De presidentsverkiezingen in Congo verliezen, kan zware gevolgen hebben. Jean-Pierre Bemba, leider van oppositiepartij MLC, moet terechtstaan voor het Internationaal Strafhof in Den Haag. In afwachting van het proces, dat wellicht najaar 2010 van start gaat, woedt een procedureslag over zijn voorwaardelijke vrijlating. Verslag van enkele bewogen maanden in het spoor van een Congolese familie die zich in een dubieuze slachtofferrol koestert.

Een goede auto, wie zou het Lilia-ne Bemba misgunnen? Al meer dan een jaar pendelt ze twee keer per week tussen Sint-Genesius-Rode en Scheveningen waar haar echtgenoot in de gevangenis zit. In het weekend, als de vijf kinderen haar vergezellen, zit ze zelf aan het stuur van een Audi Q7. Op deze snikhete zomerdag heeft ze haar neef José als chauffeur opgetrommeld. Geen Q7 vandaag, maar een iets kleinere Mercedes ML 500 die gelukkig over een potente airco beschikt. ‘Ik hoop dat er geen file is’, zucht Liliane. ‘Ik denk dat ik stilaan iedere verlichtingspaal tussen Dor-drecht en Den Haag ken.’

Het is vandaag bijna op de dag af een jaar geleden dat de Congolese oppositieleider Jean-Pierre Bemba (46) aan het Internationaal Strafhof in Den Haag werd uitgeleverd, nadat hij op 24 mei door de federale politie in zijn villa in Sint-Genesius-Rode was gearresteerd. Met afschuw beschrijft Liliane de vernedering die ze voelde toen ze haar man die eerste weken in de gevangenis van Vorst bezocht, terwijl zijn advocaten tevergeefs de uitlevering aanvochten.

Als je haar hoort praten, kost het weinig moeite Liliane als slachtoffer te zien. Vijf schoolgaande kinderen in huis en een man in de gevangenis, het is vast geen sinecure. Niet dat die man in het verleden uitblonk door zijn huiselijkheid. Jean-Pierre Bemba beschrijft in zijn boek Le choix de la liberté hoe hij in september 1997 van zakenman tot rebellenleider vervelde en ten strijde trok tegen president Laurent Kabila. Met succes: zijn Mouvement de Libération du Congo (MLC) wist met Ugandese steun in een mum van tijd het hele noorden van Congo te veroveren.

Het gezin werd pas in juli 2003 herenigd, toen Bemba het maquis verliet om een van de vier vicepresidenten te worden in het overgangsregime dat Congo naar zijn eerste vrije verkiezingen in veertig jaar moest begeleiden. Het vervolg is bekend: de MLC-leider moest het in de tweede ronde van de presidentsverkiezingen in oktober 2006 afleggen tegen Joseph Kabila, een nederlaag die hij met zijn 44 procent van de stemmen moeilijk kon verkroppen. Het waren voor de Bemba’s woelige tijden. Twee keer werden ze in hun somptueuze residentie in Gombe-Kinshasa belegerd. De laatste schietpartij tussen MLC-lijfwachten en Kabilagetrouwe regeringstroepen kostte aan honderden mensen het leven, meteen de aanleiding voor de Bemba’s om naar Europa te vluchten.

Groepsverkrachtingen

Slachtoffers bestaan evenwel in soorten en gradaties. Er zijn ook vrouwen die door soldaten worden verkracht, al dan niet in het bijzijn van echtgenoot en kinderen. Er zijn mannen die worden gefolterd en vermoord, en dorpelingen die hun hutten zien platbranden door plunderende militairen. Het is voor dit soort slachtoffers dat de Argentijnse hoofdaanklager Luis Moreno-Ocampo gerechtigheid zoekt in de zaak-Bemba.

Die slachtoffers vielen merkwaardig genoeg niet in Congo zelf, maar in de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR), een buurland met een naam waarin de kolo-niale cartografie nog nazindert. Het was oktober 2002, de democratisch verkozen president Ange-Félix Patassé werd door de opstandige generaal François Bozizé in het nauw gedreven. In hoge nood riep hij Jean-Pierre Bemba, al drie jaar lang heer en meester in de aangrenzende Evenaarsprovincie, te hulp. De bereidwilligheid van de MLC-leider had niet alleen met democratische bekommernis te maken, zoals hij zelf graag verkondigt. Er speelden ook grensoverschrijdende etnische banden mee, en bovendien fungeerde CAR-hoofdstad Bangui als draaischijf voor de bevoorrading van Bemba’s rebellen. Vast staat dat de vijf maanden durende campagne van zowat 1500 MLC-soldaten ongemeen brutaal is verlopen. Hun wangedrag leverde de munitie waarmee Moreno-Ocampo zijn akte van beschuldiging tegen Bemba heeft gestoffeerd. (zie kader) ‘Behalve van plundering, moord en foltering is er sprake van verkrachting op ongeziene schaal’, zegt Ocampo’s woordvoerder Béatrice Le Fraper du Hellen. ‘We hebben duizenden slachtoffers van groepsverkrachtingen geïdentificeerd, jonge meisjes zowel als bejaarde vrouwen. Alleen al daarom wordt dit een belangrijk proces. Het is de eerste keer dat iemand zich moet verantwoorden voor het gebruik van seksueel geweld als oorlogswapen.’

