Zestig jaar al beloeren de Volksrepubliek China en de Republiek China elkaar, elk van hun kant van een smalle zeestraat. Politiek is het water tussen het vasteland en het eiland Taiwan nog altijd diep. Maar economisch kunnen ze elkaar niet meer missen. Hoe werkt dat moeilijke status-quo in de praktijk?

Aan een meertje in een park, zo ongeveer halfweg tussen het hypermoderne Hsinshu Science Park en de hoofdstad Taipei, rust de voormalige generalissimo Tsjang Kai-sjek in zijn mausoleum. In Hsinchu werken duizenden, vaak hooggeschoolde en jonge mensen aan de toekomst. Het Science Park staat model voor soortgelijke vestigingen in Taiwan en op andere plaatsen in de wereld. De Vlaamse wereldleider op het vlak van nanotechnologie, Imec uit Leuven, heeft er een kantoor, om er in Azië zijn voordeel te doen met de nabijheid van zowel bedrijven als universiteiten.

Aan zijn meertje rust de oude dictator. De aflossing van de wacht op een zonnige middag in november – de opwarming van de aarde laat zich ook in Taiwan voelen – wordt door toch enkele tientallen nieuwsgierigen bijgewoond. Fototoestellen klikken. Voeten schuifelen daarna voorbij de kist. Het mausoleum is een vaste afspraak voor schoolkinderen. Maar er komen tegenwoordig ook meer en meer bezoekers uit de Volksrepubliek langs. Dat heeft met de recente dooi tussen de twee landen te maken.

Hoewel dooi misschien een te sterk woord is. De relatie tussen het eiland en het immense Chinese vasteland – aan de ene kant 23 miljoen inwoners, aan de andere kant meer dan een miljard – laat zich niet eenvoudig omschrijven. Het is vandaag nog moeilijk voor te stellen dat er in de jaren vijftig van de vorige eeuw rond het eiland dat door de Portugezen Formosa werd genoemd, een sfeer van Koude Oorlog hing. Over de zeestraat die Taiwan van het vasteland scheidt, schoten raketten over en weer. Tot op vandaag houdt de Volksrepubliek 1500 raketten op Taiwan gericht. Tot een heus vredesakkoord kwam het nooit, want dat zou betekenen dat ze elkaar onder de een of andere vorm moeten erkennen. Politiek blijft het dus dansen op het slappe koord. Maar economisch kunnen ze nog nauwelijks zonder elkaar. China is de eerste handelspartner van Taiwan, terwijl het nieuwe China de technologie uit Taiwan broodnodig heeft. Zonder chips uit Taiwan stort het hele Chinese net van mobiele telefonie in elkaar.

Waarom maken ze elkaar het leven dan zo moeilijk? De ellende begon zestig jaar geleden, aan het einde van de Chinese burgeroorlog. Toen in 1949 duidelijk werd dat ze niet van de communisten van Mao Zedong konden winnen, namen de nationalisten van Tsjang Kai-sjek en zijn partij, de Kwomintang, de wijk naar Taiwan. Officieel heette het dat de regering van de Republiek China zich tijdelijk op het eiland terugtrok. Maar Mao riep in Peking de Volksrepubliek uit en geleidelijk werd duidelijk dat een terugkeer van de Kwomintang uitgesloten was. Naarmate de Volksrepubliek aan erkenning won, verloor de Republiek China – Taiwan dus – zijn plaats in de internationale gemeenschap. Het behield wel de steun van de Verenigde Staten, maar sukkelde verder in de marge. In die situatie kwam pas recent beweging. De wereld ziet er politiek en economisch ook anders uit dan enkele decennia geleden.

