De schrijver Ma Jian woont in Londen, maar zijn hart is in Peking. Zijn roman Beijing Coma vertelt pijnlijk precies hoe het studentenprotest op 4 juni 1989 op het Tiananmenplein genadeloos werd neergeslagen. ‘Hoe rijk een dictatuur ook is, het blijft een gevangenis.’

Op 4 juni vonden de Chinese leiders dat het genoeg was geweest. De conservatieven rond de oude Deng Xiaoping hadden het pleit in de Communistische Partij in hun voordeel beslecht. De hervormingsgezinde secretaris-generaal Zhao Ziyang was opzijgeschoven en rond de hoofdstad waren 200.000 geharde soldaten samengebracht. Hen was gezegd dat het land, de natie, China, in gevaar was. Op het Tiananmenplein hadden de studenten alle signalen genegeerd om naar hun campussen terug te keren. Het leger rukte op, pantserwagens duwden de opgeworpen barricades opzij, soldaten schoten met scherp, tanks veegden het plein schoon. Hoeveel doden er die nacht vielen, werd nooit bekend.

Het immense Plein van de Hemelse Vrede voor het mausoleum van Mao Zedong en de Verboden Stad in het centrum van Peking was dan al ruim een maand bezet door tienduizenden studenten uit het hele land. Ze eisten meer democratie, vrije meningsuiting en strijd tegen de corruptie. Ze keerden zich daarbij nadrukkelijk niet tegen de partij, maar vroegen dat een hervormingsgezinde vleugel het in de partij voor het zeggen zou krijgen.

Op het plein bevond zich ook Ma Jian, dan midden de dertig, schrijver en fotojournalist. Zijn werk was als ‘spirituele vervuiling’ in de ban gedaan. Om aan de aandacht van de politie te ontsnappen, reisde hij jarenlang anoniem door het Chinese grensland, ver van grote steden zoals Peking of Shanghai. Wat er op het plein gebeurde, trok hem naar de hoofdstad. Na 4 juni week hij eerst uit naar Hongkong, en toen de kroonkolonie in 1997 door het Verenigd Koninkrijk aan de Volksrepubliek werd overgedragen, naar Europa.

Bijna twintig jaar na de gebeurtenissen publiceerde hij een monumentale roman, waarin hij bijna minutieus verslag doet van het studentenprotest en van het drama van 4 juni. Hij laat het verhaal vertellen door een voormalige studentenleider, die een kogel in het hoofd kreeg en in een coma wegzakte. Hij is nog wel bewust en hij herinnert zich alles. Maar hij kan zich niet bewegen, spreken of zien. Terwijl zijn vroegere vrienden rondom hem rijk worden in het nieuwe China, rot hij als een levende plant weg in het krottige appartementje van zijn moeder. Beijing Coma verscheen in 2008, aan de vooravond van de Olympische Spelen – toeval, zegt Ma Jian. ‘Ik had er tien jaar aan geschreven, het was klaar en ik wou ervan af.’ De auteur was in Brussel op bezoek in het kader van Europalia China. Beijing Coma is nu ook in het Nederlands beschikbaar.

Oorlog in de stad

De vraag is of het boek als een roman moet worden gelezen of als een verslag van gebeurtenissen. ‘Het is een literaire beschrijving van geschiedenis’, zegt Ma Jian. ‘Als je geschiedenis beschouwt als een dode akker, is literatuur het zaad waarmee die akker tot leven komt. Ik gebruikte voor mijn personages soms de trekken van vijf of zes verschillende mensen die op het plein rondliepen, maar het resultaat ontloopt de werkelijkheid niet veel. Het waren die mensen.’

Ma beschrijft de studenten op het plein als vertegenwoordigers van een generatie met een missie. ‘Ik heb als jonge adolescent eind jaren zestig de Culturele Revolutie van Mao Zedong meegemaakt. Ze namen me als een jonge pionier van de Communistische Partij mee om naar publieke terechtstellingen te kijken, ik zag hoe leraars in elkaar werden geslagen door hun leerlingen, en we namen ook zelf deel aan boekverbrandingen en vernielingen. Uiteindelijk imiteerden we daarbij volwassenen. Als een man met gezag zoals voorzitter Mao zei dat iets of iemand slecht was, dan keerde iedereen zich daartegen. In die sfeer zijn wij opgevoed. We werden opgevoed om ons voor het land, voor de partij op te offeren.’

