‘De lucht delen we met z’n allen, waarom zou dat niet met cultuur kunnen?’ vraagt Nav Haq zich af. De curator van het Antwerpse MuHKA wil kunst uit haar ivoren toren halen en mikt op een ‘museum van het volk’. Een gesprek over Belgische bescheidenheid, creëren in tijden van oorlog en culturele fastfood.

‘Hij verruimt onze manier van denken.’ Met die grote woorden gaf een New Yorkse jury in 2012 de prestigieuze ICI Independent Vision Curatorial Award aan Nav Haq (39). De prijs bekroont de beste tentoonstellingsmaker ter wereld. En díé man staat aan het roer van het Antwerpse MuHKA, samen met directeur Bart De Baere en collega Anders Kreuger.

Haq opent werelden waarvan velen in Vlaanderen het bestaan niet vermoedden. Hij deed het in 2013 met de grootste expo ooit rond de Afro-Amerikaanse schilder Kerry James, en doet het dezer dagen met de Antwerpse Otobong Nkanga en de Turk Hüseyin Bahri Alptekin. Tussendoor maakte hij samen met Kreuger de bonte groepsexpo Don’t You Know Who I Am? /Art After Identity Politics’. De grondgedachte was: nadat kunstenaars eeuwenlang geïdentificeerd werden als bourgeois, blank, westers en heteroseksueel, is het tijd voor de kunstenaar als een vrij individu met een complexe identiteit. Allemaal te zien in de Leuvenstraat in Antwerpen, waar we Nav Haq voor zijn verjaardag trakteerden op een chocolademelk met slagroom.

Laten we even opwarmen met de klassieke maar niet zo simpele vraag over identiteit: wat is kunst, en wie is een kunstenaar?

NAV HAQ: Is mijn glas chocolademelk kunst? Iets is geen kunstwerk omdat het eruitziet als een kunstwerk, maar omdat ‘we’ als groep beslist hebben dat het een kunstwerk is. Dat schreef Arthur Danto 50 jaar geleden al, en het is nog altijd relevant. Hetzelfde geldt voor wie als kunstenaar geaccepteerd wordt of niet. Er bestaat een gezagsniveau dat werkt met onzichtbare codes. Om aanvaard te worden, moet een kunstenaar zijn carrière vaak afstemmen op wat ‘het kunstsysteem’ wil. Al is er geen consensus over wat kunst is en wat niet: ook binnen het systeem bestaan er machtsverhoudingen.

Wat is uw positie in dat systeem?

HAQ: De consensus gaat samen met een geloof in de universaliteit van kunst, in één zaligmakend idee van wat kunst is. Grote biënnales versterken dat nog. Ik denk niet dat dit de juiste manier is. Mijn visie op kunst is minder gebaseerd op consensus dan op research en dialoog, meestal met Europese of in Europa verblijvende kunstenaars. In het Rijnland, bijvoorbeeld, vond ik een netwerk van sociaal geïnspireerde, multidisciplinaire kunstenaars, met schilderes-beeldhouwster Cosima von Bonin voorop. Ik kreeg ook de kans om research te doen in het Midden-Oosten en delen van Azië. Om de uitwisseling van ideeën te onderhouden, zijn niet alleen tentoonstellingen belangrijk, maar ook kunstenaarsresidenties. Dan steun je ze letterlijk met de productie van hun werk, en zij krijgen hoogte van wat er op een andere plek in de wereld gebeurt. Zo werk ik al tien jaar samen met Hassan Khan, een in Caïro gevestigde kunstenaar die werkt met performances, muziek en experimentele films.

In 2012 kreeg u in New York een grote internationale onderscheiding, en in datzelfde jaar verbond u uw lot aan het kleine MuHKA. U had toch hoger kunnen mikken?

HAQ: Nog voor ik die onderscheiding kreeg, werkte ik voor het MuHKA al enkele maanden aan een tentoonstelling rond Maarten Vanden Eynde. Maar wat me opvalt, is dat de wereld anders naar het MuHKA kijkt dan de Belgen. Het MuHKA is een topplek, hoor, en het wordt internationaal steeds belangrijker. Ik kan er met mijn hoofd niet goed bij waarom jullie dat niet zien. Misschien omdat jullie er met jullie neus op zitten?

