Het begon met een Nederlandse muziekfanaat die op een dag met een cd’tje aanklopte bij de aanvoerder van een gereputeerd Vlaams blazersensemble. Het uiteindelijke resultaat: muziektheater onder een topregisseur, met medewerking van een grote Nederlandse schrijver en een al even grote Vlaamse schilder. En een boek waaruit Knack volgende week een belangrijk fragment publiceert. Een gesprek met Francis Pollet van I Solisti del Vento en Guy Coolen die Muziektheater Transparant leidt.

Francis Pollet liep al lang rond met de vraag waarom het Requiem van Mozart nooit was herwerkt voor een harmoniebezetting. ‘In de tweede helft van de achttiende eeuw waren die bewerkingen nochtans bijzonder populair. Het blazersoctet – 2 hobo’s, 2 klarinetten, 2 fagotten, 2 hoorns en een contrabas – was toen een soort zakorkest voor rijke lieden, om feestjes op te luisteren. Noem het de iPod van die tijd. Alle bekende componisten werden bewerkt. Van Mozart gebeurde dat met al zijn opera’s, maar niet met het Requiem.’

Toen er op een avond in 2005 bij Pollet werd aangeklopt stond geen zwartgemaskerde schim voor de deur, wel de Nederlander Christian Köhler. ‘Hij is een ongewone man, heeft nauwelijks een formele muziekopleiding gehad, maar is maniakaal bezeten door blazers en de figuur van Mozart. Hij gaf mij een omzetting van een deeltje van Mozarts Praagse symfonie. Ik was sceptisch, ik vond de bezetting niet goed. Een jaar later stond hij weer aan mijn deur met een cd in de hand. Het was een computerversie, verre van optimaal, maar intrigerend. Ik ken het Requiem heel goed, maar het duurde 24 maten voor ik het kon thuiswijzen. Hij had de introïtus en twee andere delen al helemaal af.’

Francis Pollet liet het horen aan zijn eerste hoboïst en zijn eerste fluitist, die het allebei erg bijzonder vonden. ‘Ik stelde Köhler voor om het voor de uitgebreide blazersbezetting van Mozarts Gran Partita te schrijven, dus met twee extra hoorns en twee bassethoorns. Mozart zelf heeft met die lange compositie een statement willen maken: met blazers kun je meer dan alleen verstrooiingsmuziek maken. Ideaal voor het Requiem, dus. Köhler kwam dan met een aantal bewerkingen in die bezetting. Ook toen had ik nog vragen: hij verwees veel naar andere componisten, het klonk soms zelfs als Stravinsky. Het moest dus allemaal een beetje getemperd worden. Köhler zelf was er vast van overtuigd dat we met die bewerking de wereld konden veroveren. Wij geloofden er ook in en besloten ermee aan de slag te gaan.’

Niet het hele Requiem kon worden herwerkt, uiteindelijk bleven er zeven stukken over, zo’n dertig minuten muziek. Wat doe je daar dan mee? Concertje samenstellen en op tournee gaan? Francis Pollet had er vragen bij: ‘Het was niet genoeg. Mijn medewerkster Inge Simoens stelde voor om er een literair antwoord op te geven. De eerste aan wie we dachten was Hugo Claus, maar die was in die periode al ernstig ziek. Via uitgever Julien Weverbergh konden we contact opnemen met Jeroen Brouwers. Hij is de geknipte figuur om een antwoord te geven op het Requiem. Zijn manier van omgaan met de dood is erg bijzonder, hij had er trouwens net een column over geschreven in De Morgen. Hij bleek bereid om te schrijven. We gaven hem een jaar. Na drie maanden was de tekst af.’

Intussen was de interesse van Weverbergh ook gewekt. Hij wou de tekst van Brouwers uitgeven, maar daar was nog een aanvulling bij nodig. Daarvoor stapte hij naar schilder Roger Raveel, met de vraag om op zijn beurt een antwoord te geven op de tekst van Brouwers. Het werden twaalf potloodtekeningen. Daarbij kwam nog de Latijnse tekst van het Requiem, een Nederlandse hertaling en een inleiding.

‘We hadden nu drie parameters,’ vervolgt Pollet, ‘Mozart, Brouwers en Raveel. Ik vond dat perfect materiaal om er een multidisciplinaire productie mee te maken. Dat is een aanpak die het in Europa goed doet. Je geeft je publiek op die manier vele prikkels tegelijk, een perfecte manier om de toegang te vergroten zonder te moeten inboeten aan artistieke integriteit. Grote dirigenten doen het. We hadden zelf al ervaring op dit vlak, onder meer met Le nozze di Figaro, een samenwerking met Muziektheater Transparant waar zelfs poppenspelers werden gebruikt. De stap naar Transparant lag voor de hand.’

