Het is vrolijk, verleidelijk, en radicaal in zijn eisen: het feminisme anno 2016. ‘Iedereen is voor gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Waarom is de realiteit dan anders?’

Feminisme en de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Veel hebben ze niet met elkaar te maken, maar het zijn de twee onderwerpen waar zestienjarigen in Nederland het vaakst een schoolwerk over maken. Ook in België krijgt Evie Embrechts van het Gentse collectief FEL, Feministisch en Links, sinds een jaar of vier nonstop scholieren over de vloer die op zoek zijn naar informatie over feminisme. Zelfs bij het Vrouwen Overleg Komité moeten ze enigszins verwonderd vaststellen dat het ledental bij jongeren stijgt. ‘Die jongeren die ik over de vloer krijg, ontdekken een soort verzwegen geschiedenis’, meent Embrechts. In haar woonkamer ruimde ze een wand in voor wat ze omschrijft als ‘een feministische bibliotheek’. De klassiekers uit het feministische denken staan er op een rij, maar omdat Embrechts vond dat er nog een goed, hedendaags standaardwerk ontbrak, brengt ze dit voorjaar haar eigen feministische boek uit: Feminisme. Een nieuw begin.

Ook dat is een vaststelling: aan feministische boeken was er het laatste jaar geen gebrek. Van We all should be feminists van de Nigeriaanse Chimamanda Ngozi Adichie over Bad feminist van de Amerikaanse Roxanne Gay en Who cooked Adam Smiths diner? van de Zweedse Katrin Marçal tot het F-boek in Nederland en Seksisme. Wij overdrijven niet in België. Minstens zo opvallend als het aantal is het succes van de boeken. Adichie werd een feministische ster. Ze katapulteerde het feminisme weer in de huiskamers en in de slaapkamers, ze bracht het tot bij de Beyoncés van deze wereld en ze schudde jongeren wakker om op z’n minst over suffe en stereotype verwachtingspatronen na te denken. ‘Gender schrijft voor hoe we zouden moeten zijn en erkent niet hoe we werkelijk zijn’, stelt ze. ‘Maar als vrouw zou je net zo gestoord, dom, verdwaasd, slecht gekleed en dik mogen zijn als mannen.’ In de vertaling Alla borde vara feministen is het vanaf nu verplichte lectuur op middelbare scholen in Zweden, als een gelijkheidscursus voor jongens en meisjes. Seksuele opvoeding is één ding, luidt het idee, maar als je wilt dat seks voor iedereen fijn is, dan kun je niet om feminisme heen.

‘Geloven dat de strijd gestreden is, is een vorm van publieke oplichting van de vrouw’, betoogt de Brusselse MR-politica Assita Kanko. In haar boek De tweede helft analyseert ze hoe het gesteld is met de positie van de vrouw en met de gelijkheid tussen man en vrouw in de wereld. Ze besluit onomwonden dat het tijd is voor een nieuwe feministische golf. Niet alleen op plaatsen waar kinderen worden uitgehuwelijkt, meisjes worden besneden of een vrouw samenvalt met de staat van haar maagdenvlies, maar ook hier. ‘Neem het van mij aan: zeer succesvolle vrouwen blijven zitten met problemen. Ik heb hun kwetsbaarheid gevoeld. Plots hoor je ze met gebroken stem vertellen over de dag dat ze ontdekken dat hun collega meer verdient of over de baas die zijn seksistische mopjes vooral zelf grappig vindt. ‘Ik ben geen feministe”, zeggen sommigen dan, waarop de bekende ‘maar’ volgt. “Als je geen feministe bent,” zei voormalig omroepster Saartje Vandendriessche onlangs, “dan kun je misschien ook gewoon je stemrecht teruggeven?” Ze heeft gelijk. Beweren dat je geen feministe bent, is spuwen op de geschiedenis waaruit je voortkomt.’

‘Feminisme’, stelt Kanko. ‘is niet meer en niet minder dan de toepassing van de allereerste regel van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.’ Ze citeert hem uit haar hoofd. ‘Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren.’ Ze schudt het hoofd. ‘Het lijkt vanzelfsprekend. Het is het niet. Nog altijd niet.’

