman: ‘Het aanvullende pensioen blijkt vooral weggelegd voor gepensioneerde werknemers met een hoog wettelijk pensioen en werkt de verschillen in de eerste pensioenpijler allesbehalve weg.’ (zie grafiek)

Dat straalt af op de sociale bescherming die het totale pensioenpakket biedt. Alleenstaande vrouwen zijn de meest kwetsbare groep: een derde heeft een pensioen van minder dan 878 euro. 6 procent van hen heeft een uitkering van niet eens 500 euro. Bij de koppels met één alleenstaandenpensioen haalt een derde de armoededrempel (1317 euro) niet. Van de koppels met een gezinspensioen heeft 20 procent het niet breder.

Ernstig land

‘We moeten in het pensioenbeleid weer een ernstig land worden. Met partijen die zich alleen maar populair willen maken bij de zelfstandigen, komen we er niet. Met politici en vakbonden die zich beperken tot het louter verdedigen van het wettelijke pensioen, halen we het ook niet. Het individuele pensioensparen voorstellen als een volwaardige pensioenpolitiek in plaats van een fiscaal voordeel, helpt evenmin’, aldus Berghman. ‘We moeten erkennen dat de wettelijke pensioenen niet meer in staat zijn om gepensioneerden een hoge levensstandaard te garanderen. Ook moet worden toegegeven dat de aanvullende pensioenen intussen zeer ongelijke resultaten voor de pensioenbescherming bieden. Met die twee inzichten kunnen we voor de komende tien jaar aan de slag.’

Berghman heeft enkele concrete ideeën. Zo wil hij de financiële kwetsbaarheid en afhankelijkheid van gepensioneerde vrouwen terugdringen. Dat kan door de periodes van kinderzorg mee op te nemen in de pensioenberekening. Een andere mogelijkheid voor getrouwde of samenwonende vrouwen is de splitsing van de pensioenrechten die beide partners opbouwen. Dat systeem resulteert in ‘een billijke verdeling van de kosten of lasten van het gezinsleven, zeker in het geval van een scheiding of het overlijden van de partner’.

Voorts vindt Berghman dat bij het wettelijke pensioen nog een verbetering mogelijk is voor de zwakkere groepen (vrouwen, koppels met één pensioen, oudere pensioenen, ouderen met een inkomensgarantieregeling). Het CeSO berekende dat het 1,7 miljard euro kost om alle gepensioneerden individueel een inkomen boven de armoedegrens te garanderen. Voor alle gepensioneerde huishoudens vergt dat goed 1 miljard. Berghman verwijst daarbij niet toevallig naar de fiscale kosten van het individuele pensioensparen: 680 miljoen in 2006.

Ten slotte pleit Berghman voor een uitbreiding van de tweede pensioenpijler naar werknemers uit minder sterke bedrijfssectoren en naar werknemers met atypische en onderbroken loopbanen. ‘Belangrijk is zeker al de aanvullende pensioenregeling die gepland is voor de non-profitsector. Dan neemt het aantal werknemers in dat systeem met zo’n 20 procent toe. Maar ook de rest moet mee. Als ik minister van Werk was, zou ik geen enkel sectoraal of bedrijfsakkoord tussen werkgevers en vakbonden meer aanvaarden als ze niets over een aanvullend pensioen hebben afgesproken.’

DOOR PATRICK MARTENS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content