Sprookjesachtiger kan een kasteel er moeilijk uitzien. Op het einde van de negentiende eeuw verbouwd als historisch decor, is Gaasbeek de gedroomde coulisse voor de tentoonstelling Droomburchten & Luchtkastelen.

‘We zitten in een negentiende-eeuwse constructie met een hoog fictiegehalte’, zegt directeur Luc Vanackere (50). In het vijfde jaar na zijn aanstelling laat hij het kasteel van Gaasbeek, eigendom van de Vlaamse Gemeenschap, in zijn meest waarachtige gedaante zien. Dat gebeurt tijdens de komende tentoonstelling Droomburchten & Luchtkastelen. ‘Dit is een tijdmachine, een theater van de geschiedenis: het kasteel doet zich voor als een historische coulisse, waar verhalen worden verteld over geschiedenis, met gebruik van meubilair, objecten, kunst, et cetera.’ Zijn voorgangers focusten liever op de beroemdste kasteelheer, de graaf van Egmont en zijn tijd – Karel V, Filips II, de hertog van Alva, de bewogen historie van de Nederlanden. Met de Egmonttrap is zelfs een intacte traphal uit de renaissance bewaard gebleven. Maar veel meer ook niet.

Het kasteel zoals het er nu uitziet, is echter vooral het werk dat architect-decorateur Charle-Albert tussen 1887 en 1898 realiseerde in opdracht van de eigenares, markiezin Marie Arconati Visconti. Deze Parijse bourgeoise was de dochter van een linkse journalist die bevriend was met Victor Hugo. Ze had het in die tijd ongehoorde lef om met een Italiaanse edelman te willen trouwen. De uitverkorene was Giammartino Arconati Visconti, die in het kasteel van Gaasbeek verbleef. Dat was in 1796 geërfd door zijn familie – uit Italië verdreven vanwege haar sympathieën voor het risorgimento, de eenwording. Gaasbeek werd toen zowaar een revolutionair nest.

Het sprookjeshuwelijk was amper twee jaar oud toen de markies zijn laatste ademtocht uitblies. Dit, terwijl het paar acht jaar had moeten wachten tot Giammartino’s ouders hun veto tegen de bruidskeuze van hun zoon in het graf meenamen. Marie bleef niet bij de pakken zitten. Ze bezat het fortuin en de bagage om in het Pajottenland haar droomburcht gestalte te geven. De elite in die dagen dweepte met de neo-mode. Die wilde hetzij de middeleeuwen en de gotiek, hetzij de renaissance laten herleven door min of meer creatieve toepassingen van die historische bouwstijlen.

In principe kozen de katholieken voor neogotiek, de liberalen voor neorenaissance, en het vurige antiklerikalisme van de markiezin deed haar uiteraard voor de laatste richting kiezen. ‘In haar brieven geeft ze iedere keer weer af op de paus, de bisschoppen en de priesters, en voor haar was de renaissance de periode waarin de mens zich voor het eerst had losgemaakt van de middeleeuwse waanbeelden’, zegt Vanackere.

In de praktijk kwam het echter wel vaker tot mengvormen. Zo ook bij Marie Arconati. De binnengevels van het kasteel liet ze architect Charle-Albert in neorenaissance uitwerken. Geheel anders luidde het programma voor de buitengevels. Hier moest het kasteel er als een middeleeuwse burcht uitzien. Een gesloten aanblik, weinig ramen, dikke muren. De oorspronkelijke burcht, rond 1240 gebouwd door Godfried van Leuven, heer van Gaasbeek, was al in 1388 volledig verwoest door de Brusselaars, en de in 1400 aangevatte heropbouw duurde anderhalve eeuw. Nee, Gaasbeek zag er nog nooit zo versterkt uit als na de negentiende-eeuwse restauratie.

Zowel opdrachtgeefster als bouwmeester onderging invloed van de meester van de neogotische kasteelarchitectuur, Eugène Viollet-le-Duc. Totaal opzettelijk had hij de belangrijkste volumes van het kasteel van Pierrefonds middeleeuwser dan middeleeuws gemaakt, omdat alleen een ‘uitgepuurde versie’ van dat tijdvak hem en zijn geestgenoten interesseerde. De romantici zagen een middeleeuws monument dan ook niet als een ‘historisch relict’, veel meer als een ‘levend functioneel object’, dat de breuk met het ‘geïdealiseerde verleden kon helen’. Zo stelt Linda Van Santvoort het, in het boek bij de tentoonstelling (Davidsfonds). Ze heeft het treffend over de ‘ maakbaarheid van het verleden‘.