Misschien is onze kunstwereld te veel bezig met die consensuskwestie?

HAQ: Mogelijk. Het MuHKA komt niet tegemoet aan de verwachtingen van mensen die alleen canonieke tentoonstellingen willen zien, dat is waar.

Het MuHKA is een publieke instelling. Moet het dan niet meer een mainstreamkoers varen?

HAQ: Daar bestaat zeker discussie over. Mensen denken soms dat populaire en experimentele tentoonstellingen elkaar uitsluiten. Wij vinden het perfect mogelijk om allebei te doen. We hebben er de middelen en de ruimte voor. Als je bedenkt hoeveel volk er begin 2015 afkwam op Panamarenko! Fenomenaal was dat. Voor ons was het een geweldige expo om te doen, en tegelijk tonen we ook kunstenaars die lang niet zo canoniek zijn. En het is belangrijk om dat te doen: kunstenaars hebben tentoonstellingen nodig om in de canon te raken.

Zoals Panamarenko, die in de jaren zestig marginaal was.

HAQ: Precies. En het MuHKA wil een organisatie zijn die nadenkt over kunst én vooruitdenkt. Het is natuurlijk een museum, maar dat staat experimenteren en risico’s nemen niet in de weg.

Samen met vijf andere Europese musea vormt het MuHKA de confederatie L’Internationale. De naam verwijst naar het socialistische verbond in de negentiende en twintigste eeuw en zijn strijdhymne. Hebt u ook een antikapitalistisch programma?

HAQ: Niet noodzakelijk antikapitalistisch. Maar we verzetten ons tegen het ideedat het neoliberalisme dé logische manier is om een museum te laten functioneren. Er wordt hard gezocht naar alternatieve manieren.

Welke dan?

HAQ: Dat is natuurlijk de vraag van één miljoen. Een term die de ronde doet, is museum of the commons, (een museum van het volk, nvdr. ) omdat we mensen het gevoel willen geven dat cultuur hun eigendom is, en niet iets wat wordt gedicteerd door de markt of een neoliberaal idee. Een gevoel van gemeenschappelijk bezit, zoals ook de lucht die we ademen gemeenschappelijk is. Waarom kan cultuur ook niet een beetje zo zijn?

Maar intussen maakt het Amerikaanse model opgang, en ook België en de buurlanden schuiven op in die richting. Concreet: de financiering hangt steeds meer af van privéondernemingen en filantropie. Geloof me, dat heeft gevolgen voor de programmatie. Voor je er erg in hebt, bedien je alleen nog de elite.

Jullie gebruiken dat model niet?

HAQ: Nee. Wij proberen de kar een beetje de andere richting uit te duwen. Heel wat mensen denken dat kunst niet voor hen is. Daarom is het besef zo belangrijk dat de cultuur eigendom is van het volk, van de mensen.

Moet een museum of the commons ook aandacht besteden aan brandende maatschappelijke kwesties?

HAQ: Ik weet niet of kunstenaars daar zo nodig werk over moeten maken. Ik heb tijdens de Egyptische revolutie veel in Caïro gezeten. Veel kunstenaars die ik bezig zag in het heetst van de crisis hadden achteraf het gevoel dat dit niet hun sterkste werk had opgeleverd. `

Cartoonisten hebben minder scrupules, sommigen van hen hebben hun verdediging van de burgerlijke vrijheden met hun leven bekocht.

HAQ: Wij hebben culturele commentatoren en denkers gevraagd om daar teksten over te schrijven voor de website van L’Internationale.Daarover schrijven leek ons het meest relevant.

Is het MuHKA niet de uitgelezen plek voor een solidariteitstentoonstelling over Charlie Hebdo?

HAQ: Kijk, er gebeuren élke dag aanvallen op de cultuur, overal ter wereld, waar we niets over horen. In het Midden-Oosten of in Zuid-Azië is het dagelijkse kost. Wij kiezen ervoor om die problemen in een breder verband te bekijken. Dat deden we twee jaar geleden met de Amerikaanse schilder Kerry James Marshall, die pertinente vragen stelt over politiek, sociale rechten en emancipatie.

Ook schrijvers steken hun nek uit. Salman Rushdie, door zijn Brits-Indiase identiteit nauw met u verwant, kreeg in 1989 de eerste fatwa aangesmeerd. Hebt u zijn werk gelezen?