1 HET MOET SNELLER GAAN

De illusie van vooruitgang is dat je stilstaat. Dat is kort samengevat het besluit van het rapport dat de Senaat verleden jaar opstelde naar aanleiding van wat een heuglijk feestjaar van de wereldwijde vrouwenrechten moest worden. In 2015 was het twintig jaar geleden dat in Peking een verklaring en actieprogramma rond vrouwenrechten werd goedgekeurd. Dat was een overwinning geweest, want nee, het Vaticaan was niet gelukkig met de paragraaf over geboorteregeling en ook China had er alles aan gedaan om dat onderonsje van vrouwen onmogelijk te maken. België had het verdrag ruimhartig onderschreven. Er waren wetten gekomen. De gelijkheid tussen man en vrouw werd grondwettelijk vastgelegd. U leest het goed: dat was tot dan niet het geval. Er kwamen quotawetten, ja, zelfs een loonkloofwet en sinds 2007 verplicht de wet op ‘gendermainstreaming’ dat iedere beleidsbeslissing getoetst wordt op zijn impact op vrouwen en mannen.

Maar wetten staan niet garant voor de toepassing ervan. En dus oogde de balans na twintig jaar weinig opbeurend. Loonkloof, pensioenkloof, sociaaleconomische ongelijkheid, de banalisering van seksisme, seksueel geweld op vrouwen, de achterstelling van migrantenvrouwen op de arbeidsmarkt: ze zijn allemaal nog even reëel als in de jaren zeventig, toen de feministes van de tweede golf op straat kwamen en voor fabrieken post vatten om zich ‘baas te noemen in eigen buik’ en ‘gelijk loon voor gelijk werk’ te eisen. ‘Er is vooruitgang’, noteerde de commissie onder voorzitterschap van N-VA’er Pol Van den Driessche. ‘Maar het gaat te traag. Onder andere door de verslapping van de aandacht omdat men denkt dat men er is.’

‘We hebben ons laten sussen. Neem abortus. Er is een abortuswet, maar abortus staat nog steeds in de strafwet.’ In het statige rijhuis in het centrum van La Louvière onderstreept Jeanne Vercheval ieder woord dat ze uitspreekt met een tik op de tafel. Vercheval is het levende bewijs dat de geschiedenis mannelijk kleurt. Als men zich haar nog herinnert, dan is het eerder als vrouw van de man die het fotografiemuseum in Charleroi uitbouwde, dan als de vrouw die in de jaren zeventig vooropliep in de arbeiders- en vrouwenstrijd. Ze was mee de drijvende kracht achter les Marie Mineurs – de Franstalige Dolle Mina’s – en zou later meewerken aan het boek Femmes dans l’histoire de Belgique, om de vrouw uit de voetnoten van de geschiedenis te halen.

Maar ze wil me een ander boekje tonen. Ze staat op, loopt naar de woonkamer, licht een beduimeld, dun boekje uit de kast en legt het tussen ons in op tafel. Het rode boekje van de vrouw lees ik, met op de kaft: een gebalde vrouwenhand. Het verscheen naar aanleiding van de eerste vrouwendag, op 11 november 1972 en was in een mum van tijd uitverkocht. ‘Vrouwen snakten naar dit soort concrete informatie. Van sociale rechten tot adressen van abortuscentra in Nederland. Die laatste zijn niet meer actueel, maar al de rest wel.’ Ze bladert het vluchtig door. ‘Dat ‘rode’ was om te choqueren. Dat deden we graag, maar verder: vrouwen zijn nog altijd het armst, ze proberen nog altijd te beantwoorden aan een schoonheidsideaal en ze worden nog steeds geslagen.’

2 BLIJF VAN MIJN LIJF

Zo formuleerden feministes als Vercheval het veertig jaar geleden. ‘Over seksualiteit hadden we het minder dan over geboortebeperking. Te weinig waarschijnlijk. We voelden er ons ongemakkelijk bij onze bedgeheimen te delen. Het viel ons alleen op hoe enthousiast mannen reageerden op het idee dat vrouwen zichzelf seksueel wilden bevrijden. ‘Gratis seks à volonté’, moeten ze gedacht hebben. Een nee is een nee, stelden wij daartegenover. Dat werd: blijf van mijn lijf. Niet sympathiek, misschien, maar met sympathie kom je niet ver.’

De slogan is een hashtag geworden. Van #wijoverdrijvenniet tot #wijsprekenvooronszelf. Met acht verkrachtingen per dag is seksueel geweld een bittere realiteit én – zo menen de verslaggevers van het rapport van de Senaat – een statistische onderschatting: de cijfers liggen waarschijnlijk hoger omdat seksisme gebanaliseerd wordt.

