Op de Galapagoseilanden zie je evolutie misschien beter dan waar ook ter wereld aan het werk. Op alle niveaus en in alle gemeenschappen. De eilanden zijn naar geologische normen jong (3 tot 5 miljoen jaar oud) en huizen heel diverse biotopen, zodat planten en dieren op verschillende eilanden in andere leefwerelden terechtkomen. Het perfecte terrein voor de studie van natuurlijke selectie, van veranderingen die zijn geïnduceerd door de noodzaak om zich aan nieuwe omstandigheden aan te passen – het klassieke darwiniaanse verhaal.

De anatomie van de reusachtige landschildpadden die nu alleen nog op de Galapagoseilanden voorkomen, is er een schoolvoorbeeld van. De dieren, die allemaal afstammen van een ondertussen uitgestorven voorouder van het Zuid-Amerikaanse continent, zijn vegetariërs. Op eilanden met voldoende onderbegroeiing zie je ze gewoon in het gras liggen en grazen. Maar de schildpadden hebben ook enkele droge eilanden gekoloniseerd, waar geen onderbegroeiing (meer) aanwezig is, zodat ze de hoogte in moeten. De poten van de dieren zijn er langer dan elders, en ze hebben een langere nek, zodat ze hoger kunnen reiken. Om dat hoogtewerk te vergemakkelijken is het rugschild aangepast – er is een bocht rond de nek gekomen – zodat het schild de dieren niet hindert als ze hun nek omhoogsteken.

Een mooi geval van aanpassing door natuurlijke selectie: dieren met een wat vervormd rugschild kunnen makkelijker aan de hogere vegetatie, zodat ze succesvoller zijn in de voortplanting, waardoor de genetische veranderingen die het rugschild aangepast hebben belangrijk zijn geworden.

Biologen zijn nu druk bezig de genetische veranderingen te ontcijferen in de hoop ook de kwestie te kunnen ontrafelen in welke mate de dieren verschillende soorten zijn geworden – voorlopig houdt de meerderheid van de wetenschappers het op ondersoorten.

De planten waar de schildpadden van leven, laten dat natuurlijk niet zomaar gebeuren. Op eilanden vol schildpadden met lange nekken gaan planten minder bladeren en bloemen op lage hoogte produceren. Ze proberen hun belagers op die manier zoveel mogelijk te vermijden. Ze zullen de schildpadden misschien verplichten nog langere nekken en poten te ontwikkelen. Misschien ontstaat er op de Galapagos op termijn wel een soort girafschildpad. De natuur is nooit te beschroomd om een wild experiment in gang te zetten.

In cactussen bijten

De Galapagos fungeren voor nog andere diersoorten als een uniek natuurlijk laboratorium voor evolutie-experimenten. De geschiedenis van de lelijke zee- en landleguanen is mooi in kaart gebracht. Ook deze beesten stammen af van voorouders die per toeval van het vasteland op de eilanden raakten. Maar ze vonden er héél weinig eten, zodat ze genoodzaakt waren zich aan te passen wilden ze overleven. Ze werden zeeleguanen, de enige leguanen ter wereld die in zeewater verdwijnen om er algen van de bodem en de rotsen te schrapen.

Bizar is dat er véél later opnieuw een landversie van de zeeleguaan ontstond, een soort die erin slaagde zo’n vreetsysteem te ontwikkelen dat hij zelfs door de doornige bast van de vele cactussen op de eilanden kan bijten. Dat is de landleguaan geworden, die nu voldoende van zijn voorganger verschilt om als een aparte soort door het leven te gaan, hoewel er naar verluidt hybriden tussen beide dieren gevonden worden. Maar hybridisatie is geen zeldzaam verschijnsel in de natuur, hoewel de producten ervan meestal onvruchtbaar zijn, zodat het soortvormingsproces niet gehinderd wordt.

Interessant is ook wat er met de spotvogels gebeurt, de enige dieren waarvan Charles Darwin tijdens zijn korte verblijf op de eilanden zelf verschillen had gezien (en de enige die hij vermeldt in zijn magnum opus On the Origin of Species). Op sommige eilanden zijn de diertjes wat donkerder dan elders. Een verklaring daarvoor is er niet. Sommige waarnemers pogen een link te leggen naar de aanwezigheid van lavarotsen (als donkere ondergrond), maar het verband is niet statistisch hard te maken.

Misschien betreft het gewoon een toevalstreffer, want die bestaan in de natuur ook: misschien zijn er op verschillende eilanden startpopulaties van vogels met lichtjes van elkaar verschillende kleurschakeringen geweest, die de specifieke patronen doorgegeven hebben zonder dat ze noodzakelijk een functie uitoefenen. Niet alles in de natuur hoeft een sluitende oorzaak te hebben.

Dirk Draulans in het kielzog van Darwin

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content