Terwijl de Amerikaanse economie sputtert, groeitde Chinese economie als kool. China is op weg een economische reus te worden – als het dat al niet is. Maar toch is het niet zo eenvoudig: ‘De Amerikanen zijn de kampioen in consumeren, de Chinezen in sparen. Hoe tegengesteld ze ook zijn, hun lot is zeer nauw met elkaar verbonden’, analyseert eregouverneur Fons Verplaetse.

‘Ik ben een bewonderaar van China’, zegt eregouverneur Fons Verplaetse. ‘Toen ik in 1986 op het kabinet van premier Wilfried Martens werkte, heb ik het geluk gehad om te mogen kennismaken met de toenmalige leider Deng Xiaoping. Die heeft toen op mij een zeer grote indruk gemaakt en sindsdien ben ik alles wat er in China gebeurt nauwlettend blijven volgen. Wat een fascinerend land! Ze zijn er in enkele jaren in geslaagd om zich op te werken van niets tot een economische reus.’

‘Zowel de VS als China kenden tijdens de periode 1995-2007 opmerkelijke groeicijfers’, aldus Verplaetse. ‘De Amerikaanse economie groeide gemiddeld met 3 procent per jaar, terwijl dat voor het geheel van de geïndustrialiseerde wereld 2,6 procent was. En in China groeide de economie over diezelfde periode met 9,4 procent, heel wat meer dan de 5,9 procent die de ontwikkelingslanden als geheel lieten optekenen. China is ook gedoemd om te groeien want het moet geleidelijk ook aan de arme boerenbevolking wat meer welvaart geven, anders dreigt er opstand.’

De economische groei lag in China de afgelopen tien jaar dus drie keer hoger dan in de VS?

FONS VERPLAETSE: Ja, maar natuurlijk was er een verschil in vertrekpeil: de economische groei van China startte op een veel lager niveau en dan is het natuurlijk makkelijker om sterk te groeien. Als je die groeicijfers uitpluist, zie je ook een verschil in samenstelling van de groei.

Wat zijn dan de voornaamste verschillen in groei tussen de VS en China?

VERPLAETSE: Kijk even naar de grafiek waarin de samenstelling van het bbp (bruto binnenlands product, alles wat aan producten en diensten wordt vervaardigd) van China en de VS vergeleken wordt over de periode 1995 – 2007 (‘Amerika consumeert, China investeert’, blz. 47). Je ziet dat wat technisch heet ‘de brutokapitaalvor-ming’, dat zijn al de middelen die bedrijven, gezinnen en overheid investeren, nauwelijks verandering onderging in de loop van ruim tien jaar: de VS noteerden zowel in 1995 als in 2007 19 procent en China telkens ongeveer 40 procent. Maar je merkt onmiddellijk dat China dubbel zoveel investeert als de VS. Kijken we nu naar de consumptie van de bedrijven, gezinnen en de overheid: in de loop der jaren wijzigde de consumptie ook niet zo veel in beide landen, maar er is wel opnieuw een groot verschil tussen de VS en China: de consumptie-uitgaven beslaan in de VS een veel groter deel van het bbp dan in China. Terwijl de consumptie in de VS in 2007 goed was voor 86 procent, is dat in China 50 procent. De Amerikanen consumeren dus veel meer dan de Chinezen.

Er is ook een opmerkelijk verschil als je de invoer- en uitvoercijfers van beide landen vergelijkt.

VERPLAETSE: Ja, dat zie je in de cijfers over de netto-invoer (‘Amerika importeert, China exporteert’, blz. 47): de VS voerden in 2007 5 procent meer in dan uit, China daarentegen exporteerde 8 procent meer dan het importeerde. Uit al die cijfers mag je dan ook concluderen: de groei in de VS was duidelijk consumptiegedreven, terwijl de groei van China exportgericht was. Het gevolg van de consumptiedrift van de Amerikanen, met veel import, was dat de VS kampen met een groeiend tekort op de courante betalingsbalans. In China, waar veel gespaard wordt, krijg je dan weer een fors extern overschot, omdat het veel meer uitvoert dan invoert. Je ziet dat ook in de grafiek waar het consumptie-, investerings- en spaargedrag van beide landen voor 2007 naast elkaar gezet zijn (‘Chinees spaargeld voedt Amerikaanse consumptie’, blz. 47). Als je naar die staafgrafiek kijkt, zie je onmiddellijk dat de VS veel minder sparen dan China en veel meer consumeren. En je ziet ook dat heel wat van dat spaargeld, bijna 10 procent van het bbp van China, in het buitenland wordt belegd. Bij de VS zie je dan weer dat zij 105 procent van het bbp investeren maar vooral consumeren, en dat die 5 procent die ze boven hun bbp besteden mogelijk gemaakt wordt door buitenlands sparen, waaronder Chinees spaargeld, dat naar de VS gaat.