‘Het is een algemene cultuur’, stelt de 24-jarige Lauren Smits die meewerkte aan het F-boek en haar eigen Doetank Peer oprichtte, ‘waarin mannen seks moeten willen hebben en waarin men denkt dat je je eigen vriendin niet kunt verkrachten of waarin men nog steeds durft te beweren dat een meisje het zelf zoekt omdat ze te weinig kleren draagt. Dat hele denkkader moet op de schop.’

Vrouwen hebben Keulen niet nodig om te weten dat seksisme nog steeds in de haarvaten van de samenleving zit. Bij elke bom die barst rond seksueel geweld – of het nu op zo’n grote en uitzonderlijke schaal is als in Keulen, of door een uitspraak die verkrachting vergoelijkt, zoals van VUB-professor Willem Elias vorig jaar in de naweeën van de zelfmoord van Steve Stevaert – stroomt Facebook vol met getuigenissen van vrouwen die besluiten niet langer te zwijgen, of die het niet pikken dat mannelijke verontwaardiging niet zelden selectief is. Op een asielzoeker die verkracht, wordt heviger gereageerd dan op de buurman die zijn buurmeisje naakt opwacht achter de haag.

Hoewel zo veel online protest niet zichtbaar is voor wie niet kijkt, veroorzaakt het soms onverwachte schokgolven. Evie Embrechts van FEL merkte het toen ze vorig jaar een filmpje online zette waarin ze getuigde over haar eigen verkrachting, precies om een man als Elias duidelijk te maken dat ‘verkrachting overal altijd crimineel is’ en dat de tijd van blame the victim voorbij is. De actie had sneller resultaat dan verwacht: Elias nam ontslag. ‘We hadden nog allerlei andere zaken voorbereid, maar dat hoefde niet meer’, grinnikt Embrechts. En dan ernstig: ‘Seksisme is een systeem en een structuur. Het is niet toevallig dat er zo veel mopjes zijn over verkrachting of dat ons wijsgemaakt wordt dat er zoiets bestaat als eerlijke prostitutie of vrouwvriendelijke porno. Je laat je rollen als je dat gelooft als vrouw. In Zweden definiëren ze prostitutie als geweld op vrouwen. Dat is tenminste duidelijk.’

3 FEMINISME IS ER OOK VOOR DE ARMEN

‘We hebben te lang naar dat glazen plafond gestaard’, meent Anne Snick. Als voormalige coördinatrice van Flora vzw, een netwerkorganisatie die kwetsbare groepen in de samenleving versterkt, pleit zij voor een veelzijdig feminisme, een voor topvrouwen en poetsvrouwen, dat ongelijkheid structureel bekijkt en durft te ijveren voor andere, meer solidaire economische modellen. ‘Als iedereen competitief moet zijn, zijn er altijd winnaars en verliezers, mannen en vrouwen. Maar toch vooral vrouwen’, meent zij.

‘Natuurlijk mogen vrouwen carrière maken, maar iedereen heeft evenveel recht om zich te ontplooien. Ook vrouwen aan de onderkant van de sociale ladder. Het kan niet de bedoeling zijn het verschil tussen man en vrouw te verleggen naar een verschil tussen vrouwen. Exclusieve emancipatie bestaat niet. Dat is gewoon een andere vorm van discriminatie.’

Het waren de zwarte en Latijns-Amerikaanse vrouwen in de Verenigde Staten die het fenomeen voor het eerst benoemden: zij vulden de gaten in het huishouden en de kinderzorg die werden geslagen door de vrouwen die doorstootten naar de top. De zorg werd niet verdeeld tussen man en vrouw, hij werd uitbesteed. Maar, zo vroegen ze zich af, ‘wie poetst het huis van de poetsvrouw?’ Om het cru en weinig wetenschappelijk voor te stellen: terwijl de blanke vrouw ploetert om carrière te maken, past de gekleurde vrouw op de kinderen en poetst het huis.

Ook in België diept de kloof tussen vrouwen verder uit. Op basis van hun eigen inkomen, leeft 36 procent van de vrouwen onder de armoedegrens. Het meest verbazende is dat dit al zo lang onveranderlijk blijft en dat het de komende jaren enkel zal toenemen. De meeste maatregelen van wat men het sociaaleconomisch herstelbeleid noemt, treffen – ondanks die wonderlijke wet op de ‘gendermainstreaming’ – vrouwen.

