In de Dossinkazerne in Mechelen werden tijdens de oorlog meer dan 25.000 Joden en zigeuners op transport naar Auschwitz gezet. Na jarenlang monnikenwerk krijgen zij opnieuw een gezicht in het boek Mecheln-Auschwitz 1942-1944.

Als kleine jongen woonde ik in een perifere Antwerpse buurt waar heel wat Joden huisden, burgerlijke figuren en alle soorten handelaars. Onze dichtste buurman was een gecultiveerde vrijgezel van Oost-Europese afkomst die de wereld had afgereisd. Hij fascineerde me, omdat hij een hele verzameling uitheemse voorwerpen van zijn tochten had meegebracht. Zijn naam was Leonid Karlin. Plots droeg hij een gele Jodenster, zoals zoveel buurtbewoners. Op een dag in 1942 vertrok hij met een koffertje. Naar Mechelen, zei zijn huishoudster, op bevel van de Duitsers. Nooit heb ik nog wat van hem vernomen. Tot voor enkele tijd, toen in het Joods Museum van Deportatie en Verzet in de Dossinkazerne in Mechelen enkele dikke boeken werden voorgesteld met een inventaris van alle Joden en zigeuners die via deze kazerne op treinen naar Auschwitz werden gezet, 25.259 in totaal. Een deel biedt een historische synthese van de raciale en antisemitische vervolgingen in België en Noord-Frankrijk, en de geschiedenis van elk transport. Een tweede ontsluit alle namen van gedeporteerden met hun geboortedatum, geboorteplaats, het nummer van het transport en hun inschrijvingsnummer. Daarin vond ik mijn buurman Karlin terug. Hij bleek in 1893 in Riga geboren, behoorde tot het eerste transport en was in Auschwitz gestorven. In een van de twee andere dikke volumes vond ik zijn foto.

Portretten

Het doorbladeren van het boek met de namenlijsten en vooral de twee delen met de foto’s is hallucinant. Zo’n zevenhonderd pagina’s zijn ermee gevuld, met blad na blad 36 opnamen, rij na rij. Ze doen onwillekeurig denken aan het oeuvre van kunstenaars als Christian Boltanski, Gerhard Richter, Hanne Darboven of Bernd en Hilla Becher – conceptuele kunst. Het herhalingspatroon, de cerebrale constructie en presentatie maken van de portretten (Boltanski en Richter), de teksten (Hanne Darboven) of de relicten (Becher) kunstwerken. Maar het zou al te cynisch zijn om de foto’s van de gedeporteerden daarmee te vergelijken. Dit ís geen conceptuele kunst maar een realiteit, al zijn de beelden die de genoemde kunstenaars kozen dat ook. Boltanski zocht foto’s van kinderen die tijdens de oorlog hun ouders waren kwijtgespeeld en door het Internationale Rode Kruis werden samengebracht. Richter verzamelde foto’s van beroemde kunstenaars en wetenschappers, Darboven bracht teksten samen en de Bechers inventariseerden industriële bouwwerken. Ze zijn, mutatis mutandis, dus gelieerd aan het Mecheln-Auschwitz-project van de wetenschappelijke staf van het museum. Maar daar houdt elke vergelijking dan ook op. De kunstenaars namen in zekere zin afstand van hun onderwerpen, registreerden en toonden. In het Mechelse project is er, uiteraard, een heel sterke emotionele binding met het verzamelde materiaal.

In de boeken zijn de foto’s afgedrukt die genomen werden om identiteits- en andere documenten te personaliseren en die al in het bezit waren van de opgepakte personen vóór hun arrestatie. Ze terugvinden vergde een jarenlange zoektocht in de archieven van het Jodenregister van België, de steekkaarten van het doorgangskamp Drancy, de ‘Transportlisten Mecheln-Auschwitz’ die werden opgesteld door de kampadministratie in het SS-Sammellager Mecheln, het Jodenregister van Antwerpen, en de Relieken (meer dan 3000 omslagen met persoonlijke documenten en parafernalia die door de Duitse bezetter in beslag werden genomen bij de arrestatie van de slachtoffers). Die documenten, samen met de doorslagen van de gerecupereerde Transportliste, vormden het hoofdbestanddeel om een identificatie mogelijk te maken. Met monnikengeduld zijn de wetenschappers erin geslaagd om door de foto’s én de documenten samen te brengen een curriculum op te stellen van vrijwel iedereen die in de Mechelse Dossinkazerne werd binnengebracht.

