Fons De Wolf is de laatste Belgische winnaar van Milaan-Sanremo: in 1981 kegelde hij na een splijtende aanval op de Poggio iedereen uit het wiel. Maar als de Primavera zaterdag wordt gereden, gaat hij in het bos joggen.

Rank en slank is hij nog steeds, de voormalige glamourboy van het Belgische wielrennen. ‘Ik zou niet kunnen verdragen dat er een paar kilo bijkomt’, zegt Fons De Wolf, die op zijn 53e nog altijd jongensachtig oogt en altijd al een grote zorg besteedde aan zijn uiterlijk. In 1981 was hij de laatste Belgische winnaar van Milaan-Sanremo, de genaturaliseerde Moldaviër Andreï Tchmil buiten beschouwing gelaten.

Net voor de top van de Poggio plaatste de Breendonkenaar een verwoestende demarrage en stoomde naar de overwinning. Met stijl en panache. De Wolf was een flyer, hij streelde de pedalen en gleed over de weg, een estheet op twee wielen die nooit grimassen trok en nimmer uiterlijke tekenen van vermoeidheid vertoonde. De Wolf had een paar maanden eerder ook al de Ronde van Lombardije gewonnen, en leek aan de vooravond te staan van een grote carrière. Hij loste de verwachtingen nooit in, het heette dat hij onvoldoende voor zijn vak leefde. Fons heeft zich altijd met klem verzet tegen dat beeld.

Vandaag is er van de vroegere status niet veel overgebleven. Fons De Wolf werkte lang in de door zijn schoonouders opgestarte begrafenisonderneming maar toen zijn huwelijk stukliep, kon hij daar niet blijven. In mei begint hij wellicht als bediende in een speelzaal in Knokke, hij wil dan ook naar de kust verhuizen. Naar koersen gaat hij niet zo vaak meer kijken. Maar hij leeft op bij de herinneringen aan vroeger. En praat daar gemakkelijker over dan toen: weinig renners die zo karig met woorden waren als hij.

Fons De Wolf: ‘Milaan-Sanremo was een koers die perfect binnen mijn mogelijkheden paste. Je hoefde niet te wringen, je reed over brede wegen, ook op de hellingen. Heel anders dan het gekronkel in bijvoorbeeld de Ronde van Vlaanderen.

‘Ik kwam toen uit voor Vermeer-Thys en mijn sportdirecteur Roger Swerts zei me dat ik er gewoon voor moest zorgen dat ik vooraan zat als de klim op de Poggio begon. Ik heb zelden zo ontspannen gefietst als die dag. Tot we inderdaad de Poggio bereikten. Jean-Luc Vandenbroucke demarreerde en werd gepakt, dan kwam er nog een ontsnapping van vier man op gang, maar ook die werd gecounterd. Toen plaatste ik een demarrage. Iedereen bleef zitten. Want wie op dat moment reageerde, verspeelde zijn eigen kansen. Op de top had ik 80 meter voorsprong en ze kwamen niet meer terug. Ik herinner me nog goed dat ik na de afdaling van de Poggio beneden aan die fontein kwam en dacht: hoe kan het nu dat ze me niet hebben gepakt?’

Inderdaad, hoe kon dat?

Fons De Wolf: Ik denk dat ze me die overwinning gunden. Want je moet het zeggen zoals het is: dat speelt natuurlijk mee in de wielersport. Dat je profiteert van, hoe zal ik het zeggen,… situaties. Francesco Moser en Beppe Saronni zaten ook vooraan, maar ze wisten wellicht dat ze hun kansen vergooiden als ze in de achtervolging gingen. Terwijl Moser toch een fabuleuze daler was. Het is in de wielersport altijd hetzelfde: hoe liggen de verhoudingen, welke rekeningen staan er nog open? Je moet ervoor zorgen dat ze je de overwinning gunnen.

Maar daarvoor moet je natuurlijk wel vooraan fietsen en aanvallen. Soms rijd je meer om een ander te laten verliezen dan om zelf te winnen. Ik was vroeger bij de jeugd de grote rivaal van Daniël Willems en bij de profs werd die tweestrijd verder aangescherpt. In 1981 zat ik in de Ronde van Vlaanderen samen met hem in een selecte kopgroep en toen Willems demarreerde ging ik hem halen. Niet één keer, maar drie keer. Toen Hennie Kuiper daarna een aanval plaatste, bleef ik zitten. Zo kon Kuiper winnen.

