Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Moraalfilosoof Jaap Kruithofs bijzondere omgang met de dingen.

Zo veel passie voor naam- en waardeloze voorwerpen als professor Jaap Kruithof (?) aan de dag legde, is nog maar zelden vertoond. Bij de dood van zijn vader in 1973 stond hij voor de keuze om kleine dingen van hem weg te gooien of te bewaren, en koos voor het laatste. Van de weeromstuit begon hij ook te filosoferen over de klakkeloosheid waarmee de wegwerpmaatschappij zich ontdoet van spullen die ze eerst massaal geproduceerd en op de markten gegooid heeft.

Tussen handelen naar zijn systeemkritische principes en het oppotten van duizenden, op rommelmarkten en in kringloopwinkels aangetroffen prullen, gaapt echter nog een kloof die maar moeilijk gedicht raakt. Ook al mag het Gentse Huis van Alijn in zijn huiskapel de verzameltheorie van de professor over twintig luisterposten door hemzelf laten toelichten; ook al heeft dit Huis – dat bezige museum voor volkskunde – met pijnlijke nauwgezetheid een gedeelte van de Kruithofse kelderverzameling gereconstrueerd, de vraag naar de goede zin van zo veel collectiedrift blijft overeind.

Ze werd hem natuurlijk al gesteld toen hij er nog op kon antwoorden, en de vragenstellers werden dan perplex gelaten met de repliek dat het allemaal nergens toe diende. Het was hem te doen om de mooie vormen die hij zag in onooglijke popjes, kraaltjes, sierdozen, vazen of speeltjes, zo zei hij. Kinderlijke verrukking klinkt erin door. Een van de opgespelde zinspreuken, dicht in de buurt van een negercombo in beschilderd gips, luidt: ‘Tederheid, we kunnen niet zonder.’

De mogelijkheid bestaat dat de professor op puur rationele gronden geen afdoend moreel criterium vond op basis waarvan iets bewaard dan wel weggegooid mag worden. Bij gebrek aan een klare norm, moet hij zich vrij hebben gevoeld om in zijn Museum Primrose te beginnen met het stapelen van heel de wereld, prioritair het gedeelte wat de mensheid met de ogen dicht in de prullenmand gooit. ‘Ik ben begonnen met de vuilnisbakken van mijn geachte buren’, zo liet hij niet zonder sarcasme weten.

Het indijken van de onophoudelijk binnenstromende waar gebeurde in stijl. De moraalfilosoof beschikte over 125 open kasten, verspreid over zijn hele woonhuis in Mortsel, maar bij voorkeur in de kelder, door hem ‘leefhol’ genoemd. Eerst maakte hij de dingen schoon, ging ze dan een beetje bestuderen (afkomst, aard) en ten slotte etaleren – een kunst apart, voor elk object een passende context zoeken; wat er op zichzelf onnozel uitziet, kan in combinatie met iets anders plots een glans krijgen.

De omgeving mocht er best wat vuil bij liggen. Kruithof gaf de voorkeur aan spinnen boven mensen, zo liet hij uitschijnen. Bezoek was welkom in het museum. Maar hij bevond:’Ik heb niemand gevonden die er echt van houdt.’

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content