Rudy Tambuyser
Rudy Tambuyser Muziekjournalist

Frieder Bernius brengt een bijzonder vrome Messiah van Händel. Maar tegelijk ook de beste ooit.

Stel: je bespreekt platen, maar interesseert je niet voor geboorte- of sterftedata. Je vindt Haydn niet plots beter omdat hij twee eeuwen geleden stierf, Mendelssohn niet hipper omdat hij even lang geleden geboren werd. En nor last, neither least: zelfs een kwartmillennium van ontbinding maakt je meer nog minder fan van Händel.

Maar goed, er verschijnen van die heren nog meer platen dan normaal en een keuze wordt onontkoombaar. Händel heeft zo onafzienbaar veel gecomponeerd, dat er in de plooien van zijn oeuvre veel vergeten werken te vinden zijn. Ze zijn echter niet altijd interessant, ik ga deze keer voor zekerheid: de nieuwe opname die Frieder Bernius met zijn Kammerchor en Barockorchester Stuttgart maakte van Händels oratorium Messiah.

Dat Händel, beroemd en rijk geworden met de Italiaanse opera waarvoor Londen destijds stormliep, uiteindelijk met een oratorium over Christus’ leven zijn naam over de tong van iedere muziekliefhebber zou doen gaan, is de ironie van de geschiedenis. Hij stopte omstreeks 1740 met opera omdat de productie ervan te duur werd en omdat zijn gezondheidstoestand hem ertoe dwong – hij vrat en zoop zich bijna letterlijk dood.

Het is dan ook niet verrassend dat Messiah minder een vroomheidsuitbarsting dan een gestileerde opera is. Als we beseffen dat zelfs Bachs Mattheuspassion te theatraal werd bevonden – door heikneuters in Leipzig weliswaar -, wat dan te denken van de verhoudingsgewijs frivole deunen die Händel ons hier voorzet? De radde koren, waarin slechts naïevelingen geen berekend effect vermoeden? De schitterende trage aria’s, waarin je paradoxaal genoeg tot contemplatie wordt gedwóngen? De gulle hoogstandjes, zij het ontdaan van protserigheid? De majesteitelijke grootsheid, figuurlijker dan in de opera, maar daarom niet minder gewiekst?

De deken van Saint Patrick’s Cathedral had vanuit zijn positie niet helemaal ongelijk toen hij de troep waarmee Händel in 1742 in Dublin arriveerde voor de première een al te profaan zootje vond. Hij heette overigens Jonathan Swift – ja, die van Gulliver’s Travels.

Dit – uiterst psychologische, dus subjectieve – aspect is zowat het enige wat deze lezing van Messiah door Bernius en de zijnen kan worden aangewreven: ze gaan voluit voor vroomheid, evenwicht en pudeur. Terwijl de partituur dubbelzinniger is, en zich ook op het gladde ijs tussen sexy en onbescheiden begeeft.

Verder is dit de beste uitvoering die ik ooit heb gehoord. Onvergelijkbare precisie en spankracht in het koor. Solisten die niet zomaar hun gang gaan maar deel uitmaken van een geheel. Een mixage die, anders dan bij de meeste opnamen, de instrumenten van het orkest hun eigenlijke, primordiale plaats geeft. Een klankcultuur waarvan de kwaliteit zich hier niet in het kort laat beschrijven, maar die voor mij volstaat om Bernius een geniaal talent toe te dichten.

CARUS 83.219

Rudy Tambuyser

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content