Het zijn razend interessante tijden in Turkije. Met Ahmet Davutoglu benoemde premier Erdogan een beeldenstormer in het departement van Buitenlandse Zaken. Het nieuwe Turkije moet er een van open deuren en ramen worden. Taboes gaan overboord, een frisse wind waait door Ankara.

Begin mei schudde premier Recep Tayyip Erdogan in Ankara eens goed met de kaarten. Enkele ministers verloren hun baan, anderen kregen nieuwe postjes, maar het was vooral de benoeming van Ahmet Davutoglu tot nieuwe minister van Buitenlandse Zaken die als belangrijk aangestipt kon worden. Voor het grote publiek was Ahmet Davutoglu een onbekende naam. Hij is geen verkozen parlementslid en werd vanuit de coulissen meteen op de ministersstoel gekatapulteerd. Maar wie de Turkse politiek volgt, keek niet verrast op van de benoeming. Davutoglu was al jarenlang de belangrijkste adviseur van Erdogan voor diens buitenlands beleid, en het was een publiek geheim dat hij en niet minister van Buitenlandse Zaken Ali Babacan de lijnen uitzette. Voormalig VS-ambassadeur in Turkije Mark Parris omschreef Davutoglu eerder als ‘de Henri Kissinger van Turkije’, naar de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken die in de jaren zeventig het beleid in Washington hervormde.

Davutoglu belandde vanuit de academische wereld in de politiek. In 2001 publiceerde de toenmalige professor aan de Beykent Universiteit Stratejik derinlik (‘Strategische diepte’), een studie over de Turkse buitenlandse politiek. Net op dat moment liepen huidig premier Erdogan en tegenwoordig president Abdullah Gül handtekeningen en fondsen te verzamelen om hun AK-partij op te richten. Maar er moest natuurlijk ook een partijprogramma geschreven worden, en daarmee was de kiem voor samenwerking gelegd. Wie het programma leest waarmee de AK-partij in 2002 voor het eerst naar de kiezers trok, ziet dat Erdogan en Gül Stratejik derinlik in de buurt gehad moeten hebben.

Stratejik derinlik herdefinieerde Ankara’s verhouding met het buitenland, nadat het decennialang een egelstelling had aangenomen. De oude positie was gestoeld op twee overtuigingen. Enerzijds vond Turkije dat het zich vooral moest verweren tegen zijn directe buren. ‘Turkije is aan drie kanten omringd door water, en aan vier zijden door vijanden’, zo leerden Turkse kinderen op school. Anderzijds was er de Koude Oorlog, waarin Turkije een belangrijke pion was voor het Westen in de strijd tegen het communisme. Generaties Turkse diplomaten – en in het verlengde de hele Turkse bevolking – groeiden op in de overtuiging dat de status-quo het hoogst haalbare en wenselijke was. Een Turkije dat niet op zijn hoede is, zal ten onder gaan, zo kregen de Turken te horen. Die overtuiging leidde tot de betonnering van de binnenlandse machtsverhoudingen en verklaart ook de autoritaire trekjes die de Turkse staat zo lang kenmerkten.

Davutoglu zette de ramen en deuren wijd open. Hij schrijft dat Turkijes geografische positie ‘een hefboom moet zijn om zich te openen voor de wereld en zijn invloed uit te breiden van regionaal tot mondiaal’. Volgens hem is het onmogelijk een beleid uit te bouwen wanneer Turkije constant in crisis leeft met zijn buurlanden. Davutoglu legt in Stratejik derinlik de nadruk op goed nabuurschap op basis van culturele en economische relaties.