Sofie De Graeve van het Vrouwen Overleg Komité (VOK) somt ze op: ‘Of het nu gaat over de pensioenhervormingen, de aanpassing van de inkomensgarantie bij onvrijwillig deeltijdse arbeid of het schrappen van de wachtuitkering: telkens worden kwetsbare groepen waarin vrouwen oververtegenwoordigd zijn keihard geraakt. Vooral die besparing op de inkomensgarantie bij onvrijwillig deeltijds werk is schrijnend. Het is een groep van tachtig procent vrouwen die wel voltijds wil werken, maar slechts een deeltijds contract krijgt omdat de werkgevers geen andere contracten aanbieden of omdat ze voltijdse beschikbaarheid eisen. Dit zijn vrouwen aan de kassa in grootwarenhuizen, vrouwen in de verkoop, vrouwen die betaald worden met dienstencheques. Ze kiezen er niet voor om deeltijds te werken, maar worden er binnenkort wel voor gestraft. Als ze na twee jaar geen voltijdse baan vinden, zullen ze – zoals het er nu uitziet – in 2018 de helft van hun aanvullende uitkering verliezen. Concreet betekent dit: je duwt hen als werkende in de armoede. Het zijn vrouwen die zelf niet zullen roepen en op tafel slaan. Het is de taak van het feminisme om hen een stem te geven. Ook al merk ik dat ik sneller gehoor krijg als ik over het glazen plafond begin dan over de uitwassen van de dienstencheques. Maar we moeten echt iets doen. Het is te dramatisch.’

Jobs, jobs, jobs, is het mantra van deze regering. Werken is de beste remedie tegen armoede. ‘Zoek een job!’ spoorde Gwendolyn Rutten onlangs nog migrantenvrouwen aan. Goedbedoeld, maar ook een beetje wereldvreemd. Dat blijkt uit een rapport over de participatie van vrouwen met een migratieachtergrond op de arbeidsmarkt dat Ella, het kenniscentrum van gender en etniciteit, eind 2015 afwerkte. We vinden geen werk, vertellen vrouwen, door mijn accent, door mijn hoofddoek, omdat niemand mijn diploma erkent. ‘Men leidt ze automatisch naar het systeem van de dienstencheques zonder zich af te vragen of die vrouwen misschien andere dromen hebben dan poetsen. Pas op, er is niets verkeerds met poetsen, er is ook niets fouts met het uitbesteden van huishoudelijke taken, maar als de ene groep zich emancipeert ten koste van de andere, heb je niet echt emancipatie’, vertelt Fatma Arikoglu van Ella.

Ze schudt haar hoofd. ‘Maar wat me het meest verbaasde en verontrustte, is dat vijftien jaar geleden precies hetzelfde onderzoek precies dezelfde pijnpunten blootlegde. Er is niets veranderd. Wat is dit dan? Bezigheidstherapie?’ Ze recht haar rug en zegt: ‘Feminisme gaat over gelijke rechten voor mannen en vrouwen met de nodige aandacht voor de meest zwakke in onze samenleving. Het is in essentie maatschappijkritisch.’

Of zoals Snick het formuleert: ‘We hebben een andere definitie van arbeid nodig. We rijden ons vast als we arbeid beperken tot betaalde arbeid. Als je thuis confituur maakt, is dat geen arbeid. Als je dat in een fabriek aan de lopende band doet, is het dat wel. Betaalde arbeid zegt niets over de kwaliteit van die arbeid. Het definieert arbeid in functie van economische groei, niet in functie van het goede leven voor iedereen. Nee, ik pleit niet voor een huisvrouwenloon. Maar ik pleit er wel voor alle onzichtbare arbeid te durven zien en te waarderen. Als migrantenvrouwen samen een spaarfonds oprichten, dan bekijkt men dat niet als zelfredzaamheid, maar controleert men hen op belastingontduiking. Als vrouw in een kwetsbare positie denk je daarna meer dan twee keer na voor je nog eens initiatief neemt. Door wat te schuiven met de puzzel arbeid-zorg-sociale leven komen we er niet. Dan valt er altijd iemand uit de boot.’