Bemba houdt vol dat hij geen schuld heeft aan de misdaden in de CAR. Hij had zijn expeditieleger, overtallige eenheden die bij de opstand in Noord-Congo konden gemist worden, onder het bevel van de Centraal-Afrikaanse president Patassé geplaatst. Zelf had hij bijgevolg geen enkele zeggingschap meer over zijn eigen troepen, die overigens vochten in nieuwe uniformen die door de Libische leider Muammar Khaddafi werden geschonken. Liliane vist uit haar dossier een brief, op4 januari 2003 verstuurd aan de hoge vertegenwoordiger van de VN in Bangui, die het ultieme bewijs voor deze stelling moet leveren. Bemba drukt zijn bezorgdheid uit over ‘geruchten’ betreffende wreedheden begaan door MLC-troepen in de CAR. Hoewel hij een smeercampagne van zijn tegenstanders vermoedt, vraagt hij de VN met aandrang een onderzoek in te stellen en eventuele verantwoordelijken kordaat te straffen, want zelf staat hij machteloos. Bij de brief zit een ontvangstbewijs van de VN in Bangui. 27 januari 2003, het stuk is meer dan drie weken onderweg geweest. Het kamp van de procureur is van dit bewijs à décharge echter niet onder de indruk. ‘Nu schuift hij alles af op Patassé’, schampert Le Fraper du Hellen. ‘Maar tijdens de militaire campagne luidde hij een andere klok. We hebben radio-interviews teruggevonden waarin hij de operationele leiding claimt, onder meer op RadioFrance Inter. Er zijn ook getuigenissen van gewezen medestanders. Bemba ontving dagelijks rapporten over het offensief in de CAR. Het klopt dat Patassé zijn hulp heeft ingeroepen, maar hij dicteerde de voorwaarden.’

Charles Taylor

Dirk Draulans, welbekend bij lezers van Knack, heeft over Bemba’s rebellie een boek geschreven ( Handelaar in Oorlog, Atlas, 2003) waarin de MLC-leider niet helemaal onsympathiek uit de verf komt. Toch is hij niet verwonderd dat zijn protagonist straks voor het Internationaal Strafhof moet verschijnen. ‘De invasie in de CAR heb ik niet gecoverd’, zegt Draulans. ‘Maar dat hij zijn troepen niet onder controle had, lijkt me onzin. Ik heb het zelf meegemaakt hoe hij zijn soldaten terugfloot, terwijl ze stonden te popelen om Beni en Butembo (in Noord-Kivu, nvdr) te plunderen. Om dat te kunnen, moet je een ijzeren greep op je troepen hebben. Misbruiken hoorden erbij. MLC-rekruten werden na een training van zes weken naar het front gestuurd, met een uniform, een geweer en een handvol munitie. Soldij ontvingen ze niet, ze moesten op de rug van de burgerbevolking zien te overleven. Maar dat is niet typisch voor het MLC, zo werkten alle legers in Congo.’

Scheveningen. Liliane vergezellen in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden mag niet, maar in de auto heeft ze verteld over het leven in de beroemde gevangenis waar het Internationaal Strafhof enkele cellenblokken afhuurt. De gedetineerden verblijven overdag in een gemeenschappelijke ruimte waar ze samen koken, kranten lezen, televisie kijken en kaart spelen. Het is tamelijk hallucinant om zich het tafereel voor te stellen. Naast Bemba zitten aan de kaarttafel Thomas Lubanga en zijn gewezen aartsvijanden Germain Katanga en Mathieu Ngudjolo Chui. Alledrie warlords uit de regio Ituri, toneel van enkele van de gruwelijkste slachtpartijen uit de tweede Congolese burgeroorlog, waarin ook Bemba zich niet onbetuigd liet. In Den Haag slingeren nog enkele rapporten rond over de zogenaamde effaceurs in Ituri. Deze MLC-troepen zouden zich volgens VN-waarnemers behalve aan standaardpraktijken zoals moord en verkrachting ook aan kannibalisme schuldig hebben gemaakt, een aantijging die door Bemba met klem wordt tegengesproken.

