Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

De Luikse kunststal vormt een tijdelijk ‘Département des coqs’ te Turnhout.

Op de criminelen na zit niemand er opgesloten, de inwoners komen regelmatig buiten, en toch geeft Luik buitenstaanders vaak het gevoel dat er een ras apart wordt gekweekt, zonder noemenswaardige kruisingen. Is het de historische schaduw van het prinsbisdom, van de Franchimontezen misschien? Komt het door het lage debiet van de Maas ’s zomers, de bloedrode politieke cultuur, egoanarchisme, vriendschap, humor, wafels met pils? Bovenal verlenen Standard de Liège en galerie Nadja Vilenne de stad een karakter dat met de aanduiding ’temperamentvol’ tekortgedaan wordt. Vilenne drukt een stempel op het kunstleven, met uitdijende kringen in heel Wallonië, Brussel en de Vlaamse Gemeenschap (Walter Swennen, Honoré d’O of Leo Copers horen erbij) zonder van haar sokkel te stappen.

Vilenne verenigt zowat alles wat in rechte lijn afstamt van René Magritte, het Brusselse en Henegouwse surrealisme, het poëtische en het literaire, dat met Marcel Broodthaers revolutionaire trekjes aannam. Vertrouw nooit een beeld, laat staan een schilderij, en al zeker niet als het de werkelijkheid pretendeert voor te stellen. Luik ware niet in het stuk voorgekomen als de draad van Broodthaers niet door een Luikenaar was opgenomen. Jacques Charlier ageert sinds 1971 met de middelen van een kameleon, tegen de opgeblazen kikkerkunst, de wanen van de dag, de vooroordelen en de goede smaak. De rimpels op het water die hij veroorzaakte, brachten geesten in beweging.

Dat die bende nu eens in gesloten gelid aantreedt, zodat het hele verhaal in beeld komt, is te danken aan Turnhout, waar cafés Oliekop kunnen heten, het verkeer op gevaarlijke kruispunten lichten noch borden behoeft en het stationsgebouw een viersterrenhotel bergt – kortom, een bodem waar Vilennes anarchosurrealisten zich goed voelen. In het cc De Warande, hun expo Département des coqs. Vereend in hun afkeer van pretentie, in hun streven naar een tweedegraadsperfectionisme, tonen ze er hun kunst op basis van grappige, absurde, lichte ideeën (aangebrand of melancholisch).

Met pen, potlood en papier, een schets- of notitieboekje, een lichte camera of een doodgewone schaar, openen ze spleten van verbeelding in een compact grijze dag. Als er al verf of doek wordt gebruikt, dan omdat Capitaine Lonchamps zulk gerief op de rommelmarkt vond en er subtiel witte stippen bij schildert, in een stilaan grandioos oeuvre van eeuwige sneeuw. Ook de jonge Marie Zolamian zag al eens een borstel van dichtbij, al was het maar om te markeren waar ze overal ter wereld verloren liep. Integere kunstenaars, naar het voorbeeld van Jacques Lizène, die zichzelf Petit Maître noemt, en doelbewust middelmatige tot slechte kunst maakt. Ze komt over als een opluchting, een sneeuwbui na het smogalarm.

CAPîTAINE LONCHAMPS, ‘NEIGE’, GEMENGDE TECHNIEK OP DRUKWERK, 2009

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content