Markiezin Arconati Visconti nu, liet de ruimten van het kasteel van Gaasbeek, met uitzondering van haar woonvertrekken, inrichten in neorenaissance (en neogotiek, zonder kapel evenwel). Het was een geknipt decor voor de ontvangst van bijna uitsluitend mannen op een soort historische verkleedpartijen, spelletjes, feestjes. ‘Ze wilde vooral de tijdmachineachtige oefening maken waar ze zo van hield’, zegt Vanackere. ‘Zodra ze de deur van haar privéappartement uit ging, verkleedde ze zich als renaissancejongetje. Ze nam eigenlijk een andere identiteit aan, bestemd voor de historische vleugel.’ Haar privévertrek besloeg slechts een kleine suite van kamers, ingericht in de cosy Pompadourstijl van de burgerij van haar tijd. Daar mocht niemand komen, op een minnaar en een kamermeisje na.

Feestjes

Over hoe het er toeging in de Salle des Chevaliers, is correspondentie bewaard gebleven. Rond 1920, in de laatste levensjaren van de markiezin, werd eerste minister Henri Carton de Wiart ontvangen op het kasteel. De gastvrouw, verkleed als jongetje, zat op haar troon, waarvoor de gasten bijna moesten knielen. Vanackere parafraseert de premier: ‘Ik werd ontvangen door een oude vrouw, zwaar gemaquilleerd, met een toneelpruik en een korte broek aan. Ik wist echt niet waar ik het had.’ Het door haar aanbeden jongensmodel gaat terug op renaissancesculpturen van Donatello, maar evengoed op de helpertjes in Die Meistersinger von Nürnberg, opera van Richard Wagner waar ze verzot op was. ‘ C’est bien dommage que je sois une femme’, schreef ze.

Onlangs doken in het Parijse Musée d’Orsay 200 foto’s op van de feestjes van de markiezin: mannen met Spaanse helmen die haasje-over spelen in de tuin van het kasteel, figuren met renaissancehalsboorden en daaronder hun 19e-eeuwse redingote. Marie Arconati in page, met pluimen op haar hoed. Dat soort historische travestiespelletjes werd trouwens niet alleen in Gaasbeek gespeeld. In Engeland, Frankrijk, Duitsland en Nederland (kasteel Ter Haar) waren met de Gothic Revival diverse droomburchten en -kastelen in neostijlen gebouwd (Neuschwanstein) of gerestaureerd, waar de elite ‘met zeer veel geld en zeer veel tijd’ zich de luxe permitteerde om het verleden vaak op ‘virtuoze en secure wijze’ (Vanackere) te laten herleven.

De tentoonstelling Droomburchten & Luchtkastelen doorloopt in de Gaasbeekse zalen een imaginair parcours langs de gedenkwaardigste van de neokastelen. De geestelijke voedingsbodem – in de romantiek, de ‘Gothic Revival’, het Unheimliche en de nostalgie van de middeleeuwen – wordt blootgelegd. De ruimten zijn ingericht als studiolo’s (studeer- en demonstratiekamers uit de renaissance) waar al die thema’s defileren. Niet opgesloten in een tijdvak, maar met flinke overbruggingen naar de actualiteit. Games, animatie, films, objecten, kunst, documenten, modellen – een geheel dat zonder stevige visie van een curator uiteraard een rommeltje zou zijn.

Curator Koen Van Synghel (44), architect en publicist, vond de ideale kruisverbindingen. Van architecturale, vaak artistiek bevlogen ontwerpen in de kasteeltypologie, legde hij de onderliggende, psychologische dimensie bloot. Dit, over de eeuwen heen. ‘Neostijlen stoten me eerder af vanwege het kitschgehalte’, zegt hij. ‘Des te meer boeien mij de irrationele, obsessionele, psychologische elementen die ontwerpers en kunstenaars drijven om werk te maken. Ze staan soms dichter bij de essentie van architectuur, raken veel sterker de zin van de dingen dan pseudorationele processen.’ Hij spreekt over de ‘ footprint van het onbewuste‘.