Nu zie je dat soort bewegingen nog. De rivaliteit zit soms in de eigen ploeg. Dat heeft te maken met de evolutie van de wielersport: er is veel minder kameraadschap. Hoewel, in mijn tijd werd het je ook niet altijd door je eigen ploeg gegund. Ik herinner me het seizoen dat ik voor het Italiaanse Bianchi reed. We begonnen in de Giro met een ploegentijdrit, ik reed echt heel goed die dag en wou als eerste over de eindstreep rijden om de roze trui te pakken. Maar Giancarlo Ferretti, de ploegleider, zei dat daar geen sprake van kon zijn. Ik moest me in de laatste rechte lijn inhouden. Ik dacht: daar ga ik nu mijn voeten aan vegen, ik pak die trui. Maar op één kilometer van de finish reed ik lek.

Milaan-Sanremo is niet zo gemakkelijk te winnen. Omdat het veel minder dan andere klassiekers een natuurlijke afvallingskoers is.

De Wolf: Dat is juist. Het komt er vooral op aan die Poggio te overleven. Vorig jaar kon Mark Cavendish winnen omdat één ploegmaat, George Hincapie, hem goed naar voren bracht. Eigenlijk past dat niet bij een koers met zo’n status. Nu zit er gelukkig een nieuwe helling in het parcours en wordt het wat zwaarder. Ik bedoel: er zal niet veel afval meer overblijven als ze aan de Poggio arriveren. Want er is natuurlijk ook de Cipressa, een verschrikkelijk zware helling.

Philippe Gilbert heeft van Milaan-Sanremo een van de hoofddoelen van het seizoen gemaakt.

De Wolf: Terecht. Hij heeft de explosiviteit om op de Poggio het verschil te maken. Alleen: hij moet dat op het juiste moment doen. In de Omloop Het Nieuwsblad reed Gilbert voorop met Juan Antonio Flecha, Frédéric Guesdon en zijn ploegmaat Jurgen Roelandts. Op een bepaald moment valt hij aan. Flecha reageert, ziet dat Gilbert even naar adem hapt en stormt door. Anders waren ze met zijn vieren samengebleven.

Andere keren moet je al eens bluffen. Toen ik in 1980 de Ronde van Lombardije won, reed ik voorop met Ludo Peeters en een Italiaan, Alfredo Chinetti. Het was verschrikkelijk slecht weer, er zijn die dag maar zeventien renners aangekomen. Ik zat steendood, ik wist: als Ludo Peeters demarreert, word ik meteen uit zijn wiel gekegeld. Maar ik liet dat niet blijken, ik zei tegen Peeters: ‘Het gaat niet slecht vandaag.’ En ik won in de spurt.

Let wel: soms kun je je als renner niet beheersen. Zoals Tom Boonen in de Omloop het Nieuwsblad, die op de Taaienberg de hele groep uit elkaar ranselde en zich dan weer liet inlopen. Op zulke momenten zoek je naar zelfbevestiging. Let maar op Boonen in Milaan-Sanremo, hij staat scherp, messcherp. Hij zegt wel dat die koers hem niet interesseert, maar ik geloof dat niet. Ik heb Boonen eens ontmoet, in een café. Ik werd aan hem voorgesteld, ze zeiden: ‘Dat is Fons De Wolf, die heeft nog Milaan-Sanremo gewonnen.’ Boonen keek me zo een beetje vanuit de hoogte aan. Maar een uur later kwam hij zelf naar me toe en vroeg me vervolgens helemaal uit over Milaan-Sanremo: hoe ik me had voorbereid, met welke tactiek ik had gekoerst.

Boonen-Gilbert, twee Belgische favorieten in Milaan-Sanremo.

De Wolf: Er kunnen natuurlijk ook een hoop buitenlanders winnen. In de eerste plaats Edvald Boasson Hagen. Ik ben een tijdje geleden met Merckx gaan fietsen en Eddy kan niet zwijgen over Hagen, hij wordt er lyrisch over. Volgens hem gaat dat een heel grote worden. En wie Eddy kent, weet dat hij dat soort dingen niet snel roept.

Maar Boasson Hagen heeft een groot probleem: hij is absoluut niet stuurvaardig, hij kan niet in waaiers rijden. Iedereen weet dat en zal daarop inspelen. Het zal hem vreselijk veel energie kosten om in die momenten vooraan te blijven. Of je moet er telkens voor zorgen dat hij omringd wordt door twee, drie ploegmaats. Dat lijkt me niet makkelijk. En sturen, dat is iets wat je niet kunt leren. Kijk naar Cadel Evans, die kan dat ook niet, die stuurt zo slecht dat hij zelfs in een afdaling uit de wielen wordt gereden. Hoezeer ploegen ook hun kader vergroten en specialisten aantrekken, dat is een gave.