Het verleden uitzweten

Wie de Turkse buitenlandse politiek na 2002 bekijkt, merkt dat die onder het bewind van Erdogan aanzienlijk is bijgestuurd in de richting van appeasement, of verzoeningspolitiek. De marsorder luidt: geen problemen met onze buurlanden. Dat was hoogst nodig. In de jaren negentig kwam Turkije met bijna al zijn buurlanden in aanvaring. De bezetting door Armeense troepen van de enclave Nagorno-Karabach in Azerbeidzjan, door de Turken zowat beschouwd als een zusterland, bemoeilijkte de sowieso al gespannen verhoudingen met Armenië, en leidde tot sluiting van de grens met dat land. Ook met Griekenland zat er meer dan eens een haar in de boter. Het scheelde niet veel of beide landen trokken midden jaren negentig ten oorlog vanwege enkele betwiste eilandjes in de Egeïsche Zee. Het aanhoudende conflict tussen het Turkse leger en de Koerdische terreurbeweging PKK en de vaudeville rond de arrestatie van PKK-leider Abdullah Öcalan zorgden voor spanningen met zowel Irak, Griekenland als Syrië, stuk voor stuk buurlanden. De jaren negentig waren ook de jaren waarin etnische Turken in Bulgarije beroerde tijden beleefden en Turkije duizenden van hen onderdak moest bieden.

Turkije worstelde in die jaren ook met zichzelf. Tussen 1994 en 1997 telde het land maar liefst zeven verschillende ministers van Buitenlandse Zaken. Een van hen, Ismail Cem, gaf in zijn recent postuum verschenen biografie te verstaan dat hij zich toen geïsoleerd voelde in de internationale arena. In 1997 was het land op de EU-top in Helsinki er kordaat op gewezen dat het volstrekt niet voldeed als aspirant-lidstaat. Turkije had de voeling verloren met de internationale gemeenschap. De facto werd het buitenlands beleid in die jaren gedicteerd door de Nationale Veiligheidsraad, waarin de militairen de bovenhand hadden. In het zuidoosten woedde een bloedig conflict tussen het leger en de PKK, in het kader waarvan de staat buitenwettelijke organisaties en operaties tolereerde die Turkije op het vlak van mensenrechten een kwalijke reputatie bezorgden – waarvoor het land nu nog altijd de prijs betaalt. Het lopende Ergenekonproces, een samenzwering van ultranationalisten tegen de AKP-regering, legt heel wat verbanden met gebeurtenissen uit die periode en bewijst dat Turkije zijn onfrisse verleden volop aan het uitzweten is.

Anno 2009 ziet het plaatje er helemaal anders uit. We noteerden het eerste bezoek van een Syrische president aan de Turkse hoofdstad, het bezoek van een Saudische koning, de primeur van een Iraakse president in Ankara, een omstreden Hamas-delegatie, het eerste bezoek sinds 57 jaar van een Griekse premier, en in het najaar rolt de rode loper uit voor het bezoek van de Armeense president Serge Sarkissian. Een procesgang tegen voormalige topgeneraals, een strafwet die meer rekening houdt met burgerrechten, een Nationale Veiligheidsraad die wordt voorgezeten door een burger: dat zijn allemaal dingen die in Turkije tien jaar geleden nog verre dromen waren. In weerwil van felle binnenlandse oppositie accepteerde de regering-Erdogan in 2004 zelfs een vredesplan voor de hereniging van Cyprus. De afwijzing van dat plan door de (Grieks)-Cypriotische zijde was dan ook een zware morele opdoffer voor Erdogan, maar het new look-Turkije had zich tenminste in de internationale arena kunnen tonen.

Economische samenwerking

Is het glas halfleeg of halfvol? De toetredingsgesprekken met de Europese Unie over lidmaatschap verlopen moeizaam, maar ze hebben nu al een onomkeerbaar effect gehad op het democratische gehalte van het land. Voorstanders van die toetreding voelen zich in de steek gelaten telkens wanneer Angela Merkel of Nicolas Sarkozy aangeeft het Turkse lidmaatschap niet te zullen steunen.

