Hashtag verslaafd

Vooral twintigers en dertigers zijn verslaafd aan de smartphone en sociale media, zo blijkt uit de jaarlijkse digimeter van de UGent. ‘Zij staan er onvoldoende bij stil dat ze zelf een rolmodel zijn voor hun jonge kinderen’, zegt onderzoeker Lieven De Marez.

‘Als ik enkele jaren terug door de aula liep, zag ik studenten soms snel een schermpje wegklikken op hun laptop of tablet. Meestal zaten ze dan op Facebook. Vandaag schamen ze zich daar nog amper voor en bestellen ze schoenen bij Zalando tijdens de les.’ Lieven De Marez, hoofd van de onderzoeksgroep digitalisering aan IMEC-MICT-UGent, kan er zelf om lachen. Toch maakt hij zich ook zorgen. Sinds 2009 onderzoekt zijn vakgroep via de zogenaamde digimeter de opmars en impact van de digitalisering in Vlaanderen. De resultaten van 2016 zijn net verwerkt en de conclusie is duidelijk: de digibesitas – een verregaande afhankelijkheid van de smartphone en sociale media – neemt ook in Vlaanderen toe.

‘Ik hoef u niet te vertellen dat in de digitale sector alles razendsnel evolueert’, zegt De Marez. ‘Daarom voeren we jaarlijks een diepgaand onderzoek uit bij enkele duizenden Vlamingen ouder dan vijftien.’ Focuste de digimeter vroeger op de adoptie en verspreiding van technologie, dan is het accent sinds vorig jaar verschoven naar het gebruik en de afhankelijkheid daarvan. ‘De digitale technologie zat ook vorig jaar opnieuw stevig in de lift’, aldus De Marez. ‘De toename in gebruik wordt gedreven door de verdere opgang van de smartphone én de almaar groeiende populariteit van sociale media. In 2015 zagen we digibesitas voor het eerst opduiken in de onderzoeksresultaten, vorig jaar zette die trend zich door. In de categorie 15- tot 39-jarigen zegt een op de drie Vlamingen echt afhankelijk te zijn van zijn smartphone. Vier op de tien binnen die leeftijdsgroep voelen zich afhankelijk van sociale media, met zelfs een piek van 55 procent in de groep 20- tot 29-jarigen. Een op de vier 15- tot 39-jarigen geeft toe afhankelijk te zijn van beide, en lijdt dus echt aan digibesitas. Bekijken we de resultaten over alle leeftijdscategorieën heen, dan mogen we stellen dat een op de acht Vlamingen echt met een probleem zit op dat vlak.’

De echte digitale verslaving is dus vooral een probleem bij twintigers en dertigers. Hoopgevend is wel dat die groep ook de meeste inspanningen doet om zichzelf te reguleren en dat – enigszins verrassend – tieners minder afhankelijk blijken van hun telefoon of sociale media. ‘Onze tieners hebben natuurlijk meer vrije tijd, waardoor hun mediaconsumptie een minder verregaande impact heeft’, stelt De Marez. ‘Maar ze slagen er ook gemakkelijker in om keuzes te maken. Terwijl veel tieners amper nog op Facebook zitten en veel selectiever zijn in hun gebruik van sociale media, blijven twintigers en dertigers massaal aanwezig op alle netwerken waar ze al jarenlang op actief zijn, in eerste instantie Facebook. Zij hebben vandaag de grootste FOMO: Fear Of Missing Out, de angst om toch maar iets te missen als ze niet om de haverklap hun Facebookaccount checken. Ze komen daardoor in tijdsnood, maar lijken nu stilaan ook echt te beseffen dat er een problematische afhankelijkheid is ontstaan.’

Natuurlijk zal de huidige generatie tieners ook ouder worden en dan minder tijd krijgen, maar toch is De Marez over die generatie een stuk optimistischer. ‘Je zult me niet horen beweren dat digibesitas bij hen geen groeiend probleem is, maar zij tasten nu wel al de grenzen af, zeg maar. Studenten die van zichzelf beseffen dat ze de lokroep van de digitale informatiestroom niet kunnen weerstaan, sluiten zich dezer dagen op in de bibliotheek. Omdat ze weten dat ze alleen daar ongestoord kunnen studeren.’