Voor het flirten met neostijlen, het weze bij Viollet-le-Duc in de negentiende eeuw, hetzij bij een postmodernist als Robert Venturi in de uitbreiding van de National Gallery in Londen, brengt hij respect op, omdat het ‘op een zeer slimme manier gebeurt’. Hij mist er evenwel de ‘psychologische en conceptuele complexiteit’ in, die onder de historische architectuur zit. ‘Die is rijk in materie, in vormen, in associaties, referenties.’

Van het oerbeeld van het droomkasteel is iedereen vervuld, overal en in alle tijden. Waar werkt het onderbewuste sterker door dan in het bedenken van een droomkasteel – van het kinderlijke zand- en sprookjeskasteel tot de oeverloze kasteellabyrinten van schizofrenen? Heel erg tot de verbeelding spreken de droomburchten die door de behandeling van kunstenaars een eigen mythisch bestaan zijn gaan leiden. Het door Jan Fabre met bic bestreken kasteel Tivoli bij Mechelen, gedompeld in de sfeer van HetUur Blauw, grensgebied tussen nacht en dag. De verfijnde neogotische torens van Wim Delvoye in zijn queeste naar het ‘hemelse Jeruzalem’, met de voorbeeldboeken van Viollet-le-Duc bij de hand. De filmklassieker La belle et la bête van Jean Cocteau, waarin het kasteel optreedt als een levend wezen, kandelaars menselijke armen zijn, en ‘elk object bezield is’ (Vanackere). De wereld van Harry Potter, met de bewegende trappen in het kasteel waar de jonge tovenaars worden opgeleid.

Architecton

Zelfs het modernisme, dat korte metten wilde maken met dat soort excentrieke fantasieën, en functionaliteit boven alles stelde, liet vaker wel dan niet een ‘footprint van het onbewuste’ optekenen, zo bevond Van Synghel. De typologie van het kasteel mag een schoolvoorbeeld zijn van wat de avant-garde als reactionair bestempelde, en dacht te hebben uitgeschakeld. Van Synghel liet zich niet intimideren. Hij hield enkele iconen van het modernisme tegen het licht. In het architecton van Kasimir Malevitsj bleek het motief van de toren te schuilen. Het mausoleum van Lenin – waarvan de progressieve ontwerpers zich het hoofd hadden gebroken hoe ze elke associatie met het tsarisme konden vermijden – kreeg een spiraaltrap die meteen ook associaties aan een toren, een kasteel, oproept. Ja zelfs de Unité d’habitation, door Le Corbusier toch bij uitstek opgevat als een woonmachine, legt Van Synghel uit vanuit het perspectief van de kasteeltypologie: een solitair, haast monolithisch blok dat zijn omgeving domineert; terrassen als geabstraheerde muren met kantelen; het torenachtige aspect van de sculpturale verluchtingskokers.

In het urbanistische project Haverleij van Sjoerd Soeters bij ’s Hertogenbosch is de kasteeltypologie vandaag ook doorgedrongen tot de grootschalige sociale architectuur. Terwijl de appartementen er in een aantal droomkastelen geconcentreerd zijn (één ervan ontworpen door wijlen Jo Crépain), kon het landschap eromheen als een ongerept natuurgebied, compleet met watervogels, worden gevrijwaard. Alleszins een meer creatieve en ecologisch correcte toepassing van het kasteelmodel dan de Disneyburchten waarmee Dubai zich inmiddels heeft verrijkt.

Koen Van Synghel vindt een bespiegelende kijk op architectuur vandaag maar zelden terug. Inspiratie vindt hijzelf in de geschriften uit de jaren vijftig van filosoof Gaston Bachelard. Tijd voor een kritisch onderzoek betreffende het droomkasteel: ‘Heeft het te maken met de kleine bourgeoisdroom van ‘iedereen wil kasteelheer zijn’ of komt het neer op een soort vrijheid die je wilt bereiken, het willen construeren van je gekste dromen? Het kasteel is, naast het huis, misschien de meest eenvoudige introductie tot architectuur, waarmee je zowel een kind als een architectuurliefhebber kunt aanspreken. Omdat het juist dat kantje heeft van over de schreef gaan, naar de waanzin toe, zoals het kasteel Neuschwanstein en zijn zotte koning…’

VAN 11 SEPTEMBER TOT 15 NOVEMBER IN HET KASTEEL VAN GAASBEEK. ELKE DAG BEHALVE OP MAANDAG OPEN VAN 10 TOT 18 UUR.

DOOR JAN BRAET

Van het oerbeeld van het droomkasteel is iedereen vervuld, overal en in alle tijden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content