De invasie van Tsjang Kai-sjek en zijn aanhang zorgde op Taiwan trouwens voor een soort van onverwerkt verleden. De Kwomintang nam het bestuur van het eiland over en vestigde er een stevige dictatuur, die volgens sommigen nog niet helemaal voorbij is. Volgens voormalig minister van Justitie en Grand Justice Cheng Chung-mo, bijvoorbeeld, kunnen oorspronkelijke Taiwanezen op de sociale ladder nog altijd geen gelijke tred houden met de afstammelingen van de lui die in 1949 in het spoor van Tsjang Kai-sjek naar het eiland kwamen. ‘Ze zijn met 15 procent en ze domineren de hele samenleving’, mort Cheng. ‘De Amerikanen maakten zestig jaar geleden een bloedfout. Ze hadden Taiwan na de Japanse bezetting zelf in handen moeten nemen en naar onafhankelijkheid begeleiden. Dat is wat de mensen wilden.’

Drie keer nee

Cheng Chung-mo twijfelt er nog aan, maar wat Taiwan op de Volksrepubliek voor heeft, is dat het toch al enige tijd een fatsoenlijk werkende democratie is. Het land is zelfs grondig verdeeld tussen blauw en groen, de aanhang van de conservatief-nationalistische Kwomintang en de liberale Democratisch Progressieve Partij (DPP). De DPP had het tussen 2000 en 2008 voor het zeggen, maar verloor dan zwaar en moest toezien hoe haar voormalige president Chen Shiu-ban voor corruptie tot een levenslange gevangenisstraf werd veroordeeld.

Wat de twee partijen verdeelt, is een visie op de toekomst van het land. De DPP wil de band met China doorknippen en dreigde er acht jaar lang mee om Taiwan eenzijdig onafhankelijk te verklaren. De Kwomintang van huidig president Ma Ying-jeou ziet de toekomst toch niet helemaal los van China. Welke band er dan tussen de twee moet zijn, is niet duidelijk. Taiwan wil geen nieuw Hongkong of Macau worden, die met een apart bestuur en economisch systeem toch een deel van de Volksrepubliek werden. Peking wil alsnog niet van een lossere constructie weten. Maar omdat de Kwomintang niet over onafhankelijkheid spreekt, zag China de oude nationalistische aartsvijand graag weer aan de macht komen. Wellicht daarom aanvaardde het dat Taiwan dit jaar het statuut van waarnemer kreeg bij de algemene vergadering van de Wereldgezondheidsorganisatie. Voor Taipei is dat het grootste diplomatieke succes in dertig jaar.

Sinds de verkiezing van Ma zijn ook de voorzichtige gesprekken tussen de twee China’s hervat. Die gaan over economische samenwerking en blijven voorlopig ver uit de buurt van de politiek. ‘Er is een groot verschil tussen de economische en de politieke relatie met China’, zegt de politieke wetenschapper Yen Chen-shen van het Instituut voor Internationale Betrekkingen in Taipei. ‘Politiek stelt Taiwan zich onafhankelijk op. Economisch zijn de twee China’s zeer geïntegreerd. Dat politiek en economie los van elkaar moeten worden gezien, blijkt ook hieruit dat de Volksrepubliek de grootste handelspartner van Taiwan werd op het moment dat er in Taipei een regering aan de macht was die opkwam voor onafhankelijkheid.’

Yen is overigens bijzonder onder de indruk van de ontwikkeling van de Volksrepubliek. ‘Wat China nu laat zien, is indrukwekkend. Ze halen ons op vele gebieden in. Als je contact met ze hebt, voel je hoe snel ze gaan. Verscheidene voormalige medewerkers werken nu voor Chinese universiteiten, omdat die gewoon beter betalen. Er is een braindrain aan de gang van Taiwanese intelligentsia naar China.’

Zijn collega, professor Tang Shaosheng, maakt zich daarover voorlopig weinig zorgen. ‘Er is nu een competitie aan de gang’, zegt hij. ‘Het is geen gevecht, want dat wordt op leven en dood gevoerd. Een competitie heeft winnaars en verliezers. Ik denk: hoe meer contacten er zijn, hoe beter. Hoe veiliger de situatie. Met het aantreden van president Ma is het risico van een conflict kleiner geworden. Er is op korte termijn tussen Taiwan en China geen casus belli meer, en zolang de Kwomintang aan de macht blijft, zal dat ook niet veranderen. Tegelijk is het belangrijk dat de DPP niet helemaal wegzakt. De partij zou altijd zo’n 35 procent van de stemmen moeten behalen, als een stok achter de deur voor China.’

