In het monumentale De Duitse oorlog legt historicus Nicholas Stargardt de ziel van de gewone Duitser tijdens de Tweede Wereldoorlog bloot. ‘Veel Duitsers dachten: de oorlogsmisdaden van de nazi’s zijn niet erger dan wat de geallieerden het Duitse volk aandoen.’

De grote kasten in de ene hoek van de kamer van Nicholas Stargardt (53), professor moderne Europese geschiedenis aan de universiteit van Oxford, staan volgestapeld met boeken en dossiers over de Tweede Wereldoorlog. ‘Researchmateriaal voor De Duitse oorlog’, zegt hij. ‘Ik heb nog niet de moed gehad het op te ruimen.’ In een kast in de andere hoek staat een antiquarische gebonden reeks van het verzameld werk van Goethe, geërfd van zijn Joodse vader die in 1939 van Berlijn met de allerlaatste boot naar Australië vertrok. Meer dan twintig jaar werkte Nicholas Stargardt in het Magdalen College aan zijn project om het gevoelsleven van Duitse burgers en soldaten tijdens het naziregime in kaart te brengen. ‘De Duitse oorlog was emotioneel zwaar om te schrijven. Al was het minder lastig dan het boek ervoor, want dat ging over kinderen tijdens WO II.’

In het in 2005 verschenen Ooggetuigen van de oorlog reconstrueerde Stargardt voor het eerst de gevoelswereld van kinderen in nazi-Duitsland en bezet gebied. Aan de hand van dagboeken, brieven en tekeningen van kinderen uit verschillende milieus beschreef hij wat de oorlog voor hen betekende. ‘De rechtstreekse aanleiding waren tekeningen van Joodse kinderen uit Theresienstadt, een Tsjechisch ‘modelgetto’ en doorvoerhaven naar de gaskamers’, zegt hij. ‘Ik zag ze in 1993 op een tentoonstelling in Praag. Theresienstadt was een heel eigenaardig kamp, met afzonderlijke kindertehuizen. De later in Auschwitz vermoorde Weense kunstenares Friedl Dicker-Brandeis begon er de tienermeisjes tekenles te geven. In die tekeningen zie je hoe de kinderen beelden uit het leven in het kamp vermengden met hun gelukkige ‘gouden tijd’, met het gezinsleven dat ze tot voor de oorlog kenden. Het opzoekwerk over hoe het die kinderen verging, was zeer deprimerend. Op een bepaald moment vroeg mijn vrouw: “Wil je alsjeblieft iets opbeurenders uitspitten?” “Ik ben me nu aan het verdiepen in de gezondheidszorg”, antwoordde ik. “Dat klinkt beter”, zei ze. Maar ik moest haar teleurstellen. “Het zijn medische dossiers van kinderen die door de nazi’s in psychiatrische instellingen gedood zijn.”’

Euthanasie op kinderen met fysieke of mentale problemen vormde vanaf augustus 1939 het kille startschot voor de grote ‘zuiveringsacties’ van de nazi’s. Artsen moesten verplicht alle pasgeborenen melden die lichamelijk misvormd waren of aan idiotie, downsyndroom of spastische verlamming leden. De eerste registratieronde eindigde met de dood van 5000 baby’s. Tientallen psychiatrische instellingen zetten hun eigen ‘kindereenheid’ op, waar ze kinderen met een medicijnencocktail en uithongering om het leven brachten. Na de kinderen volgde de ‘euthanasie’ op volwassenen. In mei 1945 stond de euthanasieteller in het Derde Rijk op minstens 216.400 mensen met handicaps en psychische problemen.

‘De medische dossiers van de kinderen zien er op het eerste gezicht heel formeel uit’, zegt Stargardt. ‘Met eerst een foto van het kind, de naam, de leeftijd, de geboorteplaats. Vervolgens een verslag van psychiaters die de mentale toestand van het kind proberen te linken aan erfelijkheidsfactoren, gevolgd door commentaar van de ouders die het liefst willen dat hun kind een mentale achterstand heeft opgelopen door een ongeluk of complicaties bij de geboorte. Het ligt er vingerdik op dat de medische autoriteiten hun uiterste best deden om de mentale handicaps te verbinden aan erfelijkheid. Alle doodsoorzaken op het einde van de dossiers zijn vals. De kinderen zijn allemaal vermoord. Als ik na een dag in dat archief ’s avonds thuiskwam, moest ik eerst een half uur gaan liggen.’