China en de VS zijn dus elkaars tegenpolen?

VERPLAETSE: Het zijn in zekere zin elkaars tegenpolen, maar ze vullen elkaar ook zeer goed aan. Want China voert zijn goedkope producten massaal uit naar de consumptiegretige VS. In ruil voor die export krijgt China massaal dollars binnen, die het vervolgens opnieuw voor een deel ter beschikking stelt van de Amerikaanse economie. China neemt met die dollars geen Amerikaanse bedrijven over, maar belegt dat geld vooral in Amerikaans overheidspapier. China belegt dus in de schuld van de VS en zo kunnen de VS hun consumptieve bestedingen dekken. President Barack Obama kan zijn herstelplannen, waarbij grote bedragen in de economie gepompt worden, niet uitvoeren zonder de hulp van China. Dat is toch straf, nietwaar?

Dit bezorgt China een niet te versmaden extra-economische invloed op wereldvlak. Dat werd geïllustreerd door het feit dat de eerste buitenlandse reis van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton in China begon, en niet in Europa zoals traditioneel het geval was.

Dat verschil in groeipatroon tussen China en de VS heeft gevolgen voor de officiële wisselreserves, zeg maar het kapitaal dat een centrale bank van een land in reserve heeft.

VERPLAETSE: Ja, omdat China meer uitvoert dan invoert, heeft het een overschot op de lopende betalingsbalans. De officiële wisselreserves van China zijn enorm, zelfs als we de goudvoorraad buiten beschouwing laten: China heeft 2000 miljard dollar reserves, de VS hebben 40 miljard dollar en Europa heeft 150 miljard reserves… Je kunt het nog anders uitdrukken: in 1995 had China officiële wisselreserves ter waarde van 30 weken invoer. In 2007 was dat al gestegen tot 74 weken invoer en voor 2008 moet dat liggen rond 1 jaar en 8 maanden. Eenvoudig gesteld: China kan nu nog 1 jaar en 8 maanden invoer betalen, zonder dat er geld binnenkomt dankzij uitvoer. Voor de VS is dat plaatje heel anders: in 1995 had dit land officiële wisselreserves voor 5 weken invoer, in 2007 was dat al geslonken tot 1,5 weken invoer.

Met zoveel wisselreserves, die nog steeds aangroeien, zit China in een zetel?

VERPLAETSE: Ja, maar er loeren ook gevaren. Een eerste probleem is dat met zoveel geld in voorraad inflatie dreigt: de producten worden normaal gezien duurder, wat de uitvoer bemoeilijkt en de invoer bevordert. Maar de Chinese overheid is erin geslaagd om dat goed onder controle te houden met wat ik zou noemen een sterilisatiebeleid op monetair vlak: de Chinese overheid steriliseert een groot deel van de buitenlandse inkomsten in China bij bedrijven en gezinnen: ze vraagt dat geld op via renteloze leningen. Zo beletten ze dat dit geld op de Chinese markt komt en de prijzen omhoog zou jagen. En wat doet de Chinese overheid met dat buitenlands geld? Die belegt dat zelf, vooral in Amerikaans schuldpapier zoals we net besproken hebben. Gevolg van hun monetaire politiek is dat de voorbije tien jaar de consumptieprijzen in China gemiddeld met nog geen 1,8 procent gestegen zijn. Ter vergelijking: in de VS was er dan een inflatie met 2,8 procent, in heel de geïndustrialiseerde wereld 1,7 procent en 6,5 procent voor het geheel van de ontwikkelingslanden. Een tweede risico bezorgt de Chinese leiders grotere kopzorgen: het wisselrisico. Dat maakt het economische succes van China ook zo broos.

Wat is het probleem?