Account opzeggen

Een tweede opvallende trend in de onderzoeksresultaten van 2016 is precies die zelfregulering. Gaf in 2015 2,5 procent van de respondenten aan dat ze hun Facebookaccount hadden opgezegd, dan was dat percentage vorig jaar al opgelopen tot 3,2 procent. Bijna drie procent van de ondervraagden had vorig jaar de smartphone ingeruild voor een gewone telefoon, een verdubbeling tegenover 2015. Tegelijk treffen ook almaar meer bedrijven maatregelen – bijvoorbeeld door de toegang tot het bedrijfsnetwerk ’s avonds te blokkeren – en voert de overheid in een aantal Europese landen ontradingscampagnes.

‘Ik geloof niet in zo’n algemene aanpak of in de detoxkampen die je overal ziet opduiken’, zegt De Marez. ‘Ik geloof wel in zelfregulering. Iedereen moet voor zichzelf uitmaken wanneer hij verslaafd raakt. Vier op de tien Vlamingen erkennen vandaag dat ze zich zorgen maken om hun afhankelijkheid van smartphone of sociale netwerken, een op de acht mensen zit echt met een probleem. Dat moeten we zeker niet onder de mat schuiven, en bovendien groeit die groep nog verder aan. Hun afhankelijkheid vertaalt zich in productiviteitsverlies op het werk, of in problemen in de relatie of het gezinsleven. Tegelijk probeert zowat een vierde van de mensen uit die groep het eigen gedrag te reguleren. Ze leggen zichzelf regeltjes op, zoals de smartphone in de koffer leggen tijdens het rijden bijvoorbeeld.’

In onze digitale afhankelijkheid speelt de smartphone dus een steeds grotere rol. Het toestel biedt ons talloze media- en communicatiekanalen aan waar en wanneer we maar willen. Het geeft ons een gevoel van controle. Lieven De Marez: ‘Almaar vaker komen mensen nu tot de vaststelling dat die smartphone ons controleert, en niet omgekeerd. Vooral de twintigers en dertigers zijn daar blindelings ingetuind.’

Digitale dementie

Iemand die al vele jaren waarschuwt voor de in zijn ogen zwaar onderschatte impact van de digitalisering is de Duitse psychiater en hersenonderzoeker Manfred Spitzer. Hij is directeur van de psychiatrische universiteitskliniek in Ulm, doceert aan Harvard en lanceerde enkele jaren terug de term ‘digitale dementie’.

Onlangs bracht Spitzer een nieuw boek uit, Digiziek, waarin hij wijst op de verwoestende gevolgen van overmatig schermgebruik voor jonge kinderen. ‘Dat de digitalisering een impact heeft op onze cognitieve functies, denk maar aan concentratieverlies en stress, is intussen vrij algemeen aanvaard. In Duitsland zitten jongeren nu dagelijks al zeven tot acht uur aan een scherm gekluisterd, doorgaans een smartphone of tablet. Haast de helft van de Duitse kinderen geeft toe dat die smartphone hen stoort bij het huiswerk. Een Engelse studie toonde aan dat na een gsm-verbod in de klas de schoolcijfers met ruim zes procent verbeterden. Bij de zwakste leerlingen was dat zelfs veertien procent.’

Spitzer verwijst ook naar een onderzoek uit 2014 van de Finse telefoonfabrikant Nokia. Dat peilde bij 536 studenten naar de gevolgen van hun gsm-gebruik op hun studie. De mobiele telefoon werd gemiddeld 4 uur en 39 minuten per dag gebruikt, zo bleek. Dagelijks werden er 77 berichtjes verstuurd. De intensieve gebruikers bleken slechtere cijfers, meer angstgevoelens en een geringere tevredenheidsscore over hun eigen leven te vertonen dan studenten die hun mobiele telefoon minder vaak gebruikten.

Verslavingen ontstaan vooral in de kinderjaren en puberteit, betoogt Spitzer. ‘Volwassenen met een volledig ontwikkeld brein kunnen gemakkelijker weerstand bieden aan een verslavende stof of verslavend gedrag. Maar jonge kinderen dreigen nu willoos verslaafd te raken aan digitale informatietechnologie. Ouders lijken zich daar vaak bij neer te leggen, alsof smartphones, tablets of games een lot zijn waaraan die generatie niet meer kan ontsnappen. Deels is dat ook het geval: alles lijkt tegenwoordig via die smartphone te moeten gaan, van daten over sporten tot gewicht verliezen.’