Terug naar de bron

Na Ooggetuigen van de oorlog wou Nicholas Stargardt de geschiedenis van nazi-Duitsland liefst achter zich laten. ‘Ik zou enkel nog een essay schrijven over waar de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog voor meenden te vechten. Maar net in die periode verschenen in Duitsland flink wat publicaties over het lijden van het Duitse volk, met verslagen van massaverkrachtingen door het Rode Leger, de gevolgen van bombardementen op steden door de geallieerden en het lot van oorlogskinderen. Het viel me op dat er veel pathos in die boeken zat en dat ze allemaal hun mosterd haalden bij de herinneringen van nog levende getuigen. Maar zo schrijf je geen échte geschiedenis, want die getuigenissen leren je nooit hoe de Duitsers op het moment van de oorlog over hun eigen lijden dachten. Die lacune móést ik invullen.’

In plaats van een beroep te doen op de verhalen van overlevenden, ging Stargardt op zoek naar bronnen en stemmen uit de tijd zelf, in de vorm van dagboeken en brieven. ‘Herinneringen raken altijd na lange tijd gekleurd, zelfs bij mensen die ervan overtuigd zijn dat hun geheugen feilloos werkt. Ik wou getuigenissen verzamelen van mensen die zich totaal niet bewust waren van het verdere verloop van de geschiedenis. Alleen zo kon ik zicht krijgen op de beslissingen die mensen nemen vanuit hun verwachtingen over hun nabije toekomst. Crisissen vernietigen die individuele toekomstbeelden. Bombardementen vernielen niet alleen de helft van de stad, ze wissen ook de plannen van mensen en verplichten hen hun leven te herzien. Pas als je er als historicus in slaagt om de emotionele relaties van mensen in kaart te brengen, kun je beginnen in te schatten hoe groot de impact van de oorlog op hun leven was. Ik wou ook getuigenissen van mensen die op een of andere manier in gewetensnood raakten en hun eigen acties voor zichzelf moesten verantwoorden. Daarom vond ik het beter om op zoek te gaan naar zo veel mogelijk burgers en soldaten die geen zelfbewuste nazi’s waren. Ze stonden niet vijandig tegenover de oorlog, maar zagen zichzelf toch als min of meer onafhankelijk. Hun getuigenissen bewijzen dat de oorlog door veel meer mensen gedragen werd dan alleen door overtuigde nazi’s.’

Alibi-geschiedschrijving

Een van de 24 mensen die in De Duitse oorlog opnieuw tot leven komen, is de vrome protestant en conservatief August Töpperwien, veteraan uit de Eerste Wereldoorlog, leraar aan het gymnasium in Solingen, en als officier in de Wehrmacht belast met het toezicht op krijgsgevangenen. Nicholas Stargardt: ‘Vanaf het begin van de oorlog vraagt Töpperwien zich af of de wreedheid van Hitler gerechtvaardigd is. In zijn brieven en dagboek legt hij zijn innerlijke twijfels bloot; toch blijft hij tot de laatste dag het regime trouw dienen. In november 1943 schrijft hij in zijn dagboek dat hij had “gehoord van verschrikkelijke, kennelijk betrouwbare details over hoe we in Litouwen de Joden hebben uitgeroeid, van kleine kinderen tot bejaarden”. Hij vraagt zich af wat de betekenis is van de Holocaust. Hij probeert de feiten moreel te beoordelen en maakt een lijstje op van wie in een oorlog legitiem om het leven gebracht mag worden: vijandelijke soldaten, verzetslui en soms burgers die met de vijand collaboreren. Maar de massamoord op de Joden blijft hem verwarren. “We vernietigen niet alleen de Joden die tegen ons vechten, we willen dit volk als zodanig letterlijk uitroeien”, schrijft hij. Hij raakt er niet uit, en besluit om er verder dan maar over te zwijgen. Tot maart 1945: dan dringt tot hem door dat Duitsland voor een volledige, onontkoombare nederlaag staat. Hij interpreteert die nederlaag als een straf van God voor het doden van de Joden. Hij schrijft: “Een mensheid die op deze manier oorlog voert, is goddeloos geworden. De Russische barbaarse daden in het Duitse oosten, de terreuraanvallen van de Britten en de Amerikanen, onze strijd tegen de Joden: sterilisatie van gezonde vrouwen, executie van kleine kinderen tot oude vrouwen, vergassing van Joodse transporttreinen.” Hij noteert zo wat heel veel Duitsers op dat moment dachten: de oorlogsmisdaden van de nazi’s zijn niet erger dan wat de geallieerden het Duitse volk hebben aangedaan.’