Omdat micromaatregelen en donderpreken over activeren vrouwen eerder dieper in armoede dringen dan hen eruit te halen en omdat ze de zorg niet automatisch beter verdelen, stofte het VOK een maatschappelijke eis af die ze al sinds de jaren zeventig op tafel legt: een algemene arbeidsduurverkorting. De Graeve: ‘We moeten met z’n allen minder gaan werken met behoud van loon. Het geeft de kans om betaald werk, tijd, inkomen en sociale rechten onder meer mensen te verdelen en het laat mannen toe zorgtaken op zich te nemen. Het sterkt de keuzevrijheid van iedereen. Meer werken kan altijd, minder ook. En daar staan we voor. We zijn niet naïef. Dat zal niet vanzelf gebeuren. Noem het onze nieuwe oude strijd.’

4 VERANDER NIET IN EEN MAN

‘Er is een eenvoudige manier om een gezelschap stil te krijgen’, zegt Kanko met een geamuseerde glimlach. ‘Gewoon zeggen dat je een feministe bent.’ Ze haalt de schouders op. ‘Wat kan mij het schelen dat feminisme zogezegd niet cool is. Ik wil niet cool zijn. Onze eerste dienst die we moeten bewijzen aan vrouwen is vrouw blijven. Ik wil een minirok dragen als ik dat wil, ik wil mijn lippen stiften en ik wil niet in een man veranderen om te bereiken wat ik wil. Het masculiene feminisme heeft veel pijn gedaan aan het feminisme.’ Onlangs nog maakte ze het mee. In Londen. Terwijl ze in haar handtas haar paspoort zocht, legde ze het boek dat ze net aan het lezen was op de balie in het hotel. We all should be feminists van Adichie. De receptioniste schoof het misprijzend weg.

‘Ik kom uit Nigeria’, zei ze. ‘Ik hou niet van haar. Geen enkele Nigeriaanse vrouw houdt van haar.’

‘Waarom niet?’

‘Omdat ze een feministe is.’

Kanko drong aan, wilde weten wat ze daarmee bedoelde, vroeg of ze het boek had gelezen.

‘Nee, maar ik hou niet van haar. En vrouwen in Nigeria houden niet van haar. Zij denkt dat vrouwen zonder een man kunnen, maar de vrouw is gemaakt uit een stuk van de man. Bovendien’, voegde ze eraan toe, ‘is ze een lesbische.’

Hij is bijna legendarisch geworden: de universele spotprent van de feministe. Ze zou harig zijn, mannelijk, altijd boos en zou stiekem dromen van gegrilde teelballen in tomatensaus. Vercheval steekt drie vingers in de lucht en vult aan: ‘We waren gefrustreerd, arrogant en malbaisé. Wij gingen daar vrolijk tegenin. We provoceerden, daagden uit en de gevolgen namen we erbij. Ik ben een paar keer ontslagen wegens mijn militante feminisme. Er zijn vrouwen gescheiden omdat het feminisme een wig sloeg in hun huwelijk. Als je het systeem prikkelt, zet het zijn stekels op. Dat is pijnlijk, ja, maar het motiveert om door te gaan. We wisten wat we wilden bereiken en we waren met velen. Vooral dat laatste is belangrijk: antifeminisme doet pijn als je denkt dat je alleen bent. Ook ik heb nog staan huilen omdat een man me toeblafte: “Er zijn geen vrouwen in de kunst. Ze kunnen het niet.” Enfin, zoveel jaar later heeft hij zich verontschuldigd. “Ach Jeanne,” zei hij, “wat was ik toch een con.” Vanaf dan deed hij gewoon mee met onze acties. Omdat hij groter was, kalkte hij onze slogans op de muren.’

In haar proefschrift Feminisme… Uughh mat Smits het overgeërfde beeld van het feminisme af aan de historische werkelijkheid. ‘Ook ik dacht: brr, feministes zijn altijd boos. Maar mensen die feministes wegzetten als schreeuwerige wijven, zijn vooral bang voor de verandering waar ze voor staan.’ ‘Feminisme is niet geruststellend’, voegt Embrechts eraan toe. ‘Je bereikt niets door het netjes te vragen. Stemrecht, sociale zekerheid, pensioenen, ziektezorg. Ze zijn bereikt door er keihard voor te vechten. Ik vind dat niet leuk, ik haat vechten en ruzie maken, maar ik denk wel dat het nodig is.’ Of zoals Vercheval het vertaalt aan de vrouwen van vandaag: ‘Il faut bouger.’ Haar ogen lichten op. ‘En terwijl je actie voert, kun je je maar beter amuseren. Dat deden wij ook, we waren vrolijk en grappig, maar dat is men blijkbaar een beetje vergeten.’