VERPLAETSE: Als je kijkt waaruit alle wisselreserves van de wereld samen bestaan, met uitzondering van goud, dan blijkt dat voor 64 procent uit VS-dollars te zijn, voor 27 procent uit euro’s, 4 procent uit Britse ponden, 3 procent uit yen en 2 procent uit andere valuta. Hieruit blijkt duidelijk dat de Amerikaanse dollar nog steeds de belangrijkste munt ter wereld is. Ook China houdt het grootste deel van zijn wisselreserves aan in dollar. Volgens doorgaans goed ingelichte bronnen zou 70 procent van de Chinese wisselreserves belegd zijn in dollar, waarvan ongeveer de helft in Amerikaanse schatkistcertificaten. Dat is gigantisch. Om u een idee te geven: China bezit een kwart van het VS-schatkistpapier dat in buitenlandse handen is en het zou naar raming ongeveer 15 procent van de totale VS-overheidsschuld financieren.

Dat betekent dat China voor een belangrijk deel afhankelijk is van de waarde van de dollar, en dat dus de ontwikkeling van de Amerikaanse economie ook voor China van het allergrootste belang is?

VERPLAETSE: Zo is het: als de dollar verzwakt, neemt ook de externe rijkdom van China af. Het lot van China is dus sterk gekoppeld aan de waarde van de dollar. En omdat de Amerikaanse economie met problemen kampt en de staatsschuld er stijgt, gaan er de laatste tijd in China meer en meer stemmen op om de wisselreserves beter te spreiden over meerdere munten, zodat de dollar minder dominant zou zijn. Maar dat is niet zo makkelijk, want de dollar bekleedt in de wereld nog steeds een dominante positie.

Hoe komt het dat de dollar, ondanks de neergang van de Amerikaanse economie en de groeiende staatsschuld, toch de belangrijkste munt ter wereld is?

VERPLAETSE: Daar zijn twee redenen voor. De eerste is historische inertie: de gevolgen van concrete economische ontwikkelingen hebben maar met grote vertraging effect op internationaal monetair vlak. Het heeft dus zijn tijd nodig eer de positie van de dollar onder druk zal komen. Tweede reden is dat de VS de facto het monopolie hebben van zeer ruime en zeer liquide financiële markten, die niet worden belemmerd door veel regelgeving. De dollar kan dus een zo belangrijke rol blijven spelen wegens de unieke positie die Wall Street nog steeds bekleedt.

En probeert China zijn wisselreserves te diversifiëren?

VERPLAETSE: Daar onderneemt het discrete pogingen toe. Als alternatief voor de dollar probeert China voorzichtig te komen tot een internationale reservemunt, die niet gebonden is aan de economische voorwaarden en de soevereine belangen van één enkel land. Dat zie je bijvoorbeeld in de akkoorden die op de G20-top in Londen zijn genomen. Daar werd beslist om de werkmiddelen van het IMF fors te verhogen: van 415 miljard dollar naar 1165 miljard dollar (zie Knack van 29/07: Verplaetse over het IMF en de Wereldbank, nvdr). En hoe doen ze dat? Niet door die verhoging werkelijk in dollar door te voeren. Enerzijds werden voor 500 miljard dollar leningen aan het IMF toegekend door verschillenden landen, waarvan slechts een gering bedrag onderschreven wordt door de VS. Anderzijds worden de zogenaamde ‘speciale trekkingsrechten’ (SDR’s – Special Drawing Rights) verhoogd met 250 miljard. De SDR’s zijn een korfmunt die samengesteld is uit de vier belangrijkste munten: 44 procent dollar, 34 procent euro, 11 procent yen en 11 procent Britse pond. Dus het gewicht van de dollar in die SDR’s is niet zo groot. En China wil nu meer op die SDR’s inschrijven en zo kan het zijn risico over meerdere munten spreiden. Maar de rol van de SDR’s blijft toch eerder beperkt en het lost het probleem van China niet echt op: ze blijven zeer afhankelijk van de dollar.

Hoe vlug zal er een echt alternatief komen voor de dollar?

VERPLAETSE: Ik zie in de nabije toekomst geen echt alternatief opduiken voor de dollar. Het kan nog makkelijk 20 jaar duren eer bijvoorbeeld de euro de dollar zou kunnen vervangen als belangrijkste munt in de wereld.

En goud?

