Hij bestudeert complexe systemen, van koeienmaag over thermostaat tot maatschappij. En dus denkt hij na over de toekomst van onze democratie. Maak kennis met de verrassende inzichten van Francis Heylighen: ‘Het internet wordt een soort globaal brein, waar iedereen aan meedoet en waar iedereen van profiteert.’

Er is niemand ter wereld die het overzicht heeft’, zegt Francis Heylighen. ‘Niet de eerste minister, niet de koning, niet de president van de Verenigde Staten, niemand. En toch functioneert de maatschappij. Niet perfect natuurlijk, er duiken altijd fouten op, maar ze werkt. Er is zelfs sprake van een zekere vooruitgang. We leren voortdurend bij.’

Francis Heylighen, hoogleraar aan de VUB, bestudeert complexe systemen, en hoe die zichzelf organiseren. ‘Mijn vakgebied is dat van de cybernetica’, legt hij uit. ‘Die term duikt voor het eerst op bij Plato en betekent letterlijk ‘stuurkunde’ – de kunde om bijvoorbeeld een maatschappij te besturen. In de twintigste eeuw kreeg de term een bredere betekenis. De Amerikaanse wiskundige Norbert Wiener legde de grondslag van de cybernetica als de wetenschap van de manier waarop systemen zichzelf kunnen sturen.’

Dat systeem kan van alles zijn, zegt Heylighen. ‘Een dier, een mens, een organisatie, een samenleving, maar ook een koeienmaag of een thermostaat zijn systemen die zichzelf sturen. Dat werkt als volgt: het systeem heeft een bepaald doel, een bepaalde richting. Terwijl het zich in die richting beweegt, treden er voortdurend afwijkingen op die gecorrigeerd moeten worden, zodat het systeem op koers kan blijven. Een thermostaat is een perfect voorbeeld. Je wilt dat de temperatuur in een kamer constant blijft. Dan zet je de thermostaat op de gewenste temperatuur. De verwarming slaat aan, tot die temperatuur bereikt is. Dan slaat de verwarming af. Tot de temperatuur onder het gewenste niveau daalt. Dan slaat de verwarming weer aan.’

En onze maatschappij is ook zo’n systeem?

FRANCIS HEYLIGHEN: Maar dan oneindig veel complexer. Ook onze maatschappij heeft impliciet bepaalde doelen, bijvoorbeeld: de volksgezondheid bewaken. Af en toe gebeuren er dingen die dat systeem verstoren. Er duikt bijvoorbeeld een nieuw virus op. In een goed functionerend systeem moeten we zulke verstoringen kunnen detecteren, we moeten weten wat we eraan kunnen doen, en we moeten de middelen hebben om de juiste maatregelen te kunnen nemen. En ten slotte moet er ook de nodige feedback zijn: we moeten kunnen controleren of de genomen maatregelen de gewenste effecten hebben gehad – stel dat het virus resistent is tegen de virusremmers die je hebt verspreid, dan moet je dat snel te weten komen om nieuwe maatregelen te nemen. Door die voortdurende correctie, die je ook in een thermostaat ziet, blijft het systeem op koers. Dat is de essentie van de cybernetica. Met dit verschil dat een thermostaat zeer simpel is en onze maatschappij oneindig complex: het aantal verstoringen die we niet kunnen voorzien, is in principe oneindig.

Over welk aspect van de cybernetica denkt u vooral na?

HEYLIGHEN: Mijn onderzoek en mijn denken spitst zich toe op de evolutie of zelforganisatie van die complexe systemen. Als je de biologische evolutie bestudeert, zie je dat het leven zich voortdurend aanpast, voortdurend nieuwe strategieën ontwikkelt en daardoor steeds beter wordt in het oplossen van problemen. Ik probeer die evolutionaire mechanismen op een fundamenteel niveau te begrijpen om ze vervolgens te kunnen toepassen op andere systemen.

Wat betekent dat eigenlijk, dat een systeem zichzelf organiseert?

HEYLIGHEN: Dat het niet wacht tot iemand van buitenaf de oplossing serveert. In de biologische evolutie is dat duidelijk: er is geen intelligente ontwerper die alles plant. Maar dat geldt ook voor onze maatschappij. Er is nergens een ultieme autoriteit die het allemaal weet en die kan zeggen hoe we de dingen moeten aanpakken. Toch leeft dat idee nog altijd onbewust bij heel veel mensen: dat iemand ergens achter de schermen aan het stuur zit. En dat klopt niet. Er is geen enkele component van onze maatschappij die precies weet wat alle andere componenten aan het doen zijn. Maar toch functioneert het. Dat is zelforganisatie.

