Politici verwachten dat we met z’n allen de buikriem aanhalen. En als ze dat nu zelf ook eens zouden doen?

Jan Peumans verdient te veel. Dat zegt hij zelf. Meer nog: de nieuwe voorzitter van het Vlaams Parlement schrok zich rot toen hij merkte dat hij elke maand 8100 euro netto verdient en daarbovenop nog eens 6500 euro bijkomende vergoedingen krijgt. Daarmee wordt hij zelfs beter betaald dan de Vlaamse minister-president of de federale premier.

Nu heeft de voorzitter van om het even welke assemblee een heel gewichtige opdracht. Nogal normaal dus dat hij daarvoor stevig wordt betaald. En dat zo’n voorzitter na een aantal jaren trouwe dienst ook een billijke ontslagvergoeding krijgt, ook daar valt niet veel op aan te merken. Maar er zijn grenzen. Als José Happart, de voormalige voorzitter van het Waals Parlement, bij zijn vertrek 530.000 euro opstrijkt, helpt dat de toch al aangevreten reputatie van de politiek niet meteen vooruit. Zeker op een moment dat de federale regering de ontslagpremies van managers in beursgenoteerde bedrijven aan banden wil leggen, en politici allerhande roepen dat iederéén, van de banken tot de ambtenarij, inspanningen moet leveren om het gat in de begroting te helpen dichten.

Als leden van de wetgevende macht worden parlementsleden in dit land prima betaald. En dat is meer dan terecht. Een parlementair mandaat betekent immers een grote verantwoordelijkheid en hard labeur – als de verkozene zijn mandaat ernstig neemt, tenminste. Een fraaie wedde vergroot ook de onafhankelijkheid van een politicus: wie goed verdient, zal minder snel zwichten voor omkoping of andere onfrisse praktijken. Goedbetaalde mandatarissen zouden ook minder geneigd moeten zijn om verschillende functies te combineren. Met andere woorden: een democratisch land hoort zijn parlementsleden een degelijke bezoldiging te geven. De vraag is of het hen ook vette vergoedingen moet geven voor elke verantwoordelijkheid die ze naast het gewone parlementaire werk toegestopt krijgen. Want behalve de parlementsvoorzitter krijgen onder anderen ook fractieleiders, commissievoorzitters en de leden van het bureau een wel erg grote smak boven op hun wedde. Daardoor worden dat zeer begeerde baantjes, die geregeld worden uitgedeeld aan verkozenen die naast een toegezegd ministersambt hebben gegrepen, hand- en spandiensten voor de partij hebben verricht, of de belofte hebben gekregen om evenveel te verdienen als ze in de privésector zouden doen.

Als de politiek dus ook maar een beetje solidair wil zijn met de rest van het land, en tegelijkertijd aan haar tanende geloofwaardigheid wil werken, moet ze die extra vergoedingen aan banden leggen. Het zou nog een aardige zakcent opleveren ook, want België telt zeven assemblees, evenveel parlementsvoorzitters, en een veelvoud aan fractieleiders, commissievoorzitters en bureauleden. En vooral: in tijden van economische en politieke crisis zou het gewoon een mooie geste zijn.

BLOG! Reageer op blogs.knack.be/opinie

door Ann Peuteman

Moeten politici echt een vette vergoeding krijgen voor opdrachten boven op het parlementaire werk?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content