Ik vind trouwens dat Team Sky, de ploeg van Hagen, ongelooflijk goed is gestructureerd. Ze werken zelfs met video-opnames van andere renners, ze bestuderen hun houding op de fiets net voor ze gaan demarreren bijvoorbeeld, met de bedoeling dat je aan hun lichaamshouding kunt zien wanneer ze gaan aanvallen. Dat is toch een van de grote evoluties in de wielersport: ieder detail wordt uitgediept.

Heel anders dan in jouw tijd.

De Wolf: Toen was er maar één zaak belangrijk: dat je zoveel mogelijk koerste. Pieken, dat bestond niet. Lucien Van Impe was de enige die zijn seizoen op één koers afstemde, de Ronde van Frankrijk, velen spraken daar schande van. Nu specialiseren ze zich zelfs al voor de voorjaarskoersen.

Ik vind dat renners ook meer respect krijgen van hogerhand. Neem nu Tom Boonen, die is toch al een paar keer zeer negatief in het nieuws gekomen. Maar van de kant van Quick Step hoor je geen slecht woord over hem, ze geven hem vertrouwen. Het feit dat je kunt rekenen op de mensen die je omringen, moet je een grote gemoedsrust geven. Vroeger was dat wel anders.

Ik herinner me dat ik eens doodziek was in de Ronde van Frankrijk, ik wilde opgeven, maar de sponsor, Fernand Vermeer, verplichtte me om verder te rijden. Op het einde van die Tour had ik totaal geen weerstand meer.

Ik debuteerde bij de profs in de ploeg van Lomme Driessens, Lano-Boule d’Or, dat was echt hotsen en rotsen van de ene wedstrijd naar de andere. Tot 150 koersen per jaar. En dan zei Driessens: ‘In de winter moet je ook nog de zesdaagse van Antwerpen rijden.’ Ik ging dan in het Gentse Kuipke trainen, leren aflossen, met de vader van Bradley Wiggins. En leren achter de derny’s rijden.

Ik denk weleens: de huidige manier van koersen zou echt goed bij mij hebben gepast. Bepaalde wedstrijden uitzoeken en je daar helemaal op toespitsen. Van de andere kant: er is nu veel meer druk dan vroeger. Als renner moet je tegenwoordig vooral mentaal sterk zijn. Veel meer dan vroeger. Wij hadden ook minder tijd om ons onder druk te zetten. De ene koers was nog maar voorbij en je startte alweer in een andere.

Je zou dus een andere carrière hebben uitgebouwd met de huidige manier van koersen?

De Wolf: Zeker. Ik had het lichaam niet om er een heel jaar te staan. Soms had ik een goeie dag, maar ik kende veel meer slechte dagen. Dat was al bij de jeugd zo. De ene week won ik met minuten voorsprong, de volgende werd ik gelost door renners die veel minder waren dan ik. In die zin werd ik een beetje overschat. Maar hoe gaat dat? Je wordt prof op een moment dat Eddy Merckx is gestopt, je wint in je eerste jaar vijf ritten in de Ronde van Spanje, waaronder een tijdrit tegen Joop Zoetemelk, en de daaropvolgende jaren de Ronde van Lombardije en Milaan-Sanremo. Dan lees je: ‘De Wolf is de nieuwe kroonprins.’

Zo heb ik dat zelf nooit gezien. Zeker toen op een gegeven moment ook nog eens bleek dat ik te weinig rode bloedcellen had. Ik ben op vakantie ooit gebeten door een worm en de eitjes van die worm kwamen in mijn bloed terecht, dat is nu nóg altijd te zien in mijn bloedspiegel. Een gewone mens heeft daar geen last van, maar wie aan duursport doet wel. Vanaf dat moment is het minder gegaan. Terwijl ik in mijn allereerste Tour als elfde eindigde nadat ik in de eerste rit acht minuten had verloren, het peloton was in twee stukken gescheurd en ik zat achteraan.

Ik maakte in die Tour eens deel uit van een ontsnapping met Bernard Hinault en Jean-René Bernaudeau die net bij de ploeg van Hinault was weggegaan. Bernaudeau demarreerde en na een tijdje zette Hinault de achtervolging in, hij wilde hem niet laten gaan, er stond een rekening open. Ik kwam met Hinault op een helling, uit beleefdheid wilde ik overnemen, maar Hinault zei me: ‘Blijf rustig in mijn wiel zitten, ik bepaal het tempo, in de afdaling mag je af en toe op kop rijden.’

