Wordt het opnieuw Charles Picqué (PS) dan wel zijn uitdager Armand De Decker (MR), of gaat een spreekwoordelijke derde nog met de titel aan de haal? Wie ook de nieuwe Brusselse minister-president wordt, hij of zij staat voor een zware opgave.

Bij de verkiezingen van 2004 veroorzaakte de PS in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een electorale aardverschuiving. Haar overwinning had de partij grotendeels te danken aan de steun van al-lochtone kiezers, jongeren en zogenaamde bobo’s of bourgeois-bohemiens. Brussel beleefde ook de triomfantelijke terugkeer van Charles Picqué, vadertje Brussel die met bijna 60.000 voorkeurstemmen een waar plebisciet kreeg. De PS werd nipt groter dan de MR – twee zetels verschil – maar dat was een huzarenstukje in een van oudsher liberaal bastion. Tekenend ook voor de gewijzigde sociologie van de stad.

Zoveel schandalen later, niet in de eigen rangen maar wel bij de Waalse kameraden, houdt ook de Brusselse PS op 7 juni rekening met een zware kater. Didier Donfut mag voor de allochtone achterban slechts een verre schim zijn, bij Belgische kiezers en jongeren is de imagoschade aanzienlijk. In de Brusselse PS heerst breed onbehagen over de lichtzinnigheid van de partijtop in deze affaire. Het geval-Donfut had, na alles wat de partij heeft meegemaakt, nooit mogen gebeuren, zo luidt het. Ook het auditcomité van de partij, speciaal opgericht om deontologische misstappen op te sporen, zag geen graten in de lucratieve publieke bijbaantjes van de Waalse PS-excellentie. ‘Wat wil je, als de voorzitter van het auditcomité zelf zaakjes doet met Donfut? Wij voelen ons belazerd’, zegt een boos Brussels PS-kopstuk, die in zijn somberste voorspellingen rekening houdt met een verlies van maar liefst tien zetels voor zijn partij.

Een groot deel daarvan verschuift op 7 juni wellicht naar Ecolo. Want ook in Brussel scheert Ecolo in de peilingen hoge toppen, ook al leverden de Franstalige groenen met Evelyne Huytebroeck zeker niet de sterkste minister van de ontslagnemende Brusselse regering. Het valt niet langer uit te sluiten dat Ecolo op 7 juni de op een na grootste partij wordt in Brussel, na de MR, die dankzij de neergang van de PS ongetwijfeld opnieuw de leiderspositie zal overnemen. Het CDH zal naar verwachting licht vooruitgaan, maar het electorale effect van CDH-voorzitster Joëlle Milquet lijkt over zijn hoogtepunt heen. Algemeen valt bij het doornemen van de Franstalige lijsten op dat de strijd om de allochtone stem onverminderd doorgaat. Niet verwonderlijk, in een kieskring waar één op de twee inwoners buitenlandse roots heeft.

Ook bij de Brusselse Vlamingen belooft het spannend te worden. Kan het Vlaams Belang zijn monsterscore van 2004 evenaren? Allicht niet. Blijft de Open VLD van Guy Vanhengel de op een na grootste Vlaamse partij in Brussel? Het heeft er alle schijn van. Of kan de CD&V met vicepremier Steven Vanackere als lijsttrekker het politieke marktleiderschap toch weer veroveren? En wat met de huidige coalitie van Open VLD, CD&V en SP.A? Gaan die na 7 juni samen verder? De kans is groot, maar als Groen! erin slaagt twee zetels te halen, zijn ook tal van andere allianties mogelijk. Tussen SP.A-kopstuk Pascal Smet en Guy Vanhengel botert het in elk geval voor geen meter, politiek noch persoonlijk. En wie zal – of moet, want in die termen wordt daar-over helaas vaak gedacht – straks aan Vlaamse kant de wettelijk verplichte vrouwelijke excellentie leveren?

Mogelijk zijn er aan Vlaamse zijde meer dan drie partijen nodig om een meerderheid te vormen. Dat kan nog voor vuurwerk zorgen bij de regeringssamenstelling. Er zijn immers maar drie Vlaamse postjes in de regering te verdelen, twee ministers en één staatssecretaris.

Maar voorspellingen doen over Vlaamse partijen in Brussel is linke soep. Een paar honderd stemmen kunnen het verschil maken tussen winnaars en verliezers – 5000 voorkeurstemmen gelden er als een uitzonderlijk resultaat. Ook op de schaarse opiniepeilingen valt geen peil te trekken. De foutenmarges zijn vaak groter dan de scores van de Vlaamse partijen in Brussel, waar grote spelers 1,5 à 4 procent van de stemmen verzamelen.

