Goud, sigaretten en bagger

Na de weigering van de Waalse regering om in te stemmen met het Europees-Canadese handelsverdrag CETA laaide de discussie over vrijhandel en protectionisme in ons land op. Daarbij werd het steeds moeilijker om door de bomen het bos te zien. Wat houden zulke vrijhandelsakkoorden eigenlijk in? En hoe zit het met de fel betwiste arbitragehoven?

Kan iemand zich nog een wereld voorstellen zonder wereldhandel? Zonder iPhone of Huawei, Dell of Toshiba, Ford of Nissan en – ondanks de hoge ecologische voetafdruk – wijn uit Chili, boontjes uit Kenia, kreeft uit Canada? Niet dat al die goederen zomaar over de landsgrenzen kunnen binnenstromen, daar bestaan allerlei regeltjes en afspraken over. Binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) worden door de 161 lidstaten afspraken gemaakt over handel in goederen, diensten en ideeën (intellectuele eigendom). Wat daar wordt beslist, raakt miljarden mensenlevens wereldwijd. Geen wonder dat het WTO nauwlettend in de gaten wordt gehouden door allerlei consumentenverenigingen en niet-gouvernementele organisaties (ngo’s).

Met 161 landen een akkoord maken is niet makkelijk. Daarom werden sinds midden jaren negentig steeds meer handelsverdragen afgesloten tussen twee of meerdere landen of regio’s. De Europese Unie probeerde lange tijd zulke verdragen binnen de WTO te regelen, maar vanaf 2006 veranderde ze het geweer van schouder en richtte zich op bilaterale akkoorden. Voor het eerst werden zulke akkoorden onderhandeld met andere ‘ontwikkelde landen’, en niet enkel met ‘ontwikkelingslanden’ – lees: voormalige koloniën. Het eerste belangrijke handelsakkoord kwam in 2011 tot stand met Zuid-Korea, en daarna volgde nog een lange rij. De EU heeft akkoorden gesloten of in de pijplijn zitten met zowat heel de wereld, uitgezonderd de landen die vroeger tot de Sovjet-Unie behoorden (zie kaart).

De handelsakkoorden komen tot stand in de overtuiging dat handel zorgt voor economische groei en meer welvaart. De huidige Europees Commissaris voor Handel, Cecilia Malmström, benadrukte dat in de zomer nog toen ze het handelsakkoord met Zuid-Korea evalueerde, vijf jaar na de start: de Europese export naar het land steeg met 55 procent en de totale handelsactiviteit tussen beide partners liep in 2015 op tot 90 miljard euro. ‘Deze cijfers bewijzen dat beide partners beter zijn geworden van het vrijhandelsakkoord’, aldus Malmström.

De liberaal Karel De Gucht was van 2010 tot 2014 Europees Commissaris voor Handel. Tijdens een afscheidsinterview in zakenkrant De Tijd onderstreepte hij het belang van de handelsverdragen voor Europa: ‘Handelsbeleid is nodig, omdat de enige groei die we in de crisisjaren in Europa hebben geboekt, uit de handel kwam. Die groei komt echt niet vanzelf terug. Dat zal gebeuren via investeringen in onderzoek en het ontwikkelen van producten die we vervolgens op nieuwe markten kunnen verkopen. We hebben handelsakkoorden gesloten met Zuid-Korea en Singapore, met Canada, Centraal-Amerika, de as Columbia-Peru-Ecuador, Oekraïne en nog enkele regio’s in Afrika. Er lopen onderhandelingen over een investeringsakkoord met China en over handelsakkoorden met de VS, Japan en Vietnam.’

De Gucht bestempelde twee jaar geleden al het CETA-handelsakkoord met Canada als ‘afgesloten’, en dat klopt: na vijf jaar onderhandelen werd het akkoord in september 2014 openbaar gemaakt. Alles moest nog wel de zegen krijgen van de EU-lidstaten. Er kwam toen al kritiek, die de voorbije weken ook door de Waalse minister-president Paul Magnette (PS) opnieuw werd opgeworpen. Zo bestempelde hij CETA als een bedreiging voor de Waalse landbouw en vroeg hij zich af of alle milieu- en arbeidsnormen wel werden gerespecteerd. Magnette vreesde ook dat Amerikaanse multinationals via Canada ons land zouden veroveren. En publieke diensten als hospitalen, onderwijs of watervoorziening dreigden volgens hem geprivatiseerd te worden.