Die vorm van ‘vergoelijking’ duurt volgens Stargardt tot de dag van vandaag voort. ‘Ook nu wordt in Duitsland heel wat ‘alibi-geschiedschrijving’ beoefend. Historici reduceren mensen graag tot speelbal van de geschiedenis, tot willoze objecten van het totalitaire regime.’

Het alibi is dan: ‘Wir haben es nicht gewußt’? Nicholas Stargardt: ‘Het gaat veel verder dan dat. De laatste twintig jaar is er nog maar weinig discussie over wat de Duitse bevolking over de Holocaust wist: ze wist er namelijk heel veel over. Maar nogal wat historici lijken het knap lastig te hebben met het onbetwistbare feit dat Duitse burgers nadenkende wezens waren die bewust dienst namen in een patriottisch leger dat zich te buiten ging aan massamoord. De diepgelovige katholieke jongens Hans Albring en Eugen Altrogge kenden elkaar van de middelbare school en vochten in de slag om Frankrijk. Ze droomden ervan om kunstenaar te worden en in hun brieven schetsen ze een geësthetiseerd beeld van de oorlog. Later ging Albring vechten aan het oostfront. Het is lastig om massagraven en massa-executies te esthetiseren, en dan kan een verwijzing naar Goya al eens helpen, zoals in deze brief van Albring aan Altrogge. “De aanblik van beestachtig verminkte lijken die hetzelfde uniform als jij dragen, snijdt diep in je hele voorstelling van de wereld waarin je hier bent. Maar ook de starende gezichten van de gehangenen. De kuilen vol doodgeschoten mensen – beelden die duisterder zijn dan de duisterste van Goya – o, Eugen, dat vergeet je nooit meer, zelfs al wilde je het.” Albring en Altrogge waren zo katholiek dat ze zichzelf niet als nazi konden of wilden zien. Toch leken hun denkbeelden over de Russen en de Joden verdacht op die van de nazi’s.’

Het Joodse wereldcomplot

Vóór de oorlog sloeg de nazipropaganda over een ‘groot Joods wereldcomplot’ slechts bij een minderheid van de Duitsers aan. ‘Hoe intenser de oorlog werd, hoe meer succes de propaganda over “de samenzwering van de Joods-Angelsaksische oorlogshitsers en de Joodse machthebbers van het bolsjewiekencentrum in Moskou” kende’, zegt Stargardt. ‘Toen de geallieerden Duitse steden begonnen te bombarderen, groeide die propaganda uit tot een zeer krachtig wapen, maar op een bizarre manier. Na het vernietigende bombardement op Hamburg in juli ’43 klonk voor het eerst in het openbaar: “Dit was ons niet overkomen als we de Joden niet al die ellende hadden aangedaan.” Dat was een heel bijzonder moment, want tot dan was er in nazi-Duitsland nooit een publiek debat gevoerd over de Jodenvervolging. Het bombarderen van de steden joeg angst en afgrijzen door de bevolking en werd aangevoeld als een vorm van massaterreur. Het feit dat in de publieke discussie meteen de link gelegd werd met wat de Joden werd aangedaan, is een duidelijke aanwijzing dat de Duitse burgers zich goed bewust waren van de omvang van de Holocaust. Door net als August Töpperwien de “strijd tegen de Joden” op hetzelfde niveau te plaatsen als “de Russische barbaarse daden” en “de terreuraanvallen van de Britten en de Amerikanen” relativeerden de Duitsers hun eigen misdaden: de Holocaust woog niet zwaarder door dan wat hen door de geallieerden werd aangedaan.’

De nazipropaganda speelde handig in op die vergelijkingen tussen de oorlogsmisdaden van het Rode Leger, de geallieerde bombardementen en de Jodenvervolging, verduidelijkt Stargardt. ‘De propaganda ontkende helemaal niet dat de oorlogsvoering zeer extreem was. Ze wou dat de Duitsers geloofden dat die wrede oorlog een gevolg was van de ‘Joodse bommencampagne’ op Duitsland die alleen maar tot doel had het Arische ras uit te roeien.’