Hoe kijkt u vanuit die invalshoek naar de democratie zoals ze vandaag bestaat?

HEYLIGHEN: Dat brengt mij bij het idee van de collectieve intelligentie, bij de vraag: in hoeverre kan een groep intelligenter zijn dan de individuen waaruit die groep bestaat? We weten dat grote groepen mensen zich heel irrationeel en zelfs hysterisch kunnen gedragen. De menigte kan soms totaal onvatbaar zijn voor rede. We lijken met andere woorden vaak te lijden aan collectieve domheid: samen zijn we dommer dan alleen. Dat is wat een beroemd negentiende-eeuws boekje ‘ the madness of crowds’ noemde. Nu, wat men de laatste jaren steeds vaker ziet, is dat er ook zoiets bestaat als ‘ the wisdom of crowds’, de wijsheid van de massa, zoals de titel van een recent boek door James Surowiecki luidt. De menigte kan ook zeer wijs zijn.

Kunt u daarvan eens een voorbeeld geven?

HEYLIGHEN: Neem een mierennest. Een individuele mier is verschrikkelijk dom, die weet zo goed als niets. Toch slagen ze er samen in om gesofisticeerde nesten te bouwen en een netwerk van paden naar voedsel aan te leggen. Dat lijkt heel sterk op wat er in een mensenmaatschappij gebeurt. Je kunt de intelligentie van een mens verhogen door hem een computer te geven, maar het is nog interessanter als je heel veel mensen een computer geeft en die computers met elkaar verbindt via een internet, zodat ze informatie kunnen uitwisselen en samen tot oplossingen komen die veel beter zijn dan wat ze ieder voor zich hadden kunnen bedenken. Het basismechanisme daarachter is een soort van simpele democratie.

Dus ook die mieren kennen een vorm van democratie?

HEYLIGHEN: Kijk naar de manier waarop die beestjes voedsel vinden. Een mier komt uit het nest, en begint in het wilde weg rond te wandelen. Tot ze op een voedselbron stoot. Dan zal ze een feromonenspoor achterlaten terwijl ze terug naar het nest wandelt. De volgende mier begint ook in het wilde weg rond te lopen, maar als ze dat feromonenspoor tegenkomt, is de kans groot dat ze dat spoor volgt. Als die tweede mier aan het einde van dat spoor nog altijd voedsel vindt, laat ook zij weer fero-monen achter op de terugweg naar het nest. Tegelijk zijn er ook nog altijd andere mieren die de rest van de omgeving verkennen, zodat de groep zich niet blindstaart op één enkele voedselbron, want die raakt uitgeput. Zo ontstaat een netwerk met de meest efficiënte wegen naar de beste voedselbronnen. Heel betrouwbaar en gesofisticeerd. Een extern geheugen van de mier: de kennis die ze hebben over voedselbronnen, ligt opgeslagen in die fe-romonensporen. In hun brein kunnen ze die kennis niet opslaan, want daarvoor is hun brein te klein. Het is een vorm van collectieve intelligentie.

Waar ziet u het vergelijkingspunt met onze democratie?

HEYLIGHEN: De mieren hebben gestemd door feromonen achter te laten. De ene mier heeft een goede ervaring met de ene voedselbron, de andere mier heeft een goede ervaring met de andere voedselbron. Door sporen achter te laten, tonen ze welke bron ze gekozen hebben. Dat is vergelijkbaar met de manier waarop mensen voor partijen stemmen. Iedereen heeft een zeer beperkte ervaring en kennis. Maar de ene heeft een goede ervaring met de ene partij, de andere wordt meer aangetrokken door de andere partij. Als we dat over de hele bevolking bekijken, kunnen we hopen dat een verkiezing een min of meer representatief beeld geeft van hoe behulpzaam de verschillende partijen zijn in vergelijking met elkaar. Dat is min of meer hetzelfde principe als bij die mieren.

De vraag is nu: hoe kunnen we dat systeem optimaliseren? Zijn er vanuit uw onderzoeksdomein ideeën om onze mensendemocratie te verfijnen of te verbeteren?

