Bij de opening van het Musée Magritte Museum in Brussel.

Vorige week opende in Brussel het Musée Magritte Museum (MMM) zijn deuren, een filiaal van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (KMSKB) in samenwerking met GDF Suez. Het huist in het Hotel Altenloh op het Koningsplein, plaats van het uniforme neoclassicisme. MMM is zelfs een groen museum. Straffe kost.

Alleen, het moet uit zijn met dat schaamteloos verramsjen van motieven uit de schilderijen van René Magritte ten faveure van de marketing. Magrittes werk leent zich daar natuurlijk toe: bolhoeden, duiven, paraplu’s en pijpen zijn makkelijk inzetbaar. Maar die mercantiele Magritte is een devaluatie van het oeuvre – alsof het merk Magritte op zich niet wervend genoeg zou zijn. Merchandising heet een noodzakelijk kwaad te zijn, maar daarvoor heeft men toch de museumwinkel uitgevonden? Die gadgets hebben de mensen tot bij Magritte gebracht, maar het is tijd dat de schilderijen weer voor zichzelf gaan spreken. In een aardig promotiefilmpje houdt men ons Magrittes blauwe lucht met bewegende schapenwolkjes voor. Je ziet dus niets minder dan de iconische openingsgeneriek van The Simpsons. Doe dan tenminste een poging om niet uit de toon te vallen tegenover de slimme humor van de schilder. En waarom niet sec en statig campagne voeren, gespiegeld aan de neoclassicistische façades van het Koningsplein? Magrittes schilderijen verdienen meer klasse.

Inhoudelijk lijkt het MMM op het goede spoor te zitten. De collectie is belangrijk en uitgebreid, en er is het onderzoekscentrum met de archieven: geen lege doos dus. Je mag ook niets anders verwachten van de KMSKB. Of er te weinig meesterwerken zijn? Misschien. Maar die kritiek is niet echt pertinent. Het samenbrengen van werken uit alle periodes van zijn loopbaan is de kardinale troef van het MMM. Het zet de schilder in perspectief, het plaatst de wereldbekende iconen in een context. Het museum geeft vooral weer zin aan die iconen. Uiteindelijk is de taak: de spitsvondige en sprankelende geest van Magritte de vrije loop gunnen. Ook al is veel van zijn beeldtaal gemeengoed, het oeuvre is intellectualistisch en speels. En daarom is het geen hapklare brok; meteen de reden waarom dit museum in essentie nu al zo belangrijk is.

Soms blijven de conceptuele spelle-tjes van ‘de Belgische kunstenaar die het bekendst is in de wereld’ steken in spielerei. Het raadselachtige universum van Magritte lijkt dan tegenover het revolutionaire La trahison des images (de afbeelding van een pijp met daaronder Ceci n’est pas une pipe, weet u wel?) duffe herhaling. Dan liever zijn L’Empire des lumières (1954) , waarin naast de bekende afgemeten stijl en het mysterie, ook de schilderkunst zelf en de poëzie voor diepgang zorgen. Zonder franje, zonder maquillage. Indrukwekkend.

Het Brusselse kunstenkwartier, dat ’s avonds akelig desolaat oogt (op de Museumbrasserie na) kan Magrittes humor best gebruiken. Wat ingetogen ironie om de seriositeit te breken. Of zwarte magie die vrouwenvlees in lucht verandert, zoals de man zelf opperde. Een anarchistische geestop de Koudenberg die al spelend de kunst op de korrel neemt. Magritte, homo ludens.

door Matthias Depoorter

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content