Vilein wijf

Guy Coolen, artistiek leider van Muziektheater Transparant, zag de samenwerking onmiddellijk zitten en had ook al meteen de regisseur voor ogen: Josse De Pauw. ‘We hebben met hem Ruhe gemaakt, een stuk waarin collaboratieverhalen en liederen van Schubert een merkwaardige combinatie van brutale tegenstelling en aanvulling vormen. Dit project ligt in feite in dezelfde lijn, de tekst is een commentaar op de muziek en geeft er een nieuwe dimensie aan, terwijl de muziek dan weer een ander licht op de tekst werpt. Ze staan los van elkaar – muziek en tekst worden in dit Nieuwe Requiem trouwens nooit boven elkaar geplaatst – en toch beïnvloeden ze elkaar.’

Als acteur werd Tom Jansen gekozen, die de tekst van Brouwers op de scène brengt. ‘We wilden er ook een andere stem in,’ vervolgt Coolen, ‘die van mezzosopraan Iris Luypaers. Het was niet de bedoeling om de tekst van Jeroen Brouwers, een soort vloeiende gedachtestroom, te onderbreken. Maar in de tekst zitten stukjes referenties aan de Latijnse tekst van het Requiem. Die werden aangegrepen om de zangeres in te schakelen. Ze wervelt door het verhaal heen en vormt er de rode draad van, ook al zijn haar interventies soms erg kort. Tegelijk speelt ze ook een eigen rol: die van de dood, die Brouwers beschrijft als een hoer en een vilein wijf. Zo voorkomen we meteen dat het stuk een monoloog wordt van Tom Jansen: hij kan zich tot haar richten. Christian Köhler schreef voor haar ook de muziek, die op allerlei manieren naar Mozart verwijst.’

Daar komt nog een extra laag bovenop: ‘Josse heeft gesprekken opgenomen met Roger Raveel in zijn atelier en met Jeroen Brouwers in zijn tuin. Uit die opnames worden beelden op gaasdoek geprojecteerd tijdens de voorstelling. Josse wou beide meesters aanwezig in het stuk, als kunstenaar maar ook als twee oude mannen, die op hun manier refereren aan de dood en het afscheid. Die beelden zijn iets heel fragiels geworden.’ De muziek van I Solisti verweeft zich met de tekst. ‘Op die manier zijn tekst en muziek in evenwicht. Het is de bedoeling dat het niet als drie luiken wordt ervaren: de projecties, de belichting en de zang maken het tot één geheel. Echt muziektheater, waarin elk element met respect wordt behandeld en ruimte krijgt.’

Nieuw en verrassend

Dat Francis Pollet door een project rond het Requiem van Mozart werd aangetrokken is vrij gemakkelijk te verklaren, maar wat zag Guy Coolen in de toch al vrij bekende muziek? ‘Het fascineert mij om de mensen dingen die ze al kennen op een heel andere manier te laten bekijken. Het Requiem is bekend, maar de bewerking maakt er iets nieuws en verrassends van. Ik kan me voorstellen dat melomanen ervan schrikken. Maar het is ook een manier om het onder de aandacht van mensen te brengen die er normaal niet naar zouden luisteren. Je krijgt dan ook een zeer gemengd publiek: er zijn er die voor Josse komen, maar ook het aspect beeldende kunst is interessant, en dan heb je nog de tekst. Dat maakt het aantrekkelijker voor een jonger en ruimer publiek. Daarom is ook deSingel mee in het verhaal gestapt. Met dit project brengen we inderdaad een belangrijk icoonwerk, maar het wordt geen megashow, wel een integere voorstelling met veel respect voor de muziek en de teksten.’

Zoals we de aanpak van Josse De Pauw kennen, wordt het allicht geen eenduidig verhaal waarbij het publiek aan het handje wordt genomen. ‘Het zal een open voorstelling zijn, waarbij het publiek wordt uitgenodigd om zelf verbanden te leggen. Josse staat volgens mij op het voorlopige hoogtepunt van zijn carrière: geef hem materiaal, en hij loopt over van ideeën. Met een meesterwerk als het Requiem en deze nieuwe tekst kan de verbeelding van het publiek een grote rol spelen. Die openheid is voor hem essentieel, hij schaaft er tijdens de repetities voortdurend aan.’

Wanneer noemen jullie dit stuk geslaagd, wil ik van Francis Pollet en Guy Coolen horen. Het antwoord is ongeveer hetzelfde, Pollet formuleert het zo: ‘Als het onderwerp, de dood waar we allemaal mee worden geconfronteerd, zo wordt getekend dat iedereen er op zijn eigen manier mee kan omgaan. De tekst van Brouwers is speels én hard, de tekeningen van Raveel ook. En diezelfde tegenstelling zit in de muziek: door de bezetting heeft ze iets frivools gekregen.’

DE VOORSTELLINGEN VAN EEN NIEUW REQUIEM BEGINNEN OP 26 NOVEMBER. SPEELLIJST: WWW.ISOLISTIDELVENTO.BE.

DE TEKST VAN JEROEN BROUWERS UIT HET BOEKWORDT VOLGENDE WEEK IN KNACK GEPUBLICEERD.

HET BOEK EEN NIEUW REQUIEM MET DE TEKST VAN JEROEN BROUWERS, DE TEKENINGEN VAN RAVEEL EN DE CD VAN I SOLISTI DEL VENTO IS UITGEGEVENBIJ AGORA/WEVER&BERGH EN KOST 26 EURO.

DOOR PETER VANDEWEERDT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content