Davutoglu gelooft sterk in economische interdependentie en samenwerking in een regio om vrede en stabiliteit te brengen. Turkije sloot de afgelopen jaren vrijhandelsakkoorden met Albanië, Montenegro, Marokko, Tunesië, Egypte en Palestina. Maar de grootste vooruitgang werd geboekt in het oosten, waarbij Turkije zich in zijn ambitie als distributiecentrum voor aardgas en olie wil profileren als een stabiele partner. Ankara plukt de vruchten van een stijgende handel met landen in het Zwarte Zeebekken zoals Roemenië, Oekraïne, Rusland en Georgië. Was Turkije als exportland vooral gericht op Europa, dan steeg het aandeel van de export oostwaarts van 11 procent in 2002 tot 20 procent in 2008. Wie de Koerdische autonome regio in Noord-Irak bezoekt, ziet dat Turkse ondernemers er volop actief zijn, en hetzelfde geldt voor Centraal-Azië. In die geest van economische samenwerking moeten ook de gesprekken over een eventuele opening van de Turks-Armeense grens bekeken worden. De Armeense claim om erkenning van de Turkse genocide op de Anatolische Armeniërs aan het begin van de vorige eeuw blijft wel een stevige hinderpaal in de contacten tussen beide landen. En ook de Turkse eis tot terugtrekking van de Armeense troepen uit Nagorno-Karabach, blijft de verhoudingen tussen Ankara en Jerevan bemoeilijken. Maar tegelijk zijn er meer dan vroeger uitwisselingen tussen Turkse en Armeense ngo’s en media.

En dan is er nog de veelbesproken rol van Turkije als internationale bemiddelaar, ook een onderdeel van het masterplan Davutoglu. Turkije bemiddelde de afgelopen jaren tussen de verschillende fracties in Libanon, tussen de Palestijnse Autoriteit en Hamas, tussen Irak en zijn buurlanden. En Erdogan wil Turkije graag een vooraanstaande rol zien spelen in de geschillen tussen Iran en de VS. Het meest verregaande was de Turkse bijdrage in gesprekken tussen Syrië en Israël.

Actieve speler

Davutolgu neemt veel hooi op zijn vork. Onbesproken is zijn aanpak niet, zeker niet in eigen land. Critici noemen zijn politiek ‘à la carte’ en zijn ervan overtuigd dat Turkije steeds meer afwijkt van zijn westerse oriëntatie. Toen Erdogan begin dit jaar voor het oog van de wereldpers opstapte in een debat met de Israëlische president Shimon Peres, klonk het dat de Turkse premier zich tegenwoordig opstelt als een woordvoerder van de islamwereld. De kemalisten, de stichters van Turkije, wilden net dat het land de islamwereld de rug toekeerde.

Het ‘nieuwe’ Turkije van Erdogan en Davutoglu zit dus schrijlings op zijn eigen Ottomaanse verleden en de pijlers van de republiek die Atatürk wenste. Tenslotte is alle politiek, zo luidt het gezegde, eerst en vooral binnenlandse politiek. Maar Ahmet Davutoglu vindt dat Turkije helemaal niet hoeft te kiezen tussen deze of gene identiteit. Hij neemt zelfs afstand van het cliché dat Turkije een brugland is tussen Europa en Azië, tussen West en Oost. Davutoglu: ‘Een brug is een passief ding, iets waarover goede maar ook slechte dingen kunnen passeren. Turkije wil een actieve speler zijn die z’n verantwoordelijkheid opneemt.’

Toen de Amerikaanse president Barack Obama in april het Turkse parlement toesprak, gaf die de indruk Turkije de vrije hand te willen geven in die nieuwe rol: ‘Er zijn er die zich afvragen in welke richting Turkije zal evolueren. Ze hebben het verkeerd voor. De unieke rol van Turkije is dat het erin slaagt in het centrum te liggen van daar waar de dingen gebeuren. Dit is niet de plaats waar Oost en West zich van elkaar scheiden, maar waar ze samenkomen.’ Het moet Davutoglu en Erdogan als muziek in de oren geklonken hebben.

Voor Ahmet Davutoglu is die dubbele Europees-Aziatische identiteit trouwens niet ruim genoeg. In Stratejik derinlik omschrijft hij Turkije als én een Europees én een Centraal-Aziatisch én een Midden-Oosters én een Caucasisch én een mediterraan land – en zelfs als een Golfstaat (door de binding met Irak). En dat alles voor de prijs van één. Nu nog afwachten of ze daar in Brussel, Parijs en in Berlijn oren naar hebben.

DOOR DIRK VERMEIREN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content