Buiten beroepsmilitairen van de hogere rangen zullen er weinigen kennis van hebben genomen, maar de renommee van Clausewitz’ Over de oorlog is nog steeds intact. En niet voor niets is zijn uitspraak ‘Oorlog is de voortzetting van de politiek met andere middelen’ een gevleugeld woord geworden.

Het is van alle boeken ‘die de wereld veranderden’ tegenwoordig vermoedelijk het minst gelezene. En zo vreemd is dat ook weer niet, want Over de oorlog van de Pruisische generaal Carl von Clausewitz (1780-1831), dat na diens dood in de jaren 1832-1834 werd gepubliceerd, is een nogal technisch werk, uit een tijd bovendien waarin het modernste militaire materieel nog steeds het paard was (- u moet niet zomaar alles geloven wat gedrukt wordt: er waren natuurlijk wél al geweren en kanonnen. Toch is het in zoverre niet onwaar, dat de snelheid van militair opereren in de vroege negentiende eeuw nog volkomen afhankelijk was van het draafvermogen van de cavaleriepaarden en de trekkracht van de artillerie- en legertrosknollen).

Daarom is het misschien niet oninteressant om te vermelden, zoals de Engelse hoogleraar krijgsgeschiedenis aan de Universiteit van Oxford Hew Strachan doet in zijn ‘biografie’ van Vom Kriege, dat ook Colin Powell, de vorige stafchef van het Amerikaanse leger, nog inspiratie in het boek vond. Powell ging Clausewitz bestuderen na het Amerikaanse debacle in Vietnam, in de hoop er een verklaring in te vinden voor wat er was misgegaan. En hij meende die ook gevonden te hebben: ‘De belangrijkste les van Clausewitz voor mijn beroep was dat de militair, al zijn patriottisme, moed en bekwaamheid ten spijt, slechts één element van een drie-eenheid is. Wanneer niet alle drie de elementen – leger, regering en volk – betrokken zijn, kan de onderneming niet slagen’, schreef hij in zijn memoires My American Journey.

Dat laatste ligt in het verlengde van de beroemdste zin uit heel Clausewitz’ oeuvre, terug te vinden in het eerste van de in totaal acht ‘boeken’ waarin Over de oorlog is opgedeeld: ‘Oorlog is de voortzetting van de politiek met andere middelen.’ En die uitspraak geeft meteen Clausewitz’ moderniteit aan: al was hij opgegroeid in de militaristische traditie van het achttiende- en begin negentiende-eeuwse Pruisen, hij ging uit van het primaat van de politiek. ‘De politieke opzet is het doel, de oorlog is het middel, en nimmer kan het middel zonder het doel gedacht worden.’ Strachan wijst er wel op dat Clausewitz dialectisch redeneerde en zijn gevleugelde woord dus moet worden gezien als antithese bij de stelling dat oorlog puur een kwestie van militaire middelen en geweld is. Zo komt hij tot een soort synthese in zijn ‘wonderlijke drievuldigheid’ van krachten die in een oorlog altijd werkzaam zijn: een dynamische, nooit definitief in een bepaalde plooi vallende interactie tussen gewelddadige emotie, toeval en rationele berekening. Zodat oorlog dus in wezen gekenmerkt wordt door onvoorspelbaarheid, een bij uitstek modern begrip, en verre van een puur mechanische aangelegenheid is.

Zijn ideeën – onder meer dat de verdediger in principe in het voordeel is, en dat een leger sterker is naarmate het een hechtere band heeft met het land waar het voor vecht, vandaar het belang van volkslegers en dienstplicht (wat gezien moet worden in de context van de in de negentiende eeuw opkomende, toen moderne natiestaat) – baseerde Clausewitz op veel empirische gegevens, in de eerste plaats uit de napoleontische oorlogen waaraan hij zelf had deelgenomen (onder meer de slagen bij Jena en Auerstedt in 1806, en die bij Ligny en Waver, aan de vooravond van de beslissende slag bij Waterloo in 1815). Een moeilijkheid voor wie hem werkelijk wil doorgronden is echter dat Over de oorlog onafgewerkt bleef, zodat er lacunes en ook tegenstrijdigheden in zijn blijven zitten.

Maar volgens Strachan is het werk juist daardoor onuitputtelijk. Niet dat hij beweert dat Clausewitz, al was het dan eventueel slechts in aanleg, alles al heeft geschreven wat er over oorlog te schrijven valt. Maar deze Pruisische houwdegen biedt inderdaad tot op de huidige dag stof tot nadenken voor al wie zich met het oorlogsbedrijf, en de maatschappij in het algemeen, bezighoudt. Van de Duitse opperbevelhebber von Moltke (de overwinnaar in de Frans-Duitse Oorlog van 1870-71) over Lenin, Hitler en de strategen van de Koude Oorlog tot de Is-raëlische hedendaagse polemoloog Martin van Creveld: allemaal hebben ze zich door hem laten inspireren.

HEW STRACHAN, OVER ‘VOM KRIEGE’ VAN CLAUSEWITZ,UIT HET ENGELS VERTAALD DOOR ARIS VAN BRAAM,METS & SCHILT, AMSTERDAM/ROULARTA BOOKS, ROESELARE, 201 blz., ISBN 978 90 5330 660 4.

Door Herman Jacobs

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content