De vier Congolezen delen hun ruimte met Charles Taylor, de gewezen president van Liberia, die de twijfelachtige eer geniet als eerste terecht te staan voor het Internationaal Strafhof. Zouden ze tijdens het kaartspel een boom opzetten over de oogkleppen van Vrouwe Justitia? Tot dusver heeft het Internationaal Strafhof, opgericht met mondiale ambities en niet te verwarren met het Joegoslaviëtribunaal, uitsluitend Afrikanen geklist. Ook de dertien arrestatie-bevelen zijn zonder uitzondering voor Afrikanen gereserveerd. Dat steekt niet alleen de gevangenen van Scheveningen. De weigering van de Afrikaanse Unie om het ar-restatiebevel tegen de Sudanese president Omar Al-Bashir uit te voeren, spreekt daarover boekdelen.

Den Haag. Jeannot Bemba-Saolona himself is naar het Internationaal Strafhof afgezakt om zijn zoon een hart onder de riem te steken. De MLC-aanhangers, van wie sommige speciaal uit Kinshasa zijn overgevlogen, zijn vol ontzag voor de levende legende. Het zal de laatste keer zijn dat ze hem in levenden lijve zien, maar dat beseft nog niemand. Jeannot Bemba, zoon van een Belgische vader en een Congolese moeder, gold lange tijd als de machtigste zakenman van Congo. Zijn naam staat voor vliegtuigmaatschappijen, rederijen, mijnbouw, vastgoed, diamanthandel en plantages. Het imperium, opgebouwd met de warme steun van streekgenoot en boezemvriend Mobutu, zou door Jean-Pierre Bemba nog worden uitgebreid met onder meer een telecombedrijf en twee televisiezenders. Na de val van Mobutu belandde Jeannot enkele weken in de gevangenis, wat niet belette dat hij even later door Kabila tot minister van Industrie werd gebombardeerd. Dat zijn zoon intussen een gewapende opstand tegen diezelfde Kabila had ontketend, leidde destijds tot wilde speculaties. Bloedig generatieconflict of doorgestoken kaart om van twee walletjes te snoepen en het zakenimperium te vrijwaren? Feit is dat vader Bemba hier vandaag zit als verkozen senator voor de MLC van zoon Jean-Pierre. Twee dagen na deze zitting, op woensdag 2 juli, zal het bericht als een donderslag inslaan: de 67-jarige Jeannot Bemba is in Brussel totaal onverwacht aan een hartaanval gestorven.

Voorhechtenis

De sfeer op de tribune van de tweede raadkamer van het ICC, de Pre-Trial Chamber II, is strijdbaar. Het Bembakamp put vertrouwen uit het tussenarrest van 4 maart, waarin het Strafhof de procureur opdraagt zijn akte van beschuldiging te herkwalificeren. Bemba wordt niet langer aangeklaagd wegens persoonlijke betrokkenheid bij misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden. De herwerkte aanklacht focust op zijn rol als militaire en politieke chef. Bemba wist van de misdaden en heeft niks gedaan om ze te voorkomen of te bestraffen: dat moet Moreno-Ocampo hard maken tijdens het proces dat vermoedelijk pas in het najaar van 2010 van start zal gaan. Een nederlaag voor de procureur? ‘Zo zien wij het niet’, zegt Béatrice Le Fraper du Hellen. ‘Het Strafhof biedt ons integendeel de kans op een juridische mijlpaal. Of het nu om staatshoofden, rebellenleiders of militairen gaat, ze moeten beseffen dat ze verantwoordelijk zijn voor het gedrag van hun troepen. Het argument dat ze zelf geen bloed aan hun handen hebben, telt voortaan niet meer.’

Vandaag buigt de alleenzetelende Bulgaarse rechter Ekaterina Trendafilova zich uitsluitend over de vraag of de beklaagde zijn proces al dan niet in hechtenis moet afwachten. De debatten spelen zich achter kogelvrij glas af. Een zwijgzame Bemba ziet zijn advocaten beurtelings opstaan om het woord te voeren. Behalve twee Congolezen heeft hij een Brit met een ronkende naam ingehuurd: Karim Khan, een ervaren rot die al voor het Joegoslaviëtribunaal en het Rwandatribunaal heeft gestaan en ook Charles Taylor verdedigt. Hun betoog is voorspelbaar: de verdere aanhouding van Bemba is nergens voor nodig, zeker in het licht van de volgens hen fel afgezwakte aanklacht. Uiteraard zal hun cliënt beschikbaar blijven voor het Strafhof en alle voorwaarden naleven, zelfs een elektronische enkelband is bespreekbaar.