Als we vinden dat we kinderen moeten beschermen tegen ongezonde voeding, waarom dan ook niet tegen een overmatige blootstelling aan digitale technologie, zo vraagt Spitzer zich af. De almachtige digitale industrie herinnert er ons elke dag aan dat we slim worden van computergames, dat iedere student een tablet of laptop nodig heeft en dat een school zonder draadloze internettoegang een relikwie uit het verleden is. ‘De digitale lobby is vandaag de rijkste ter wereld en beschikt over gigantische reclamebudgetten’, klinkt het.

Slow messaging

‘Spitzer dramatiseert in mijn ogen soms iets te veel,’ reageert Lieven De Marez, ‘maar we kunnen niet om de vaststelling heen dat we nu voor het eerst met een generatie van jonge ouders zitten die zelf duidelijk kampen met de gevolgen van overdreven smartphone- of socialemediagebruik. Zij staan er onvoldoende bij stil dat zij zelf een rolmodel zijn voor hun jonge kinderen. Ouders die twaalf jaar lang een tablet of smartphone in de handjes van hun kroost hebben geduwd om hen rustig te houden, zijn natuurlijk bijzonder slecht geplaatst om hun opgroeiende kinderen de les te lezen als ze dagelijks urenlang aan hun schermpje gekluisterd zitten. Ik denk dat we het ons als samenleving niet kunnen veroorloven om zomaar afwachtend toe te kijken of die heel jonge kinderen zichzelf op termijn ook zullen gaan reguleren. De overheid moet meer gaan sensibiliseren rond de risico’s van digitale afhankelijkheid, scholen zouden hun leerlingen meer mediawijsheid moeten bijbrengen. Wat mij betreft, hoort zo’n vak nu zelfs thuis in het curriculum van elke school.’

Als professor aan de universiteit worstelt De Marez ook met de vraag: moet hij zijn studenten verplichten om hun smartphones en tablets voor aanvang van de les vooraan in een grote doos te deponeren, in de hoop dat ze dan beter geconcentreerd zullen blijven? ‘Ik heb uiteindelijk beslist om dat niet te doen. Ik probeer de smartphone nu beter te integreren in mijn lessen én mijn studenten ook beter bewust te maken van de gevaren en risico’s. Zij zien het probleem zelf overigens ook wel.’

Op termijn zal ook de technologie zelf inspelen op die maatschappelijke bezorgdheid, denkt De Marez. ‘Neem nu een app als Chestnote, die medio vorig jaar gelanceerd werd en nu al in 25 landen beschikbaar is. Die zogenaamde slow messaging-app stelt gebruikers in staat berichten zo in te stellen dat ze pas op een specifiek moment of op een welbepaalde locatie kunnen worden ontgrendeld. Ik denk dat de oplossing dus zit in een slimme aanpak op vele fronten, zonder al te veel met het vermanende vingertje te zwaaien. Digibesitas is een groeiend probleem, maar we mogen onze eigen angsten niet op de jongeren projecteren, net omdat digitale media een essentieel onderdeel van hun leven zijn. En toegegeven: sinds ik meer ben gaan nadenken over de integratie van allerlei digitale toepassingen in mijn lessen, zijn die er gewoon ook een stuk beter op geworden.’

Meer informatie vindt u op www.knack.be

Het onderzoekscentrum IMEC bevroeg 2164 Vlamingen ouder dan 15 jaar in de periode augustus-september 2016. Een derde van de enquête gebeurde online, een derde via face-to-face-interviews. De steekproef is representatief voor Vlaanderen op het vlak van leeftijd, geslacht, onderwijsniveau en woonplaats (provincie).

Door FILIP MICHIELS

‘Ouders die hun kroost een tablet in de handjes duwen om ze rustig te houden, zijn slecht geplaatst om hen later de les te lezen als ze aan hun scherm gekluisterd zitten.’

82,6% HET STOORT MIJ ALS EEN VRIEND OF VRIENDIN TIJDENS EEN GESPREK VAAK ZIJN OF HAAR SMARTPHONE BEKIJKT.

41,2% IN HET WEEKEND LEES IK MAILS VOOR HET WERK.

34,5% IK KAN GEEN DAG ZONDER SMARTPHONE.

5,3% HOUDT ZIJN SMARTPHONE WEG UIT DE SLAAPKAMER.

18,3% IK KAN GEEN DAG ZONDER SOCIALE MEDIA.

12,1% STOPT ZIJN SMARTPHONE WEG TIJDENS GESPREKKEN, VERGADERINGEN OF IN DE LES.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content