Waardoor de Holocaust een vorm van wettige zelfverdediging werd? ‘Precies. Het eigenaardige is dat de Duitse burgers enkel in het openbaar over die Holocaust praatten als ze zich zelf kwetsbaar voelden, en dat ze erover zwegen zodra ze weer beter in hun vel zaten. Het frustreerde propagandaminister Joseph Goebbels en Adolf Hitler mateloos dat zij het publieke debat over de Joden niet compleet onder controle kregen. Hun radicale antisemitische campagnes leverden niet het gewenste resultaat op. Ze onderschatten de onderliggende humanitair-christelijke cultuur die ervan gruwde om verantwoordelijk gesteld te worden voor moord.’

Terwijl veel conservatieve christenen ook zeer antisemitisch waren? ‘Het antisemitisme tierde welig over heel Europa, maar dat wou nog niet zeggen dat al die mensen voorstander waren van massamoord. Toen de nazi’s in de herfst van 1941 de Joden begonnen te labelen en deporteren, viel het Goebbels op dat de publieke opinie stil bleef. Hij had erop gerekend dat het invoeren van de Jodenster hevig antisemitisch protest zou doen losbranden met pogroms tot gevolg. Dat gebeurde niet. In de jaren dertig hadden de nazi’s geprobeerd om het liberale en sociaaldemocratische gedachtegoed met wortel en tak uit te roeien, maar in steden zoals Berlijn was dat niet helemaal gelukt. De nazi’s wisten dat, en probeerden daarom in hun propaganda bruggen te slaan tussen hun kernwaarden en die van de Duitse burgers die niet tot hun kamp behoorden, maar misschien wel vonden dat Duitsland na de Eerste Wereldoorlog ten onrechte vernederd was.’

Joseph Goebbels zocht een nieuwe tactiek, stelt Stargardt. ‘Er kwam een luwte in de antisemitische propaganda en er ging een discreet heropvoedingsprogramma voor het Duitse volk van start met als baseline: “De Joden in Duitsland zijn medeplichtig aan het Joodse wereldcomplot om het Duitse rijk van de kaart te vegen.” In november 1941 schreef de propagandaminister een inmiddels berucht geworden artikel in het naziweekblad Das Reich: “De Joden zijn schuldig.” Hij herinnerde zijn lezers aan een ‘profetie’ van de Führer uit 1939 dat de Joden vernietigd zouden worden als ze een nieuwe Europese oorlog startten. “Wij zijn nu getuige van de vervulling van deze profetie. Het lot dat de Joden overkomt, is hard, maar meer dan verdiend. Medelijden of spijt is volkomen misplaatst. Door deze oorlog te ontketenen heeft het wereldjodendom de krachten die het kon losmaken, volslagen verkeerd ingeschat. Het wordt nu geleidelijk overspoeld door hetzelfde uitroeiingsproces dat het voor ons in gedachten had en dat het zonder enige scrupules zou hebben laten gebeuren als het de macht daartoe had gehad.” De progressieve Berlijners werden opgeroepen om op de tram niet langer hun plaats af te staan aan zwangere dames met een Joodse ster op hun jas. “Want hun neefjes uit Amerika komen je bombarderen.”‘

Propaganda van de daad

Aan de luwte in de antisemitische propaganda kwam een eind begin 1943, na de zware nederlaag van de Duitsers in Stalingrad. Nicholas Stargardt: ‘Net daarvoor verschenen in Engeland veel publicaties over de moorden van de nazi’s op Europese Joden. De geallieerden klaagden gezamenlijk de Duitse oorlogsmisdaden aan. Goebbels raadde de andere nazibonzen aan om daar niet op te reageren. In december 1942 zei hij op een vertrouwelijke persconferentie: “Als de Joden zeggen dat we 2,5 miljoen Joden in Polen hebben neergeschoten of naar het oosten hebben verdreven, kunnen we natuurlijk niet antwoorden dat het er slechts 2,3 miljoen waren.” Zijn oplossing: de focus in het binnenland proberen verleggen naar de misdaden van de Britten in Perzië en India. Dat lukte niet, want de Duitse burgers waren alleen geïnteresseerd in Europa. Eind februari 1943 stuitte een eenheid van de Duitse Militaire Politie op een massagraf in de bossen van Katyn, een stadje ten westen van Smolensk. De befaamde professor Gerhard Buhtz van de Universiteit van Breslau werd erbij gehaald om de lijken te onderzoeken. Buhtz had zijn expertise verfijnd door lijkschouwingen uit te voeren op concentratiekampgevangenen in Buchenwald. De duizenden lijken waren die van Poolse officieren die in 1939 door de Sovjets waren geëxecuteerd. Voor Goebbels was dit uitstekend propagandamateriaal. “Massamoord van Katyn: werk van Joodse slagers”, schreeuwde de kop van de nazikrant Völkischer Beobachter.’