HAQ: India en Pakistan zijn inderdaad als broer en zus. Ik heb één boek van hem gelezen.

De Duivelsverzen, zeker?

HAQ: Nee, Middernachtskinderen. Interessant. Om eerlijk te zijn: ik volg zijn commentaren op de wereld niet op de voet. En helaas heb ik niet veel tijd voor romans. Nu lees ik meer over cultuur, politiek en kunsttheorie.

Uw ouders migreerden in de late jaren zestig naar Groot-Brittannië. Was dat om het religieuze en politieke geweld in Pakistan te ontvluchten?

HAQ: Nee, ze waren economische migranten uit de vroegere Britse kolonies, die in de late jaren zestig op uitnodiging overkwamen. Mijn vader kwam in z’n eentje, hij behaalde een diploma van ingenieur in de telecommunicatie aan de universiteit van Leeds, en ging daarna voor British Telecom werken. Mijn moeder was iets jonger, ze kwam met haar ouders, broers en zussen naar Leeds, en zat toen nog op school.

Zijn het overtuigde moslims?

HAQ: Meer om redenen van traditie en gemeenschap dan uit overtuiging.

Dus u ondervond weinig weerstand toen u zich tot atheïst ontwikkelde?

HAQ: Klopt. Zo precies herinner ik het me niet meer, ik zal midden de twintig geweest zijn. De tijd dat ik ook een volwassen politiek bewustzijn ontwikkelde, en kunstenaar probeerde te worden: fotograaf. Maar uiteindelijk vond ik beter mijn draai in het organiseren en het schrijven dan in eigen werk maken.

Leeds heeft een grote maar ook arme Pakistaanse gemeenschap. Hoe was het leven er?

HAQ: Ik heb er tot mijn tiende gewoond, en ik heb gelukkige kinderjaren beleefd. Daarna verhuisden we naar een klein stadje bij Cambridge waar veel kinderen waren.

Drie van de vier daders die in 2005 een terroristische aanslag pleegden in Londen, kwamen uit Leeds. Het waren jonge migranten van de tweede generatie. Ze waren verwesterd, in volle identiteitscrisis, en vonden een nieuwe identiteit in de islam.

HAQ: Ik denk niet dat het iets te maken had met verwesterd zijn. Volgens mij waren ze al moslim voordat ze moordgedachten ontwikkelden. Ik weet het niet, het moet te maken hebben met een soort gemis in hun leven, met hun persoonlijke situatie, invloed van vrienden, buitenlandse politiek: een complexe mix die tot iets aberrants heeft geleid.

Buitenlandse politiek?

HAQ: De oorlog in Irak, onder andere. Dat zat veel mensen dwars, omdat er geen rechtvaardiging voor was. We werden misleid over de reden waarom we ten oorlog moesten trekken.

Buitenlandse politiek was niet de reden waarom de taliban in Afghanistan in 2001 de boeddhabeelden in de rotsen van Bamyan opbliezen, noch waarom de IS dit jaar de antieke stad Palmyra vernielde. Speelt hier geen religieus gemotiveerde angst voor de kracht van beelden?

HAQ: Het gaat niet om angst maar om beeldverbod, om de wet. Dezelfde wet die zegt: ‘Gij zult geen varkensvlees eten.’ Verschillende culturen gaan verschillend om met beelden. Sommige indianen vonden dat je hun ziel stal als je een foto van hen nam. Ik ben geen kunsthistoricus, maar een belangrijk element in de geboorte van de moderne kunst en het moderne museum was nu net dat de kunstwerken de religieuze ruimte verlieten en andere ruimten opzochten.

En toch lijkt kunst vaak een element van religie te bevatten.

HAQ: Ik zie niet in hoe hedendaagse kunst kan voortkomen uit een religieuze ingesteldheid. Ik zie het zelden bij kunstenaars, moet ik zeggen.

Wat dan te denken van De man die het kruis draagt, het nieuwe werk van Jan Fabre voor de kathedraal van Antwerpen?