Bovendien is ook in Brussel het partijlandschap aan Vlaamse kant vandaag extreem gefragmenteerd. Maar liefst elf Vlaamse lijsten dingen naar een zitje in het Brussels Parlement. Die versplintering ligt niet alleen aan het uiteenvallen van de kartels, ze is ook het gevolg van de gegarandeerde vertegenwoordiging (17 zitjes op in totaal 89, ongeacht het aantal Vlaamse kiezers) van de Vlamingen in het Brussels Parlement sinds het Lombardakkoord. Vlaamse Parlementszetels zijn daardoor in Brussel vrij goedkoop geworden, circa 3500 stemmen volstaan. Als kleine partijen ergens een kansje maken, dan wel in het Vlaamse kiescollege in Brussel.

Vlamingen stemmen in Brussel overigens twee keer (drie keer als je de Europese verkiezingen meerekent). Naast Brussels Parlementsleden vaardigen ze ook zes vertegenwoordigers af naar het Vlaams Parlement. Het wordt ook ditmaal bang uitkijken naar het aantal Vlaamse kiezers in Brussel. In 2004 waren dat er ruim 60.000, maar onder de talrijke Vlaams Belangstemmers zaten ook heel wat Franstaligen. Pessimisten geloven dat het aantal Vlaamse kiezers weleens tot 50.000 zou kunnen zakken. Hoe dan ook vormen Vlamingen een gestaag krimpende minderheid in de snel groeiende Brusselse bevolking.

Tweede divisie

De strijd over wie de komende vijf jaar het uithangbord wordt van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gaat tussen twee (Franstalige) zestigers. Aan de ene kant is er de socialist Charles Picqué, de man die drie van de vier regeerperiodes van het twintigjarige Brussels gewest aan het roer van de regering stond.

De boomlange Picqué heeft charisma als regeringsleider, is pragmatisch en uitstekend onderlegd in grootstedelijke vraagstukken. Maar hij is ook berucht om zijn somberheid en zwartgallige bespiegelingen, met name over de toekomst van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. ‘Hij gelooft al tien jaar niet meer in het gewest. Meer nog, hij gelooft al tien jaar helemaal nergens meer in,’ zegt een partijgenoot hoofdschuddend.

Picqué wordt ook wel eens verweten dat hij Brussel slecht verkoopt bij de federale regering en in het buitenland. Maar hij is er toch maar in geslaagd zijn bonte Brusselse regering – een olijfboomformule aan Franstalige kant, een klassieke driepartijen-coalitie aan Vlaamse kant – bijeen te houden en de communautaire vrede te bewaren. Geen geringe prestatie in tijden van institutionele hoogspanning.

Zijn opponent is Senaatvoorzitter Armand De Decker (MR). Die kwam aanvankelijk niet zo best voor de dag. Om te beginnen moest de wat aristocratische belgicist afrekenen met felle interne tegenstand van FDF’er Didier Gosuin, die eveneens het lijsttrekkerschap in Brussel opeiste. Ook was men in Brussel niet vergeten dat De Decker, toen hij in 1999 Brussels minister-president kon worden, de voorkeur gaf aan het prestigieuze voorzitterschap van de Senaat. Wie de kans krijgt om in eerste divisie te spelen, blijft niet in tweede divisie hangen, beargumenteerde De Decker zijn keuze toen.

De Decker trekt nu voor de tweede maal de Brusselse lijst, naar eigen zeggen met volle overtuiging. Maar de scepsis blijft. Met zijn gematigde communautaire profiel is hij weliswaar een man van de dialoog. Hij heeft ook een lange staat van dienst. Maar of hij nu de toekomst van Brussel belichaamt? Dat laatste kan natuurlijk ook van Charles Picqué gezegd worden. En dus krijgen de Brusselaars een duel tussen zestigers voorgeschoteld. Heren op leeftijd die misschien niet op zoek zijn naar een ‘uitbolbaan’, dat is wat onheus, maar die toch bezig zijn met hun laatste grote carrièrezet. De twee mannen kennen elkaar overigens goed en bejegenden elkaar tot dusver vrij hoffelijk. Een verademing in vergelijking met de ruwe campagnezeden elders.

Qua coalities sprak de PS al haar voorkeur uit voor het voortzetten van de huidige olijfboom. Mogelijkerwijs met een groene minister-president, als Ecolo, zoals sommigen voorspellen, groter zou worden dan de PS. Ecolo staat dan voor een (luxe-)probleem: de partij heeft niet echt een geschikte kandidaat in huis. Evelyne Huytebroeck lijkt politiek nog te zwak en te onervaren, en onervaren is ook Christos Doulkeridis, de intelligente voorzitter van het parlement van de Franse Gemeenschap.