‘Toen de studenten naar het plein trokken, deden ze dat omdat ze hun eigen toekomst wilden bepalen. In het Westen staat het onderwijs in het teken van het individu, in China wordt de mens opgevoed in dienst van het geheel. De studenten zochten in 1989 het individualisme in zichzelf. Ze waren in de war. Omdat ze een voorbeeld nodig hadden, gingen ze in de bibliotheek van de universiteit eerst op zoek naar een tekst van de Amerikaanse grondwet. Bij wijze van houvast. Een begrip zoals mensenrechten was toen in China nauwelijks bekend. Ze waren daar niet mee vertrouwd.’

Het valt op dat de studenten in hun teksten en hun slagzinnen veel nadruk legden op hun patriottisme: ze wilden goede Chinezen zijn. ‘Ze haalden twee dingen door elkaar’, weet Ma Jian. ‘Het land en de partij. Houden van hun land betekende voor hen hetzelfde als houden van de partij. Maar ze wisten als intelligente jonge mensen ook dat er vanaf het Tiananmenplein nauwelijks een weg terug was. Op het plein genoten ze niet meer de bescherming van de campus. Door van de campus naar het plein te gaan, brachten ze een maatschappelijke beweging op gang. Protest binnen de muren van de universiteit was een kleine uitdaging voor de partij. Buiten de campus was de uitdaging dodelijk. De regering kondigde de krijgswet af en trok rond de hoofdstad uiteindelijk 200.000 soldaten samen. 200.000! Met tanks en scherpe munitie! Het was dus oorlog. Niet meer of niet minder. Voor de partij waren de studenten de vijand binnen de muren.’

Het boek stelt de studenten niet als helden voor. Het is vaak ook een kibbelende bende die de chaos niet meester kan. Een gezelschap leerling-tovenaars van de democratie die allemaal zelf lijnen willen trekken en chef zijn. ‘Sommigen wisten welk doel ze voor ogen hadden, anderen deden gewoon mee’, vertelt Ma Jian. ‘Ze wisten ook niet hoe het verder moest. Een voortdurend twistpunt op het plein was: moeten we hier blijven of moeten we ontruimen? Daar ging het de hele tijd over, en dat is ook de voornaamste oorzaak waarom de beweging mislukt is. Er was te veel onenigheid. Er was geen leiding. Er is lang gedacht dat de Verenigde Staten achter de protesten zaten. Of buitenlandse journalisten. Of zelfs Zhao Ziyang zelf. Maar dat is allemaal niet waar. Ze waren alleen en hun motieven waren heel zuiver.’

Bovendien, zegt Ma, hadden ze dus ook hun opvoeding en het Chinese onderwijssysteem niet mee. ‘Ze kenden het verleden niet en ze hadden geen idee van detoekomst. Als ze de strijd met de partij begonnen, waren ze gedoemd. Het leger trok de strop almaar verder aan. Andere mensen hadden misschien gevoeld dat het fout ging, maar de studenten hadden geen ervaring. Ze waren ook zo naïef omdat ze het verleden van de Communistische Partij niet kenden. In elke dictatuur geldt dat mensen eerst moeten vergeten voordat ze volledig kunnen gehoorzamen. Dat is in China perfect gelukt. Ik daag u uit om Chinese studenten te polsen naar hun kennis van de geschiedenis. Het zal u verbazen hoe weinig ze weten.’

De eerste dominosteen

Het hoofdpersonage in Beijing Coma is wel bewust, maar het kan niet bewegen. Dat lijkt een gemakkelijke verwijzing naar de positie waarin de Chinese oppositie zich vandaag bevindt: ze is er, maar ze kan zich niet laten zien. Die hele toestand is inderdaad symbolisch bedoeld, erkent Ma Jian. Maar niet zoals het op het eerste gezicht lijkt. ‘Erger dan de slachtpartij van 4 juni was wat er daarna gebeurde. Daarna moesten ze allemaal lange zelfbeschuldigingen schrijven en een hersenspoeling ondergaan. Ze moesten vergeten en niet verder vertellen. Het hoofdpersonage gaat precies in coma om zijn geheugen te bewaren. Als hij wakker wordt, is hij de enige die alles nog weet. Het zijn de mensen om hem heen die in een soort coma verder leven.’