HAQ: De opdracht van een kerk kan heel aantrekkelijk zijn voor een kunstenaar in Vlaanderen. Er is een sterke traditie, die helemaal teruggaat tot de Vlaamse Primitieven. Maar is Fabre daarom een religieus persoon? Dat weet ik niet. Ik denk dat het gaat om een aardse realiteit, om een geval van ‘kunst voor een religieuze ruimte’ in plaats van ‘religieuze kunst’. Er is een verschil.

Welk soort beelden mogen we in 2016 van u verwachten in Antwerpen?

HAQ: In de zomer gaat in het MuHKA een grote tentoonstelling open over de rave-cultuur van de late jaren tachtig en de vroege jaren negentig, vooral in Groot-Brittannië, België en Duitsland. Rave was de laatste grootste jongerenbeweging in Europa. We tonen heel wat kunst, maar ook artefacten, televisie, reportages, design, mode…

… en uiteraard veel elektronische muziek, uw grote passie?

HAQ: Zeker. Het wordt een hele aparte expo, experimenteel en toch populair. Ik ben geïnteresseerd in het fenomeen omdat het een grote, spontane beweging was die nog altijd relevante vragen oproept rond actuele thema’s zoals burgervrijheid en drugsbeleid.

Hebt u al een titel?

HAQ: Energy flash. Het was de titel van een plaat die werd uitgebracht door R&S Records in Gent. Vreemd genoeg had je in de rave een spanning tussen utopische en dystopische gevoelens. Iets wat leek op de hippievibe in de jaren zestig.

Is uw verblijf in Antwerpen een overgangsfase in uw carrière?

HAQ: Wie weet. Ik kom al naar België sinds ik in 2005 uitgenodigd werd als curator van de Contour 2007 Biënnale in Mechelen. Ik ben nu drieënhalf jaar in het MuHKA, en ik voel geen behoefte om elders naartoe te gaan. Ik heb het hier naar mijn zin. Ik heb een vriendin uit Bristol, we wonen in Antwerpen en gaan trouwen.

Zegt Abu Dhabi u niets? U gaf er tentoonstellingsadvies aan het nieuwe Guggenheimmuseum.

HAQ: Dat was van korte duur. We zaten met velen in dat comité, en we zijn één keer samengekomen. Ik vermoed dat het puur een symbolisch comité was. Ik ben niet bepaald een fan van Guggenheim Abu Dhabi, en eigenlijk ook niet van Guggenheim tout court. Het is verantwoordelijk voor de mcdonaldisering van de kunstwereld. Het is een franchise, heel expansionistisch en het gebruikt kunst voor regeneratieve doeleinden. Denk aan Guggenheim Bilbao, louter bedoeld voor de heropleving van een stad die in de greep was van industrieel verval.

Is daar iets mis mee? Het vernieuwde stadsdeel van Bilbao ziet er mooi uit, en in het Guggenheim is ook goede kunst te zien.

HAQ: Ze hebben allicht belangrijke werken in hun collectie zitten, maar ik denk niet dat ze erg goede tentoonstellingen maken. Het heeft meer te maken met de toeristische industrie.

U adviseerde ook een kunstcentrum in Peking?

HAQ: Ik was er uitgenodigd om deel uit te maken van een adviserende groep, maar ik ben er nooit geweest. Heel wat van die organisaties in China zijn erg wankel. Ze starten met de beste bedoelingen, maar ze worden vaak opgedoekt nog voor ze goed en wel begonnen zijn.

Vormt de kunstwereld geen al te gesloten gemeenschap?

HAQ: Daar ben ik het grotendeels mee eens, ja. Als ik denk aan mijn ervaring toen ik in Londen woonde… Dat was een erg op zichzelf betrokken scène, maar toch vol open en getalenteerde mensen.

Speelt uw leven in Antwerpen zich uitsluitend af in de kunstscene?

HAQ: Ik maak zeker deel uit van de artistieke gemeenschap, die erg groot is.Ik trek op met kunstenaars, bezoek dezelfde cafés. Maar uiteindelijk geniet ik enorm van het leven hier in de stad in al zijn aspecten, en van het ontdekken van de rest van het land.

DOOR JAN BRAET, FOTO’S MUHKA

‘Heel wat mensen denken dat kunst niet voor hen is. Van dat idee moeten we af.’

‘Met financiering door bedrijven en filantropen moet je uitkijken. Voor je er erg in hebt, bedien je alleen nog de elite.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content