HEYLIGHEN: In de democratie zoals we die vandaag kennen, bestaat altijd het risico van groepsdenken. Mensen hebben de neiging om elkaar te imiteren, kunnen mekaar beïnvloeden, en dat houdt risico’s in – denk maar aan de verkiezing van Hitler. Nu, die wederzijdse invloed is niet te vermijden. Toch is het voor systemen van collectieve intelligentie ideaal als de groep zo divers mogelijk is en als iedereen op een zo onafhankelijk mogelijke manier kiest. Elk individu zal nog altijd bepaalde vooroordelen hebben. Maar het vooroordeel van het ene individu wordt gecompenseerd door het vooroordeel van het andere individu. In The Wisdom of Crowds geeft James Surowiecki het klassieke voorbeeld van de bokaal die vol snoepjes zit. Als je honderd mensen laat schatten hoeveel snoepjes er in die bokaal zitten, zal niemand het juiste antwoord geven. Maar de mensen die te hoog schatten, worden gecompenseerd door de mensen die te laag schatten, en het gemiddelde zal het juiste aantal zeer goed benaderen.

Hoe kun je de onafhankelijkheid van de individuele kiezer vergroten?

HEYLIGHEN: We hebben nog geen algemene oplossing, maar wel een aantal veelbelovende benaderingen. Een ervan komt hierop neer. We behouden ons systeem van representatieve democratie, dat wil zeggen: we gaan de mensen niet over elk onderwerp hun mening vragen. We gaan onze stem dus nog altijd uitbesteden, zoals we dat vandaag doen. Maar er is wel een groot verschil met onze representatieve democratie: afhankelijk van het probleem zal het een andere groep zijn die beslist.

Hoe worden die groepen dan telkens samengesteld?

HEYLIGHEN: In dat nieuwe systeem moet je voor elk beleidsdomein iemand aanwijzen die je vertrouwt. Dat kan iedereen zijn: je vader, een vriend, een collega… Nu, de mensen die jij vertrouwt, doen op hun beurt hetzelfde: ook zij wijzen voor elk beleidsdomein iemand aan die zij vertrouwen. En wat gebeurt er als er bepaalde beslissingen moeten worden genomen? Het volk wordt geraadpleegd. Maar er is geen stemplicht. Dus alleen wie voldoende geïnformeerd en gemotiveerd is, gaat stemmen. Dat is een klein percentage van de totale populatie, maar het punt is natuurlijk: iedereen die stemt, vertegenwoordigt ook de mensen die, via via, hun vertrouwen in hem of haar hebben uitgesproken. Op papier lijkt dat een prachtig systeem, maar het is niet evident om het op grote schaal uit te testen. Maar het idee is veelbelovend.

Hoe krijg je zo consistentie in het beleid? Loop je niet het riciso dat op alle beleidsdomeinen afzonderlijke beslissingen worden genomen, die niet met elkaar te verzoenen zijn? Budgettair, bijvoorbeeld? Als in elk domein het budget moet worden verhoogd, is er geld te kort.

HEYLIGHEN: Dat is een probleem dat inderdaad nog niet is opgelost. Het is ook maar een eerste stap. Maar het geeft wel de richting aan waarin we de komende tien, twintig jaar zullen zoeken. Over twintig jaar zullen er betere en uitgewerkte ideeën op tafel liggen.

Bestaat in dat netwerk-van-vertrouwen niet het risico dat de mensen die er verstand van hebben, thuisblijven? En dat alleen mensen die er niets van weten, gaan stemmen?

HEYLIGHEN: Dat is theoretisch mogelijk, maar het lijkt onwaarschijnlijk. Mensen hebben gewoonlijk een uitgesproken mening over onderwerpen die hen na aan het hart liggen, en dat zijn meestal ook de onderwerpen waar ze het langst over hebben nagedacht. Waar we ons wel voor moeten hoeden, is het idee dat elke beslissing het best door experts kan worden genomen. Dat is nu net wat Surowiecki in The Wisdom of Crowds ontkracht: vaak is de beslissing van een groep veel slimmer en juister dan de keuze van een expert. Naïeve gebruikers verbeteren de kwaliteit van de stemming omdat ze de vooroordelen van de experts corrigeren.

Moeten experts niet vrij zijn van vooroordelen?

HEYLIGHEN: Een probleem van experts is gewoonlijk hun nogal beperkte visie op de werkelijkheid. Als je een gezondheidsprobleem voorlegt aan een expert uit de farmaceutische industrie, dan zal hij zeggen dat de oplossing gezocht moet worden in het juiste medicament. Een socioloog zal zeggen dat het een kwestie is van de juiste attitudes. Een dokter zal zeggen dat de dokters beter moeten worden ondersteund en meer middelen moeten krijgen. Elke expert zal een beperkt standpunt hebben dat voorbijgaat aan een deel van het probleem. Daarom is het een goede zaak om er ook niet-experts bij te betrekken. Een massa is soms veel slimmer dan een expert.

