Hoe de VN Haïti met cholera besmetten

VACCINATIE TEGEN CHOLERA Nog steeds worden maandelijks duizenden Haïtianen ziek.

De VN erkennen voor het eerst dat ze zelf schuld hebben aan de cholera-epidemie in Haïti. Maar hebben de slachtoffers daar wat aan? ‘De armen zijn zoals gewoonlijk op zichzelf aangewezen.’

Laura Duperrier had haar zes maanden oude zoontje Karlens Moïse nooit zo horen krijsen als op de nacht van 24 januari 2015. Zijn stoelgang stroomde onophoudelijk. Hij braakte en zweette alsof het laatste vocht uit zijn ingewanden, hoofd en huid werd geperst. Duperrier gaf hem rehydratievloeistof, maar die kwam er langs mond en neus weer uit. Zijn luier hield de slappe, witte ontlasting niet. Vibrio cholerae, wist men na een bloedstaal in de dichtstbijzijnde ziekenpost: een bacterie die zich verspreidt via uitwerpselen en met besmet water of voedsel je lichaam binnendringt. Ook de verpleegsters probeerden hem een rehydratiemiddel toe te dienen, maar Karlens Moïses lijfje wilde niet. Hij overleed terwijl ze in zijn arm prikten voor een infuus. ‘Hij zag eruit alsof hij een doodsstrijd van een jaar had geleverd’, vertelde Duperrier begin dit jaar aan Knack.

Cholera kostte in de afgelopen zes jaar aan meer dan negenduizend Haïtianen het leven. Meer dan 700.000 mensen raakten besmet. De epidemie brak uit in oktober 2010, in de nasleep van een verwoestende aardbeving waarbij 220.000 mensen waren omgekomen. Stroomafwaarts van een militair kamp met een bataljon Nepalese blauwhelmen, vielen in enkele dagen tijd honderden doden. Cholera is in Nepal endemisch, maar was in Haïti al minstens een eeuw niet meer gespot. Journalisten stelden ter plekke vast dat uitwerpselen van de kamplatrines in de rivier lekten en de inhoud geleegd werd aan de overkant van de straat. Wetenschappers konden de bacteriestam al snel linken aan die in Nepal.

Ondanks alle bewijslast bleven de VN elke betrokkenheid ontkennen. Internationaal klonk de kritiek steeds luider en ook binnen de VN groeide het verzet. Op 8 augustus diende onafhankelijk speciaal VN-rapporteur Philip Alston een vernietigend rapport in bij Ban Ki-moon. Daarin betoogt hij dat ‘cholera niet was uitgebroken zonder de acties van de VN’ en dat het VN-beleid ter zake ‘moreel gewetenloos, legaal onverdedigbaar en politiek zelfdestructief is’. Alston klaagt de dubbele standaard aan, waarbij ‘de VN erop staan dat lidstaten de mensenrechten respecteren, maar diezelfde verantwoordelijkheid weigeren zelf op te nemen.’ Nog volgens het rapport geeft de VN-politiek ‘snel ontvlambare brandstof aan zij die beweren dat VN-vredesmissies de rechten van hen die ze horen te beschermen met de voeten treden, en ondermijnt het de geloofwaardigheid van de VN en de integriteit van het Secretariaat-Generaal.’

Het intern rapport van Alston wordt gelekt aan de pers. Op 18 augustus reageert VN-woordvoerder Farhan Haq ‘dat de VN in het afgelopen jaar ervan overtuigd zijn geraakt dat ze meer moeten doen rond hun eigen betrokkenheid bij de initiële uitbraak en het lijden van hen die getroffen zijn door cholera’.

Mario Joseph, een van Haïti’s meest prominente mensenrechtenadvocaten, noemt de verklaring van de VN een grote overwinning, maar blijft voorzichtig. ‘Je bestrijdt cholera niet met beloftes, maar met daden. De slachtoffers moeten gehoord worden. Het Haïtiaanse volk verdient een efficiënte aanpak van de epidemie, een schadeloosstelling en publieke excuses.’