Na de zitting heerst er een lichte euforie in het Bembakamp. De uitspraak over de voorwaardelijke vrijheid valt pas binnen enkele weken, maar de voortekens zijn gunstig. De rechter heeft de griffie opgedragen zes landen waaronder België, Frankrijk en Portugal te polsen of ze principieel bereid zijn Bemba in afwachting van zijn proces op hun grondgebied te tolereren. Buiten, op de trappen van het zwaarbeveiligde torengebouw aan de rand van Den Haag, wordt intussen een alternatief proces gevoerd, met het Internationale Strafhof zelf op de beklaagdenbank. Klassenjustitie die uitsluitend arme landen viseert, luidt het requisitoir. Trouwens, als ze Bemba vervolgen, kunnen ze straks ieder Afrikaans staatshoofd voor het Internationaal Strafhof slepen. Er zijn er weinigen die niet met een gewapende opstand aan de macht zijn gekomen. En waarom in dit dossier alleen de MLC-leider viseren? Waarom ook niet Ange-Félix Patassé, de inmiddels afgezette president van de CAR? Of Olivier Kamitatu, destijds rechterhand van Bemba en nummer twee van het MLC, maar intussen overgelopen naar Kabila en beloond met een ministerportefeuille? ‘En waarom Kabila niet’, vraagt politiek analist en blogger Tony Bolamba met veel gevoel voor retoriek. ‘Heeft die misschien schone handen? Lees de rapporten van de Monuc (VN-missie in Congo, nvdr) en Human Rights Watch over Oost-Congo. Het zijn Kabila’s soldaten die op grote schaal moorden en verkrachten.’

Martelaar

Het blijft een goede vraag: heeft Bemba meer bloed aan zijn handen dan het dozijn warlords dat nog vrij rondloopt in de regio van de Grote Meren? ‘Kabila is geen haar beter’, zegt Dirk Draulans. ‘Er zullen niet gauw nieuwe verkiezingen in Congo komen, want Kabila beseft maar al te goed dat het presidentschap zijn levensverzekering is. Stel dat hij morgen de verkiezingen verliest, dan wacht hem hetzelfde lot als Bemba. Het Strafhof moet nu eenmaal rekening houden met de politieke gevoeligheden. Waarom hebben ze Bemba pas vorig jaar opgepakt, terwijl het onderzoek al twee jaar aansleepte? Ze hebben gewacht tot hij de verkiezingen had verloren en zich als oppositieleider had verbrand.’

Uiteindelijk heeft rechter Trendafilova op 14 augustus een verrassende beslissing genomen: beklaagde Jean-Pierre Bemba mag zijn proces in voorwaardelijke vrijheid afwachten. Toch zit de MLC-leider bijna twee maanden later nog altijd opgesloten in Scheveningen. Niet alleen heeft de procureur opschortend beroep tegen zijn vrijlating aangetekend, er is ook een praktisch bezwaar gerezen. Geen enkel land heeft zich bereid getoond Bemba op te vangen. Ook België laat de beker liever aan zich voorbijgaan, officieel omdat ons land niet kan instaan voor de veiligheid van de beklaagde. Daarbij wordt verwezen naar de rellen tijdens de rouwdienst voor Jeannot Bemba in de Brusselse Sint-Michielskathedraal. Jean-Pierre Bemba had verlof gekregen om de plechtigheid bij te wonen, een gunst die met een ongeziene machtsontplooiing van Nederlandse en Belgische veiligheidsdiensten gepaard ging. Desondanks eindigde de dienst bijna in stampij, toen fanatieke MLC-aanhangers door het veiligheidskordon rond hun idool probeerden te breken.

‘Natuurlijk is mijn cliënt ontgoocheld’, zegt advocaat Aimé Kilolo. ‘België is zijn tweede vaderland, zijn vijf kinderen gaan hier naar school. We kunnen enkel vermoeden dat de Belgische weigering door politieke en diplomatieke overwegingen werd ingegeven. Daarom hebben we het Strafhof gevraagd andere kandidaten te polsen die geen belangen hebben in Congo, zoals de Scandinavische landen. Er is nog een alternatief. Voor zijn arrestatie heeft mijn cliënt altijd geweigerd naar Congo terug te keren, omdat zijn veiligheid niet kon worden gegarandeerd. Maar als het echt niet anders kan, is hij nu wel bereid naar Congo terug te keren om zijn proces af te wachten.’

Bemba terug naar Kinshasa, als martelaar van het Internationaal Strafhof. Het moet voor de Congolese president Kabila een nachtmerrie zijn. Maar of het zover komt? Nog deze maand moet de beroepskamer van het Strafhof zich over de voorwaardelijke invrijheidstelling uitspreken. De zaak-Bemba belooft een feuilleton met veel afleveringen te worden.

DOOR ERIK RASPOET/foto’s yann bertrand

‘Of het nu om staatshoofden, rebellenleidersof militairen gaat, ze moeten beseffen dat ze verantwoordelijk zijn voor het gedrag van hun troepen. Het argument dat ze zelf geen bloed aan hun handen hebben, telt voortaan niet meer.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content