VERPLAETSE: China is zeer geïnteresseerd in goud en verhoogde tussen eind 2007 en juli 2009 zijn goudvoorraad van 600 tot 1054 ton. China is aldus de vijfde goudbezitter ter wereld na de VS (8100 ton in juli 2009), Duitsland (3400 ton), Frankrijk (2400 ton) en Italië (2400 ton). Maar het grote probleem is: er komt praktisch geen aanvullend goud beschikbaar voor het geheel van de centrale banken en bovendien zijn maar uiterst weinig landen bereid om goud te verkopen. Kortom, China kan moeilijk zijn wisselreserves diversifiëren door het aanschaffen van grote goudhoeveelheden.

Dan heeft China nog maar weinig mogelijkheden om zich onafhankelijker van de dollar te maken?

VERPLAETSE: Als China zijn wisselreserves wil beperken, dan lijkt de beperking van de aangroei van de wisselreserves zelf het meest aangewezen. Dat kan door een vermindering van het courante overschot, dat de laatste jaren gemiddeld 350 miljard dollar per jaar bedroeg. China kan het ook compenseren door nettokapitaaluitvoer. Dat is dus het tegenovergestelde van de VS, waar er een groot courant tekort is, gemiddeld 745 miljard dollar per jaar, dat praktisch volledig gedekt wordt door netto-kapitaalinvoer. Maar dat zal dan niet eenvoudig zijn en op zijn minst heel wat tijd vergen. China zou het kunnen bevorderen door een appreciatie van de yuan, dus de munt sterker laten worden. Maar daar springt China zeer voorzichtig mee om, want een sterke munt is nadelig voor de uitvoer en China wil nog meer jobs creëren en dus is economische groei nodig.

Men zou ook de consumptie van de Chinezen zelf kunnen aanzwengelen?

VERPLAETSE: Natuurlijk, maar ook dat zal tijd vergen. Misschien kan het ontwikkelen van een soort socialezekerheidsstelsel in China daartoe bijdragen, maar dat zal weer gevolgen hebben voor de budgettaire ontwikkelingen. Tot op heden heeft China een voorzichtig begrotingsbeleid gevoerd. Van 2001 tot 2005 werd door de centrale overheid een jaarlijks financieel tekort van gemiddeld 2,2 procent van het bbp genoteerd. De laatste jaren werd praktisch een evenwicht bereikt. Belangrijke herstelmaatregelen zouden het tekort doen oplopen tot 3 procent bbp in 2009 en 2,7 procent in 2010.

Conclusie: de VS hebben te veel consumptie, China heeft te weinig consumptie. De staatsschuld van de VS loopt op, China haalt steeds meer dollars binnen. Hoe los je die toenemende spanning tussen beide landen op?

VERPLAETSE: Op korte termijn is dat niet gemakkelijk op te lossen. Het consumeren zit als het ware ingebakken in de Amerikaanse cultuur, en het sparen in de Chinese cultuur. Om dat te doorbreken, moet je vele monetaire en budgettaire instrumenten hanteren. Het zal zeer geleidelijk en gecoördineerd moeten worden aangepakt. Natuurlijk moeten de Amerikanen meer gaan sparen en minder consumeren, maar dan zal China er niet meer zoveel naar kunnen uitvoeren. Maar het Amerikaanse overheidstekort moet verminderen en het Chinese overschot moet ook verminderen. Ze zullen daarover samen wel tot een oplossing komen, ook al zullen daar vele jaren over gaan. Trouwens, ook de wereld zou beter af zijn als er niet enerzijds een land met een reusachtige schuld is, en anderzijds een land met gigantische overschotten. Dat zou bijdragen tot een meer harmonische en duurzame wereldgroei, zelfs al zou die iets lager kunnen uitvallen.

Fons Verplaetse, eregouverneur van de Nationale Bank van België, buigt zich voor Knack met enige regelmaat over economische problemen en uitdagingen. Hij analyseert ze en formuleert concrete oplossingen.

DOOR EWALD PIRONET

‘President Barack Obama kan zijn herstelplannen niet uitvoeren zonder de hulp van China. Dat is toch straf, nietwaar?’

‘Het kan nog makkelijk 20 jaar duren eer bijvoorbeeld de euro de dollar zou kunnen vervangen als belangrijkste munt in de wereld.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content