Schadeclaim

In de ladekasten van Joseph rusten de dossiers van duizenden choleraslachtoffers. Omdat de VN weigerden aan een schadeclaim voor zieken en nabestaanden tegemoet te komen, voert hij met zijn Bureau des Avocats Internationaux (BAI) en diens Amerikaanse partner Institute for Justice and Democracy in Haiti (IJDH) een procedureslag voor een Amerikaanse rechtbank. Aangezien de VN immuniteit tegen rechtsvervolging genieten, werd de zaak al meerdere malen onontvankelijk verklaard. De VN hebben in het verleden al vaker de eigen immuniteit opgeheven, maar weigeren dat vooralsnog in de cholera-zaak te doen.

‘De VN gedragen zich als de tabaksfabrikanten midden vorige eeuw, wanneer die decennialang het wetenschappelijk bewijs van de schade van hun producten rotsvast bleven ontkennen’, zegt professor Fran Quinley, auteur van het boek How human rights can build Haiti. Samen met acht andere experten internationaal publiekrecht diende hij in augustus 2015 bij de rechtbank van New York een memorandum in met de vraag om de klacht van het BAI ontvankelijk te verklaren. Dat academici de rechter vragen om voor het eerst in de geschiedenis de immuniteit van de VN extern te doorbreken, is markant, maar volgens Quinley noodzakelijk. ‘De VN worden verondersteld ’s werelds eerste verdediger van mensenrechten en verantwoordingsplicht te zijn. Dit ondermijnt de geloofwaardigheid van al die VN-organisaties die wereldwijd fantastisch werk leveren. Het geeft de indruk dat ze boven de wet staan en zich niet hoeven te verantwoorden voor de schade die ze berokkenen.’

Dat enkele weken geleden uit een ander intern VN-rapport bleek dat een vierde van de blauwhelmbataljons vier jaar na de epidemie-uitbraak nog steeds hun afval in de rivieren loosde, voedt het cynisme. Volgens het rapport van Alston schiet het huidige cholerabestrijdingsprogramma schromelijk tekort. Het aantal infecties blijft stijgen, er werd geen enkel groot water- of saneringsproject verwezenlijkt. Twee pilootprojecten moesten door een gebrek aan donorfondsen worden stopgezet. In december 2012 beloofde Ban Ki-moon 2,2 miljard dollar om cholera uit te roeien in Haïti – het bedrag dat nodig is om het land van waterleidingen en rioleringen te voorzien – maar drie jaar later was amper negen procent van dat budget opgehaald.

Volgens woordvoerder Haq zal Ban Ki-moon binnen de twee maanden een nieuw maatregelenpakket aankondigen om slachtoffers te steunen en cholera uit te roeien, maar hij vertelt niet waar het budget vandaan zal komen. Haq maant nogmaals de lidstaten met spoed aan om financiële bijdragen te leveren. Het blijft onduidelijk waarom die zich nu wel geroepen zouden voelen om enorme bedragen in een Haïtifonds te storten.

Donormoeheid

‘Het is heel moeilijk om fondsen te werven voor structurele cholerabestrijding’, zegt dokter Jean-Luc Poncelet, hoofd van de WHO en de Pan American Health Organization (PAHO) in Haïti. ‘Geldschieters zijn in het verleden erg genereus geweest voor Haïti. Het is begrijpelijk dat er donormoeheid optreedt. Maar de terugval in fondsen gaat opnieuw voor de volgende crisis zorgen, zoals we dat al dertig jaar zien. Het geld dat momenteel naar cholerapreventie gaat, is bijna nul.’

Joseph verwijt de internationale gemeenschap onverschilligheid. Volgens hem was cholera al lang uitgeroeid als het ook de rijken zou raken. ‘Toen een chikungunya-epidemie dreigde, kwamen er wel massaal middelen voor preventie vrij. Want de chikungunyamug maakt geen onderscheid tussen pauper en president. Maar de armen zijn zoals gewoonlijk op zichzelf aangewezen.’

DOOR JAN DE DEKEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content