Veel van de tegenwerpingen op de handelsakkoorden culmineert in de kritiek op de manier waarop eventuele geschillen zullen worden geregeld. Dat is met CETA niet anders. Het handelsakkoord bevoordeelt multinationals, zo zeggen critici, omdat zij het recht krijgen om nationale regeringen voor een internationaal arbitragetribunaal te dagen. Stel dat een Canadees bedrijf investeert in Hongarije en de fabriek daar wordt genationaliseerd. Waar kan dat Canadees bedrijf dan verhaal halen? Kan dat bij een Hongaarse rechtbank zijn gelijk halen tegen de Hongaarse staat? Daarom werd er gekozen voor de oprichting van een internationaal tribunaal dat op neutrale bodem moet oordelen over conflicten bij investeringen.

Tegenstanders zoals Magnette wijzen erop dat die arbitragerechtbanken meestal bevolkt zijn door zakenadvocaten. En die zijn de multinationals gunstig gezind, zo is de redenering, zeker als die sociale en ecologische regels uit de weg willen ruimen. Multinationals zouden via zulke tribunalen ook al geprobeerd hebben om wetten bij te sturen die hun winsten aantasten. Kortom: door die arbitragehoven komt niet meer of niet minder dan onze rechtsstaat in gevaar, zo heet het.

Arbitragehoven zijn in het leven geroepen op verzoek van westerse investeerders. Zij wilden dat hun investeringen in ontwikkelingslanden werden beschermd tegen de lokale overheid. België nam ondertussen de arbitragetribunalen in 93 handelsverdragen op. Meestal werken ze volgens regels van de Wereldbank. Iedere partij kiest een arbiter en vervolgens kiezen de twee arbiters een voorzitter. Dan kan het proces van start gaan. Met de uitspraak van het arbiter-trio in de hand kan men dan beslag leggen of schadevergoedingen opstrijken.

Niet alle handelsconflicten komen overigens voor een arbitragehof. Enkele jaren geleden beschuldigde Europa China ervan dat het de productie van zonnepanelen subsidieerde om die dan voor dumpingprijzen, dus lager dan de productieprijs, in Europa te verkopen. Zo palmden de Chinezen hier pakweg 80 procent van de markt van de zonnepanelen in. Enkele grote, Duitse zonnecellenfabrikanten gingen kopje-onder. Bij ons moest Photovoltech uit Tienen de deuren sluiten. Dat leidde tot een groot handelsconflict tussen Europa en China. China trok ermee naar het handelstribunaal van de WTO, maar tot een echte zaak kwam het daar niet. Na lang en hard onderhandelen kon voormalig commissaris voor Handel De Gucht toen een bodemprijs vastleggen voor de invoer van Chinese zonnepanelen in Europa. Wie zich daar niet aan hield, moest antidumpingheffingen betalen. Een soortgelijk handelsconflict met China draait momenteel om goedkoop staal.

In de onderhandelingen tussen Europa en Canada is er vroeger al hard gebikkeld over de kwestie of geschillen al dan niet voor een arbitragehof moeten worden beslecht. In het CETA-akkoord staat uiteindelijk dat er een nieuw, permanent internationaal arbitragehof zal worden opgericht, meer in de stijl van de WTO geschillenbeslechtingsprocedure, waarvan de rechters dus een voltijdse job zullen hebben. Dat moet belangenvermenging – lees: de multinationals helpen – voorkomen.

De EU heeft ondertussen al met 60 landen handelsverdragen. Met 38 landen onderhandelt ze over nieuwe afspraken, zoals bijvoorbeeld met de VS, Japan en ook met China, niet de minst belangrijke dus. Het is afwachten hoe daar het oplossen van geschillen in zal worden geregeld. Dat dit op meer publieke belangstelling kan rekenen dan toen Europa hierover onderhandelde met Canada is wel zeker.

Door Ewald Pironet

België nam arbitragetribunalen op in 93 handelsverdragen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content