In het nieuwe, dure zakencentrum van de hoofdstad staat de Taipei 101 te blinken in de zon als een symbool van de Taiwanese kennis en kunde. Het gebouw was met zijn 508 meter tot vorige week het hoogste, helemaal afgewerkte gebouw ter wereld. Maar Taiwan moet er wel voor zorgen dat het niet in tijdnood komt. Het onderhandelt al enige tijd met Peking over een Economic Cooperation Framework Agreement (ECFA), dat in 2010 zou moeten worden ondertekend. ‘De wil is er om op te schieten. De partijen zitten in de fase dat het ijs begint te smelten’, zegt Joseph Hua van de Mainland Affairs Council, die over de relaties met het vasteland gaat. Taiwan heeft dat akkoord nodig. De kwakkelende gesprekken in de Doharonde over een vrijere wereldhandel maken dat overal bilaterale vrijhandelsakkoorden worden gesloten, die het eiland dreigen te isoleren. Zo wordt er begin dit jaar een vrijhandelsakkoord van kracht tussen de Volksrepubliek en de landen van de ASEAN, die zo ongeveer heel Zuidoost-Azië omvat. China onderhandelt ook over een vrijhandelsakkoord met de ASEAN, plus Japan en Zuid-Korea.

‘Als China straks bijvoorbeeld in Thailand een machine kan aanschaffen waarop geen taks hoeft te worden betaald, zal het die niet bij ons kopen’, weet Walter Yeh van de Taiwan External Trade Development Council. ‘Het is daarom belangrijk om nieuwe markten te exploreren en voorzichtig om te schakelen van industrie naar service. Taiwan heeft geen keuze: het moet altijd beter. Daarom is onderzoek ook zo belangrijk. En zeker als het tot meer integratie met het vasteland komt, kunnen we niet zonder een sterke economie.’

Politiek zette president Ma de toon met een pleidooi voor een status-quo. Hij zei drie keer nee. Hij is niet voor eenmaking, maar ook niet voor onafhankelijkheid en al helemaal niet voor een gewapend conflict. ‘Wij zijn voor ontspanning op alle vlakken’, legt Joseph Hua uit. ‘Politiek ligt gevoelig, en dus komt economie nu eerst. We praten met Peking over praktische zaken. Productstandaarden. Gelijkschakeling van taksen. Zij willen dat we in een Hongkongmodel stappen. Maar zolang de Volksrepubliek niet verder staat op het vlak van mensenrechten en persvrijheid is dat voor ons in ieder geval geen ideale formule. Daarom komt het status-quo op dit moment iedereen goed uit. Peking is er niet tegen, want het houdt de deur open voor eenmaking op langere termijn.’

Een woord is een woord

Een grote vooruitgang is alvast dat er nu rechtstreekse vluchten zijn van Taiwan naar verscheidene steden in China. Tot voor kort moesten zelfs chartervluchten een bochtje maken door het Japanse luchtruim, om toch maar niet rechtstreeks van Taiwan naar de Volksrepubliek te vliegen. Taiwan hoopt binnenkort, na de Wereldgezondheidsorganisatie, ook bij de Internationale Organisatie voor Burgerluchtvaart te kunnen aanschuiven. Dat zou weer een stapje naar normale betrekkingen met de rest van de wereld zijn. Maar ook daarvoor is het weer van Peking afhankelijk. ‘China heeft ons wat dat betreft in een houdgreep’, zegt professor Tang. ‘Ook het statuut dat we nu bij de Wereldgezondheidsorganisatie hebben, moet elk jaar worden hernieuwd. We doen maar mee als Peking dat wil.’