5 HUMOR IS EEN WAPEN

En ze is een feministe. Haar wapen is humor met de hakken vooruit. Ze klaagt niet zomaar aan, ze toont op pertinente en inspirerende wijze dat het anders kan. De toon is die zoals de negentienjarige Nozizwe Dube, voorzitter van de Jeugdraad, hem zet: ‘Als ze verwijten dat feministes harige vrouwen zijn, waarom zijn scheermessen voor vrouwen dan zoveel duurder dan voor mannen?’

No nonsens happy activism’, noemt Smits het op de website van de doetank – omdat er al te veel gedacht wordt – Peer die ze samen met Jeroen Pouw opstartte. Niet te verwarren met tv-presentator Jeroen Pauw die geheel dankzij eigen uitspraken het onderwerp werd van een van hun ‘vrolijke, maar noodzakelijke’ acties. Toen hij beweerde dat er zo weinig vrouwen in zijn talkshow Pauw zitten omdat vrouwen nu eenmaal niet belangrijk zijn in de wereld – iets wat hij ook betreurde – stampten ze bij Peer als eerste-hulp-aan-wanhopige-presentatoren het tijdelijke onderzoeksbureau Pauw & Vrouw uit de grond: ze bekwaamden zich erin voor iedere gast die Pauw liet opdraven een even bekwame vrouw te zoeken. De naam van de vrouw mailden ze telkens door naar de redactie. Op een dag kwam er bericht. Pauw en zijn redactie wilden hen graag ontvangen. ‘Toen kwam pas de schok’, zegt Smit. ‘De redactie bestond voor honderd procent uit vrouwen. Maar mensen uitnodigen voor talkshows gebeurt een beetje volgens de Pavlov-reactie: men vraagt wie men eerder gezien heeft en dat blijven blanke mannen van vijftig. Wij prutsen aan die vastgeroeste mechaniekjes. Op een fijne, liefdevolle, maar pertinente manier. Een beetje tongue-in-cheek, niet met haar op de tanden, maar door speldenprikken uit te delen.’

Het is een manier van werken en denken waarin documentairemaakster Emilie Plouvier zich herkent. ‘Ik wil eerder beschouwen dan beschuldigen. Zo wil ik mensen aanmoedigen – niet dwingen – om zichzelf feministe te noemen en te ontdekken dat er nog wel ruimte is voor verandering. Daarvoor hoef je niet boos of manonvriendelijk te zijn. Ik ben meer voorstander van positieve propaganda.’ Het is dat wat ze – opnieuw met de nodige humor en zonder veel dwang – bij het onlinemagazine Charlie proberen, dat Plouvier mee oprichtte: tonen dat er evenveel keuzes als vrouwen en mannen zijn. Plouvier: ‘Feminisme is er voor mannen en vrouwen. Ik denk dat mannen ook feestjes gaan bouwen als ze zonder taboe kunnen zeggen: “Ik strijk graag.” Tot het zover is, volstaat het niet om tegen de vrouw te zeggen: grijp uw kansen. Dat is zoals zeggen tegen een baby: “Je hebt alles om te lopen, begin dan toch te lopen.” De man, en de hele samenleving moeten mee in bad. Het is cultureel erfgoed waar we op botsen. Dat is hardnekkig, maar niet onveranderlijk.’

DOOR TINE HENS, ILLUSTRATIES SAMMY SLABBINCK

Met acht verkrachtingen per dag is seksueel geweld in België een bittere realiteit.

‘Vrouwen zijn nog altijd het armst, ze proberen nog altijd te beantwoorden aan een schoonheidsideaal en ze worden nog steeds geslagen.’

Op basis van hun eigen inkomen, leeft 36 procent van de vrouwen onder de armoedegrens.

‘Er is een eenvoudige manier om een gezelschap stil te krijgen. Gewoon zeggen dat je een feministe bent.’

De feministe zou harig zijn, mannelijk, altijd boos en stiekem dromen van gegrilde teelballen in tomatensaus.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content