Nooit iemand gezien met zo’n uitstraling als Hinault. Later noemde hij me een potentiële Tourwinnaar. Maar ik ben tevreden over mijn carrière, ik weet dat ik er alles voor deed, ook al had ik het imago van iemand die niet veel trainde. Ik beklaag me niets. Behalve dat ik niet verder heb gestudeerd, ik maakte zelfs mijn huma-niora niet af. Terwijl ik geen slechte student was: ik zat in Latijn-Wetenschappen.

Na het einde van je carrière ben je maar één keer even in de wielersport terug geweest: als pr-man van Domo-Farm Frites in 1990.

De Wolf: Ik was toen vertegenwoordiger en zag dat als een kans om er weer bij te horen. Ik moest met sponsors rondrijden. Dat beviel me wel, zonder dat ik er nu laaiend enthousiast over werd. Maar ik heb dat maar anderhalf jaar gedaan. Wegens privéredenen ben ik gestopt. Mijn schoonouders hadden een begrafenisonderneming en toen mijn schoonvader 65 werd wilde hij met pensioen gaan, hij kon dat niet meer aan. Toen heb ik mijn vrouw kunnen overhalen om de firma over te nemen. We hadden twee zaken, in Dworp en Sint-Genesius-Rode, die liepen echt zeer goed, we deden 300 begrafenissen per jaar. In het begin droeg ik mee de kist, later werd ik ceremoniemeester. De mensen opvangen, zien dat alles goed verloopt.

Leven in een wereld van verdriet.

De Wolf: Het heeft een paar jaar geduurd voor ik daar een beetje aan kon wennen. Want bij een sterfgeval vallen alle maskers af, dan zijn de mensen echt, in hun immens verdriet, in hun radeloosheid soms. Dat vreet aan je. Hoe ga je om met een moeder en een vader wier zoon van achttien zelfmoord heeft gepleegd? Of met een man van dertig nadat zijn vrouw en dochtertje zijn verongelukt? Ik heb dat moeten leren, de mensen op de juiste manier benaderen en toch ’s avonds die knop omdraaien. Ik denk ook dat me dat is gelukt. Als de mensen je na een begrafenis komen bedanken omdat ze tevreden waren over de dienst en over de steun, dat geeft je zo’n goed gevoel, dat ontroerde me telkens weer.

Ik had deze job heel graag verder gedaan. Maar toen ons huwelijk op de klippen liep, kon dat niet meer. Ik had het daar heel moeilijk mee, maar ik wil er liever niet over praten. Daarna heb ik nog een hele tijd voor een andere begrafenisondernemer gewerkt, maar ik ben daar door omstandigheden moeten weggaan. Straks ga ik dus wellicht werken in een speelzaal in Knokke, als bediende, dan begint er een nieuwe episode in mijn leven.

Maar je gaat niet vaak naar de koers?

De Wolf: Nee, ik heb daar niet veel meer te zoeken. Ik ga wel geregeld naar Club Brugge kijken. Of naar het volleybal in Roeselare, ik ken de voorzitter goed. Natuurlijk zou ik een aanbod om in de wielersport terug te keren overwegen, maar ik ben er al tien jaar uit. Dan moet je je geen illusies maken.

Ga je zaterdag Milaan-Sanremo volgen op de televisie?

De Wolf: Nee. Ik ga zaterdagnamiddag joggen in het bos. Het is vreemd: naar Milaan-Sanremo kan ik niet kijken op de televisie. Ik maak me dan veel te zenuwachtig. Zeker vanaf het moment dat ze aan de Poggio komen. Die herinnering aan vroeger, dat overvalt me dan telkens weer, ik kan dat niet van me afzetten. Ik neem de wedstrijd wel op video op. Nadat ik ben gaan joggen luister ik naar het radionieuws om te horen wie heeft gewonnen. Dan zet ik de video aan om rustig te kijken. Dat is al zo sinds ik ben gestopt. Ik kan bij wijze van spreken elke dag thuis zijn. Maar niet als Milaan-Sanremo wordt gereden.

DOOR JACQUES SYS

‘In de wielersport geldt vaak: welke rekeningen staan er nog open? Je moet ervoor zorgen dat ze je de zege gunnen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content