Taiwan hoopt dat die rechtstreekse vluchten Europese bedrijven ertoe aanzetten om het eiland te gebruiken als een springplank om zaken te doen op het vasteland. ‘Je kunt nu gemakkelijk op een dag op en neer naar Shanghai’, zegt Walter Yeh. ‘Het is een beetje zoals met de Eurostar van Londen naar Brussel rijden.’

Het pleit ook voor Taiwan dat het er nog altijd veiliger is om zaken te doen dan aan de overkant. Het land heeft een goed functionerend rechtssysteem en het is al zestig jaar vertrouwd met internationale handel. ‘Bij ons is een woord ook een woord’, vertelt Darcy Chu in het Hsinchu Science Park. ‘En dat is in de Volksrepubliek niet altijd het geval. Peking worstelt nog altijd met de naweeën van de Culturele Revolutie van de jaren zestig, die het vertrouwen tussen de mensen heeft kapotgemaakt.’

Het luchtverkeer voert sinds goed een jaar ook massa’s toeristen van het vasteland aan. De Taiwanezen bekijken die stroom met gemengde gevoelens. Een kleine twee uur met de hogesnelheidstrein van Taipei ligt het stadje Tainan aan de kust van de zeestraat. Het werd nog gesticht door Hollandse koopvaarders, die er enige tijd een handelspost hadden tot ze door de Chinese krijgsheer Koxinga werden verjaagd. Tainan is een toeristische trekpleister, die tegenwoordig ook veel volk uit de Volksrepubliek over de vloer krijgt. Burgemeester Hsu Tain-tsair is er niet wild van – hij is dan ook van de DPP. ‘Komen ze, dan komen ze. Komen ze niet, dan komen ze niet. Maar we moeten niet naïef zijn. De Chinezen hebben maar één doel voor ogen.’

Alsnog lijken die toeristen er niet op uit om Taiwan op te slokken. Ze vergapen zich in Taipei aan het tweede hoogste gebouw ter wereld en schuiven in het museum aan voor de schatten uit de Verboden Stad die Tsjang Kai-sjek op zijn vlucht meenam. Ze passeren ook allemaal in het imposante memoriaal dat in een fraai park in het centrum van de stad voor de generalissimo is opgetrokken. Het is de ironie van de geschiedenis, want ze bewijzen daarmee eer aan de man die ooit als hun grootste vijand gold.

De tentoonstelling in het memoriaal, die aan het leven van Tsjang Kai-sjek is gewijd, toont vanzelfsprekend foto’s van de leider aan de zijde van dokter Sun Yat-sen, de stichter van de Chinese Republiek. Het is volgend jaar, in 2011, precies 100 jaar geleden dat de laatste keizer werd opzijgeschoven. Dat wordt in Taiwan stevig herdacht. Maar wat zal Peking met de verjaardag doen? ‘Ik voorspel dat ze alleen de val van de laatste keizerlijke dynastie zullen herdenken’, zegt de politieke wetenschapper Yen Chen-shen. ‘Ze hebben nog werk genoeg voor de boeg, om uit te leggen dat ze met ons praten. Wij waren toch onderdrukkers, die in een bevrijdingsoorlog werden verslagen?’

De indruk is dat Peking met dat werk al een eind is opgeschoten. De Kwomintang wordt in de Volksrepubliek niet meer gedemoniseerd, zoals dat tevoren het geval was. ‘De geschiedenisboeken zijn al voor een stuk herschreven’, stelt professor Tang Shaosheng tevreden vast. ‘Ook in onze historische kijk groeien we blijkbaar naar elkaar toe. Wij zijn niet alleen vragende partij. Ook China wil graag praten. President Hu Jintao wil zijn plaats in de geschiedenis veiligstellen. Zijn voorgangers kregen Hongkong en Macau. Hij wil tijdens zijn regeerperiode alvast een akkoord met Taiwan.’

DOOR HUBERT VAN HUMBEECK

Taiwan wil geen nieuw Hongkong of Macau worden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content