Is het soms toch niet beter om een expert het laatste woord te geven? Als er moet beslist worden of ik een operatie moet ondergaan, bijvoorbeeld?

HEYLIGHEN: Ook dan is het niet noodzakelijk een goed idee om een expert het laatste woord te geven, nee. In zo’n geval zou je aan drie experts om advies kunnen vragen. Dat zou een kleine stap richting collectieve intelligentie zijn. Je moet de vraag wel stellen aan mensen die ervaring hebben met het onderwerp. Met de meeste politieke beslissingen heeft iedereen wel enige ervaring. Iedereen weet wat je moet verstaan onder een goede school, een propere straat, een veilige stad… Het grote probleem is dat er voor politieke kwesties meestal niet een oplossing bestaat die duidelijk en voor iedereen de beste oplossing is. In het jargon noemen wij dat wicked problems – letterlijk vertaald: boosaardige problemen – problemen die, hoe je ze ook bekijkt, altijd nieuwe moeilijkheden opleveren.

Heeft de cybernetica daar een oplossing voor?

HEYLIGHEN: Er wordt nagedacht over manieren om het collectief niet alleen te raadplegen om oplossingen aan te brengen, maar ook om het probleem zelf te definiëren. Er bestaan al systemen waarmee je een zogenaamde debatgrafiek of argument map kunt tekenen. Zo krijg je een netwerk van problemen en mogelijke oplossingen die op hun beurt weer nieuwe problemen en oplossingen opleveren. Bijvoorbeeld: bij hoge criminaliteit heb je meer politie nodig. Maar meer politie leidt tot minder privacy en kost veel geld. Meer armoede betekent ook meer criminaliteit, dus misschien leidt minder armoede tot minder criminaliteit. Enzovoort, enzoverder. Zo kun je in groep een enorm netwerk van kennis en wijsheid ontwikkelen, waar iedereen aan kan meewerken. Wat nog ontbreekt in ons denkwerk over zulke systemen, is een manier om tot een oplossing te komen. De experimenten met argument mapping zijn tot dusver alleen nog maar met kleine groepjes gebeurd, van tien of twintig man. Met duizenden of miljoenen mensen wordt dat nog veel gecompliceerder. Maar ook over dat denkspoor zullen we over een jaar of tien meer duidelijkheid hebben.

Is Wikipedia een voorbeeld van collectieve intelligentie?

HEYLIGHEN: Wikipedia is een goed voorbeeld van hoe een menigte soms meer weet dan een expert. Iedereen die dat wil, kan een bijdrage leveren aan een artikel. Als het over controversiële onderwerpen gaat, kan het er soms heftig toegaan. Aanvankelijk krijg je wat men een edit war noemt, iedereen verbetert iedereen. Na verloop van tijd krijg je een artikel waarin de pro’s en contra’s in hetzelfde artikel worden weergegeven. Er ontstaat een evenwicht. Natuurlijk is ook dat systeem niet perfect, maar over het algemeen werkt het vrij goed.

Zou het mogelijk zijn om op die manier een regeerprogramma te schrijven? Of een begroting op te stellen? Een wikibegroting?

HEYLIGHEN: Dat lijkt niet zo makkelijk, maar het is een interessante uitdaging. Ook hier geldt: om deel te nemen aan zo’n collectieve onderneming, moet je ervaring hebben met het onderwerp. Wie niets afweet van een onderwerp, zal op Wikipedia ook niet meeschrijven aan het artikel. Iemand als Jean-Luc Dehaene heeft meer ervaring met regeerprogramma’s dan wij, dus hij zal veel sneller kunnen zien of er fouten of inconsistenties in zitten. Maar je zou kunnen nadenken over manieren om een regeerprogramma wel voor te leggen aan alle kiezers, die dan suggesties mogen doen. Op die manier kun je er wellicht foutjes uithalen. Het is moeilijk om je zoiets nu al concreet voor te stellen, maar dat is nu net een van de kenmerken van maatschappelijke evoluties: ze gaan tegenwoordig zo snel dat in tien jaar tijd alles kan veranderen. Tien jaar geleden konden mensen zich ook niets voorstellen bij de toekomst van het internet. Niemand zou voorspeld hebben wat we vandaag kennen. Zo hebben we vandaag ook geen idee wat er over tien jaar allemaal met het internet kan of zal gebeuren.

En als u een gokje moet wagen?