‘In Europa wordt de twintigste eeuw vaak omschreven als een eeuw van emancipatie. In China is het in de eerste plaats een eeuw van heel veel doden. Alsnog heeft niemand zich daarvoor bij het Chinese volk verontschuldigd. De Volksrepubliek vierde op 1 oktober zijn zestigste verjaardag. Je voelde tijdens die hele parade op geen enkel moment de aanwezigheid van het volk. De mensen in de buurt mochten zelfs hun raam niet openen. Er was de hele tijd een geweer op hen gericht. Bedrijven moesten de deuren sluiten. Als de twintigste eeuw er één was van beschaving, dan hebben wij die nog niet gevonden. Het is geen toeval dat 1989 het enige jaar is dat je Chinezen kon zien lachen. Ze hadden een ideaal. China is er sindsdien economisch misschien op vooruitgegaan. Maar moreel? We vereren geld, maar we leven nog altijd onder de grond.’

De toegenomen economische welvaart volstaat dus niet als compensatie voor de blijvende politieke onvrijheid. Ma Jian: ‘In het begin was het idee dat die ontwikkelingen samen zouden gaan. Dat het systeem zou veranderen, terwijl we geleidelijk overgingen naar het kapitalisme. Maar dat was te optimistisch. Een dictatuur kan rijk zijn en dictaturen kunnen de economie stimuleren. En ik geloof ook wel dat het gebruik van het internet de vrijheid van meningsuiting vooruithelpt en dat de groei van een middenklasse de maatschappij naar een volgende fase kan duwen. Misschien volgt China de weg van Korea en Singapore. Maar hoe mooi of hoe rijk een dictatuur ook is, het blijft een gevangenis.’

‘Het verlangen naar vrijheid ligt in de menselijke natuur. Op een dag gaat vrijheid toch zwaarder wegen dan economische belangen. Als vrijheid een deel wordt van het dagelijkse leven ligt de weg naar democratie open. Dat is de juiste volgorde, en in die zin heeft 4 juni ons een spiegel voorgehouden. Zo’n proces vraagt meer tijd. Iran en Pakistan noemen zichzelf ook democratische landen, maar heeft wat daar gebeurt veel met democratie te maken?’

Is dat dan de les van 1989, dat de weg lang is? ‘Er is dat jaar zoveel gebeurd’, zucht Ma Jian. ‘Ik keek op 9 november op televisie naar de herdenking van de val van de Muur in Berlijn. Er zijn mensen die zeggen dat de eerste vrije verkiezingen in Polen op 4 juni 1989 de aanzet hebben gegeven tot de val van het communisme in Oost- Europa. Ik ben een andere mening toegedaan. De eerste dominosteen viel wel degelijk op 4 juni, maar dan in Peking. Op Tiananmen. Na twintig jaar zijn de mensen dat een beetje vergeten, en dat is niet eerlijk tegenover zoveel Chinezen die zijn gestorven.’

‘De Chinese Communistische Partij is daarna gered door het kapitalisme. Je zult in de Chinese media het woord “communisme” niet meer vinden. De partij is nog alleen communistisch in naam. Ik denk niet dat Barack Obama de leiders tijdens zijn bezoek de waarheid heeft durven te zeggen, namelijk dat de keizer geen kleren draagt. Maar hij weet donders goed dat hij in Peking zogezegd door communisten is ontvangen, terwijl de Communistische Partij helemaal niet meer communistisch is. Het is één groot leugenpaleis.’

MA JIAN, BEIJING COMA, CONTACT, ANTWERPEN/AMSTERDAM,832 BLZ., 24,95 EURO.

DOOR HUBERT VAN HUMBEECK

De studenten waren geen helden. Het was vaak een kibbelende bende leerling-tovenaars die de chaos niet meester kon.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content