Maar naarmate de campagne vordert en ondanks hardnekkige geruchten over een voorakkoord over een Brusselse olijfboomcoalitie, wordt dat scenario hoe langer hoe minder aannemelijk. Want stel dat de PS op 7 juni echt een heel zware dreun zou krijgen, dat ze haar electorale Waterloo zou beleven, zoals Franstalige kranten schrijven. Dan zullen de stemmen die binnen de PS al in 2007 een oppositiekuur verdedigden, hoogstwaarschijnlijk het pleit winnen. ‘Dan moeten we aan de kant gaan staan’, bevestigt een PS-kopstuk. ‘En zo Ecolo de pas afsnijden.’ Het is geen onaantrekkelijk vooruitzicht om in tijden van bezuinigingen en economische laagconjunctuur als enig linkse partij in de oppositie te zitten. Zeker met het oog op de voor de PS levensbelangrijke gemeenteraadsverkiezingen van 2012.

Indien de MR afgetekend de grootste wordt, valt ook moeilijk in te zien wie de MR het initiatief tot regeringsvorming zal kunnen onthouden, ook al wordt Charles Picqué ongetwijfeld opnieuw de kampioen van de voorkeurstemmen. MR-lijsttrekker Armand De Decker lonkt daarbij openlijk naar Ecolo, eventueel aangevuld met CDH, om een alternatieve meerderheid in het zadel te brengen.

Om het even welke nieuwe Brusselse regering zal zich in elk geval over het mobiliteitsvraagstuk moeten buigen. Ondanks lovenswaardige inspanningen van SP.A-minister Pascal Smet om Brusselaars in de bus en op de fiets te krijgen, blijft het rijk van koning auto zo goed als onaangetast. De stad slibt dicht, bijkomende investeringen in het openbaar vervoer zijn nodig, en meer nog, een mentaliteitswijziging. Op het vlak van werk is vooruitgang geboekt. Er wordt beter samengewerkt met Vlaanderen, waarmee vacatures worden uitgewisseld. De tijd dat het beleid liever een werkloze Brusselaar zag dan één die in Vlaanderen aan de slag kon, is gelukkig voorbij. Maar de (jeugd)werkloosheid blijft alarmerend hoog. Dat ligt grotendeels aan de vaak belabberde kwaliteit van het Franstalig onderwijs en de continue instroom van nieuwe, laaggeschoolde immigranten.

Vlaanderen investeert intussen jaarlijks ruim 800 miljoen euro in de hoofdstad, bepaald geen peulenschil. Meer dan de helft daarvan gaat naar het Nederlandstalige onderwijs, dat meer dan 20 procent van alle Brusselse schoolgaande kinderen opvangt, grotendeels Frans- en anderstaligen. Dat onderwijs zal in de komende jaren met een groot capaciteitsprobleem worden geconfronteerd. Vraag is of Vlaanderen bereid is opnieuw te investeren in extra scholen voor in meerderheid anderstaligen. Het Franstalige onderwijs wordt overigens in toenemende mate met hetzelfde fenomeen geconfronteerd. Zeven op de tien kinderen in Brussel hebben immers Frans noch Nederlands als thuistaal.

Een potentiële sociale tijdbom is de ontsporende demografie van de hoofdstad. Verwacht wordt dat Brussel in 2020 maar liefst 1.200.000 inwoners zal tellen. Het laat zich raden dat dit gevolgen zal hebben voor publieke voorzieningen zoals scholen, ziekenhuizen en crèches, net als voor het sociale weefsel van een van de meest internationale steden ter wereld.

Dat vergt allemaal extra middelen, en die heeft Brussel niet. Integendeel, de volgende regering zal het mes moeten zetten in de uitgaven. De Brusselse financiën staan onder druk door dalende inkomsten uit registratierechten en uitholling van het fiscale draagvlak, als gevolg van de stadsvlucht van de middenklasse. Er ontstaat een in toenemende mate gepolariseerd gewest, met rijke expats in de residentiële wijken in het zuiden, en arme, genaturaliseerde Belgen in de centraal gelegen volksbuurten. Geen van beide groepen draagt fiscaal veel bij.

Pasmunt

Een eventuele herfinanciering van Brussel staat of valt met het succes van communautaire onderhandelingen dit najaar. Het valt dan te bezien of en welke voorwaarden de Vlamingen aan zo’n herfinanciering verbinden, dan wel of geld voor Brussel pasmunt wordt voor meer Vlaamse autonomie. Mogelijke voorwaarden houden verband met de overdracht van gemeentelijke bevoegdheden naar het gewest, iets waar sommige Franstalige politici ook niet per definitie tegen gekant zijn.

Samenwerking is in elk geval geboden in tal van domeinen. Met de gemeenschappen op het vlak van onderwijs en vorming, met de federale overheid en de andere gewesten op het vlak van mobiliteit en veiligheid. Want dat besef begint nu toch duidelijk te dagen in de Brusselse salons. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan zijn problemen niet alleen de baas.

DOOR HAN RENARD

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content