Toch nog onvolledig

Niet van alle gedeporteerden is tot nu toe een foto gevonden. Er ontbreken er nog 6737, bijna een kwart. Zo zijn er relatief weinig portretten van kinderen voor hun deportatie. Ze zijn zelden in administratieve archieven te vinden en degene die er wel zijn, komen meestal uit privébezit. De meeste kinderportretten zijn dan ook foto’s van personen die pas op latere leeftijd werden weggevoerd.

Niettemin is het resultaat nu al indrukwekkend en pijnlijk, in de wetenschap dat deze mensen, op minder dan 5 procent na, allemaal omkwamen in Auschwitz. De Dossinkazerne was een verzamel- en doorgangscentrum vanwaaruit de treinen naar het kamp vertrokken. De gevangenen kwamen vooral uit Brussel en Antwerpen waar ze, meestal ’s nachts en onverwachts, uit hun huizen werden gehaald en in vrachtwagens werden geladen. Anderen, goedgelovig zoals mijn buurman Karlin, hadden zich eerder al vrijwillig gemeld, denkend dat het om tewerkstelling in Duitsland zou gaan. Op die manier werden er 28 konvooien georganiseerd. Het intussen beruchte twintigste konvooi werd door het Belgische verzet in Boortmeerbeek tegengehouden, en enkele Joden wisten te ontsnappen. De daaropvolgende treinen waren geen personen- maar goederenwagons, wat ontsnappen vrijwel onmogelijk maakte. Twee derde van de via Mechelen gedeporteerden werd bij aankomst in Auschwitz meteen vergast. Het laatste transport vertrok op 13 juli 1944. Sommigen ontsnapten aan de dood, zoals de Nederlandse muzikant Abraham Bueno de Mesquita, die door de Duitsers ingelijfd werd in een orkest en zo de deportatie aan zich zag voorbijgaan.

Restauratie en conservatie

Dankzij een substantiële subsidie van de Vlaamse regering en privésponsoring vanuit de Joodse gemeenschap kon werk worden gemaakt van een professionele conservatie en restauratie van de documenten. Er werden kopieën gemaakt, en originele bestanden die hadden geleden onder de tijd werden vrijgemaakt van stof, schimmels, metalen en vogelpoep, en werden in een zuurvrije verpakking opgeslagen. Alle gegevens werden in een databank opgeslagen.

Dat dit grootschalige project kon worden uitgevoerd, is van grote betekenis voor de geschiedenis van de Holocaust. Het gaat uiteraard maar om een segment van wat er in heel Europa aan dergelijke misdaden tegen de mensheid is begaan. Ook in andere landen en in Duitsland zelf werkt men aan soortgelijke inventarissen. Maar het voorbeeld van het Joods Museum voor Deportatie en Verzet is in zoverre uniek dat het uitgebreid te boek werd gesteld. De publicatie is, op initiatief van voormalig Vlaams minister van Cultuur Bert Anciaux (SP.A), consulteerbaar in alle Vlaamse openbare bibliotheken, die gratis een exemplaar ontvingen.

Epiloog

Gelukkig werden niet alle Joden geslachtofferd, merkte ik 65 jaar geleden. Een overbuurman, Jonasz Paèzuk, een oude, kromgegroeide man met een bijna karikaturaal Joods silhouet. Ook hij was plotseling uit het straatbeeld verdwenen. We vergaten hem, tot hij, enkele dagen na de bevrijding, even plotseling weer in de buurt opdook. Onveranderd en nog altijd even broos. Hij hadtenminste de oorlog overleefd, maar hoe en waar blijft een mysterie.

MECHELN-AUSCHWITZ 1942-1944, VUBPRESS, 4 DELEN, 1550 BLZ., 170 EURO.

DOOR LUDO BEKKERS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content