Als God alomtegenwoordig is, dan is hij dat in de kastelen van Laken wellicht iets meer dan elders. Dat blijkt uit God in Laken, het nieuwe boek van royaltywatcher Jan van den Berghe. Volgens hem kan de monarchie alleen overleven als ze een gids voor morele waarden is. ‘Maar is het dat soort koning dat België wil? Als het nog een koning wil.’
Het geloof is een constante in de geschiedenis van de Belgische monarchie. Volgens kardinaal Jozef Van Roey (1874-1961) was België trouwens een door God gewilde natie. Une et indivisible et catholique.
De lutheraan Leopold I beschouwde de katholieken als ‘de enige echte en ware Belgen’. ‘De rest is een soort hutspot, waarmee niets aan te vangen is’, schreef hij. België had volgens hem maar één keuze: ‘de keuze tussen katholicisme en anarchie’. Leopold II noemde zichzelf ‘een onderworpen en respectvolle zoon van de kerk’.
Bij Albert I waren ‘God en de Bijbel tegenwoordig bij al zijn daden’, maar hij was geen gehoorzame zoon van de kerk. ‘Voor mij is er alleen maar één Heilige Vader, Hij die daarboven in de hemel regeert’, zei hij. ‘Mijn vader was zeer gelovig, maar hij had zijn eigen godsdienst’, getuigde Leopold III. ‘Ik heb altijd de indruk gehad dat hij het katholicisme beoefende ter wille van ons, de kinderen. Hij was diep onder de indruk van het plichtsgevoel en de hoge morele eisen van het protestantisme. De katholieken leken hem in het algemeen minder ernstig.’ Leo-pold III schreef zijn controversiële beslissing om in mei 1940 te capituleren toe aan ‘de ingeving van zijn christelijke gevoelens’.
Onder Boudewijn I leek het soms alsof België een filiaal van het Vaticaan was. Hij had een bijna middeleeuwse visie van een rechtstreekse band tussen God en de vorst. Hij raadpleegde liever de hemel dan de mensen.
Sinds Albert II op de troon zit, is er weer een normale verhouding tussen kerk en staat. Toch blijkt de huidige kroondrager – als boetvaardige zondaar en sympathisant van de Charismatische Vernieuwing – niet minder religieus te zijn dan zijn broer. ‘Ik heb het idee dat hij God als zijn baas ziet’, zegt een intimus. ‘Hij heeft God nodig om af en toe zijn nood te kunnen klagen.’
Een diep geloof is – met uitzondering van prins Karel en koningin Elisabeth – een gemeenschappelijk kenmerk bij alle leden van de Belgische dynastie.
‘Er bestaat in ons land een absolute scheiding tussen kerk en staat. De leden van de koninklijke familie hebben dat duidelijk begrepen. Ze beschouwen hun godsdienstige of filosofische overtuiging als het intiemste gedeelte van hun geheime tuin en hebben er – tenminste tijdens hun leven – nooit ruchtbaarheid aan gegeven’, zegt Pierre-Yves Monette, voormalig kabinetsadviseur van de koning. De vraag of deze voorstelling van de feiten beantwoordt aan de werkelijkheid, is het onderwerp van God in Laken.
Troon en altaar
Troon en altaar hebben veel van hun glans verloren. Zowel de kerk als het erfelijke koningschap dat van goddelijke oorsprong heet te zijn en van oudsher bekleed is met mystieke luister, lijken zich minder goed te handhaven naarmate de samenleving een grotere rationaliteit bereikt. Boudewijn heeft de monarchale illusie nog enkele decennia in stand weten te houden. Vandaag is het theater van de constitu-tionele monarchie onder Albert ontaard in een soms gênante variétévoorstelling. Steeds meer mensen zien de Belgische Coburgs als een gekroonde variant op de Pfaffs of De Planckaerts.
Koningen halen hun legitimiteit niet langer uit een goddelijke opdracht, zoals dat vroeger algemeen werd aanvaard. Sinds zij niet meer regeren bij ‘de gratie Gods’, moeten zij berusten in een meer ceremoniële functie. De tijd dat zij op een regeringsbeleid konden wegen, is voorbij.
Zoals alle hedendaagse dynastieën probeert het Belgische vorstenhuis het goddelijke charisma uit het verleden te vervangen door populariteit.
Het dilemma is overal hetzelfde: de koningshuizen moeten dicht bij het volk staan, maar weer niet zo dicht dat ze de mythe ontluisteren. Ze moeten ‘gewoon’ zijn, ook al kunnen ze geen gewoon leven leiden. Bovenal moeten ze beseffen dat ze hun dominante politieke positie kwijt zijn. Alleen door hun privilege van erfelijk koningschap te combineren met plichten en verantwoordelijkheden, kunnen ze zich op de troon handhaven.
Carl-Erik Grimstad, de vroegere kabinetschef van het Noorse koningshuis, is ervan overtuigd dat de Europese monarchen in de toekomst hun status zullen moeten verdienen met charisma en cultuur. ‘In vroegere tijden waren ze goden en hadden ze min of meer absolute macht. In de eerste helft van de twintigste eeuw waren ze symbolisch militaire leiders. In de tweede helft werden ze de boegbeelden van de industrie: de promotoren van de export. In het huidige millennium zal het koninklijke product cultureel moeten zijn. Een geestelijke kracht, een gids voor morele waarden zoals de kerk dat nu niet langer meer is.
Dat is waarnaar de mensen heimwee hebben.’ In dat opzicht lijkt Boudewijn een voorloper te zijn geweest. Voor veel Belgen gold hij als een ijkpunt van goed fatsoen, een symbool van onkreukbaarheid. Een patriarch met charisma en een hoog ritueel, bijna sacraal karakter. Maar is dat het soort koning dat België wil?
Als het nog een koning wil.
DOOR JAN VAN DEN BERGHE