HEYLIGHEN: Ik denk dat het internet zal evolueren in de richting van een globaal brein, een vorm van collectieve intelligentie op planetaire schaal, een systeem waar iedereen aan meedoet en waar iedereen van profiteert. Als de kennis van miljarden mensen in zo’n systeem kan worden geïntegreerd, krijg je een niveau van intelligentie waar wij ons nog niets bij kunnen voorstellen. Het is niet ondenkbaar dat zo’n systeem in staat is om beslissingen te nemen die ons petje te boven gaan, maar waarvan we wel zeker zullen weten dat het de best denkbare beslissing is. Als er ooit een soort wereldbestuur komt, zal dat niet de vorm van een regering aannemen, maar van een collectief intelligent netwerk van beslissingspunten die elkaar voortdurend beïnvloeden en waarin iedereen, hoe miniem ook, een impact kan hebben. En net zoals vandaag zul je niet kunnen zeggen wie er nu precies de leiding heeft, wie precies weet wat er aan de hand is of wat er moet gebeuren. Het zal een gedecentraliseerd systeem zijn dat verdeeld is over een enorme hoeveelheid mensen en computers en databanken.

Zal dat op termijn geen groot probleem worden? Als niemand nog weet wie verantwoordelijk is voor deze of gene beslissing, dan kunnen we de verantwoordelijken ook niet wegstemmen. Is dat niet het einde van de democratie zoals we die nu kennen?

HEYLIGHEN: Het zou wel eens een grote stap vooruit kunnen zijn voor de democratie. In zo’n systeem zal iedereen, elke afzonderlijke wereldburger, namelijk de mogelijkheid hebben om een signaal te versturen als er iets moet worden verbeterd.

Maar dat wil nog niet zeggen dat er rekening mee wordt gehouden?

HEYLIGHEN: Nee, maar dat is vandaag ook niet het geval. Als je de enige bent die ongelukkig is met een bepaalde oplossing, dan zul je weinig impact hebben op het beleid. Het voordeel van dat toekomstige systeem zal zijn dat het veel gevoeliger is dan onze maatschappij vandaag. Eén persoon die een probleem ontwaart, kan het systeem beïnvloeden. Neem nu dat er een bepaalde strategie wordt gekozen om een griepepidemie te bestrijden. En ergens ter wereld is er één wetenschapper die ziet dat er iets fout gaat. Als het systeem gevoelig genoeg is, zou die wetenschapper een signaal kunnen geven waardoor veel onheil wordt voorkomen.

Gelooft u dat er nog veel vooruitgang mogelijk is? Dat we inderdaad op weg zijn naar een vorm van wereldbestuur die democratischer en rechtvaardiger is dan vandaag?

HEYLIGHEN: Dat is bijna niet te vermijden. Niemand kan voorspellen wanneer het zover zal zijn, en we kunnen onderweg nog catastrofes meemaken. Maar de algemene trend van de afgelopen eeuwen gaat duidelijk in de richting van vooruitgang. Die trend zie je in alle zelforganiserende systemen, ook in de natuur. In de traditionele evolutietheorie lag een sterke nadruk op concurrentie. Maar wat je evengoed ziet in de natuur, is een sterke neiging tot samenwerking. De neiging om in steeds grotere groepen samen te werken, is volgens mij onuitroeibaar. Meer en meer landen en gemeenschappen die de handen in elkaar slaan, met als gevolg uiteindelijk een of andere vorm van wereldbestuur. Die vooruitgang is haast onvermijdelijk.

Waarom hebben wij dan voortdurend de indruk dat alles almaar achteruitgaat? Er heerst in zowat alle domeinen een enorme neiging om apocalyptisch te denken.

HEYLIGHEN: Daar bestaat een goede evolutionaire reden voor. Verlies telt altijd zwaarder dan winst. De hoeveelheid ongeluk bij het verlies van honderd euro is groter dan de hoeveelheid geluk bij de winst van honderd euro. De evolutionaire verklaring is eenvoudig: naar beneden gaan is gevaarlijk, want dat eindigt met de dood. Dus alles wat u naar beneden brengt, is verschrikkelijk erg. Wat u naar boven brengt, is meegenomen. Het effect daarvan vandaag noemen we de bad news bias: we geven slecht nieuws altijd voorrang boven goed nieuws. Hoe beter we het hebben, hoe minder tolerant we worden voor dingen die fout gaan. Maar het is ook door op die fouten te focussen, dat we bijleren.

DOOR JOëL DE CEULAER / FOTO’S SIGFRID EGGERS

‘De manier waarop mieren voedsel vinden, lijkt heel sterk op wat er in een mensenmaatschappij gebeurt.’

‘Meer en meer landen zullen de handen in elkaar slaan, met als gevolg uiteindelijk een vorm van wereldbestuur.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content