De nazipropaganda leek ontworpen om de grootste mislukkingen te doorstaan. ‘Sterker nog: de nazi’s floreerden op mislukkingen. Veel Duitsers stonden lang kritisch tegenover het nazisme. In de zomer van ’43 weerklonken er zelfs geluiden over een regimewissel. Na het grote bombardement op Hamburg praatten mensen in heel Duitsland in het openbaar erover dat het misschien tijd werd voor nieuwe leiders, voor een dictator die kon beginnen te onderhandelen over vrede met de Britten en de Amerikanen. Niet om de oorlog te stoppen, maar om daarna samen de Sovjet-Unie te verslaan. De basiswaarden van de burgers leken steeds meer op die van de nazi’s. Ze zagen en beleefden hun eigen grote crisissen op de manier zoals het regime die hen presenteerde: nederlagen waren een gevolg van het door de Joden gesmede wereldcomplot om hen kapot te maken en de Holocaust was pure zelfverdediging.’

Met de oorlog schiepen de nazi’s de condities waarin al hun ideeën het best konden gedijen. ‘De Tweede Wereldoorlog werd een gigantische vorm van ‘propaganda van de daad’, het door 19e-eeuwse anarchisten bedachte principe dat aanslagen een revolutie kunnen ontketenen. Volgens die theorie halen terreuraanslagen en ‘directe actie’ de mensen met een schok uit de routine waarin ze werken en leven. De Tweede Wereldoorlog is de grootst mogelijke ‘propaganda van de daad’, omdat die oorlog ieders leven aantastte en zo goed als elke Duitser confronteerde met keuzes en problemen die hij in zijn grootste nachtmerrie nog niet had willen tegenkomen. Toen de Duitse burgers in 1933 Hitler verkozen, dachten ze niet dat ze zouden eindigen in afschuwelijk wapengekletter en een genocide op de Joden. In ’39 en ’40 wilden de Duitsers zelfs niet ten oorlog trekken. Het beeld van de Eerste Wereldoorlog lag nog te duidelijk op hun netvlies. Maar Hitler was een meester in het bespelen van de publieke opinie. Hij wist de mensen ervan te overtuigen dat de anderen hem tot oorlog dwongen, terwijl oorlog voeren van in het begin al zijn welomlijnde doel was.’

Wanneer hadden de Duitse burgers door dat de oorlog verloren was? ‘Volgens de officiële Duitse geschiedschrijving kwam dat besef na de slag bij Stalingrad begin 1943. Maar de bezetting van Europa vertelt een ander verhaal, net als de militaire geschiedenis van de Wehrmacht: de soldaten bleven vechten tot de Britten en de Amerikanen de Rijn overstaken. Natuurlijk was Stalingrad een afschuwelijke nederlaag die bij de bevolking heel wat ongerustheid veroorzaakte. Even waren ze bang dat hun Führer de oorlog zou verliezen, maar na een tijdje raakten ze daar dankzij Goebbels’ propagandamachine weer overheen. Pas aan het einde van maart 1945 begon het bij velen te dagen dat het einde echt in zicht was.’

DOOR JAN STEVENS

‘Ook nu is er in Duitsland ‘alibi-geschiedschrijving’. Historici reduceren mensen graag tot een speelbal van de geschiedenis.’

‘Vanaf het begin van de oorlog vraagt Töpperwien zich af of de wreedheid van Hitler gerechtvaardigd is. Toch blijft hij tot de laatste dag het regime trouw dienen.’

‘Nederlagen waren een gevolg van het Joodse wereldcomplot om hen kapot te maken en de Holocaust was pure zelfverdediging.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content