Benno Barnard
Benno Barnard Lees hier de columns van de Nederlandse dichter en essayist Benno Barnard.

Geluk vestigde mij naast Maurits Eycken, een antropoloog met een grijze ringbaard, die tot mijn niet geringe afgunst het Romani beheerst, de enige Europese taal waarin geen romans zijn geschreven. Dat laatste moet niet per se als een cultureel nadeel worden beschouwd, want tenslotte is de roman een burgerlijk verschijnsel, dat als voornaamste functie het verdrijven van de verveling en het kalmeren van hysterische neigingen bij dames heeft. De zigeuners ondervinden velerlei tegenslag, maar dergelijke be- schavingsziekten behoren daar niet toe.

Niet alleen schrijven zigeuners geen romans, ze stellen ook geen contracten op. Het gesproken woord is bindend, althans onderling; het geschreven woord is een ijdele caprice van de gadze, zonder enige waarde of betekenis.

Dit soort dingen leer ik uit Roma-zigeuners, Overleven in een industriële samenleving (Acco, 2006), het voor niet-ziganologen bewerkte proefschrift van mijn buurman-ziganoloog, door wie ik onlangs op een uitmuntende bourgogne en een exemplaar van zijn boek werd onthaald.

Ziganoloog intussen is een officieel woord, dat ik niet kende, maar het staat in Van Dale. Mijn eigen ziganoloog heeft lange tijd onder de Vlach in Praag verkeerd, waar hij de taal heeft geleerd, maar ook bij andere zigeunergroepen in Slowakije, Hongarije, Roemenië en België. Al die groepen spreken verwante dialecten, waarvan ik tot voor kort alleen wist dat ze familie waren van het Hindi en het Sanskriet.

Het eerste wat ik al bladerend in het boek ontdekte, was de sublieme uitspraak van een Tsjechische zigeuner: ‘De zigeuners trokken de ondergaande zon achterna om tijd te winnen op de dag en de dood.’ Een volk zonder romans is geen volk zonder poëzie.

Het tweede was dat er talloze min of meer mythische verhalen en theorieën bestonden over de herkomst van de zigeuners, bijvoorbeeld dat de Roma oorspronkelijk een groep muzikanten waren, die door de Indische keizer aan de koning van Perzië waren aangeboden. Momenteel – nu het racisme in de voormalige communistische landen pandemisch woekert – omhelzen zigeuner-ziganologen zelf de premisse dat hun voorouders ooit sedentair waren, maar uit hun huizen zijn verdreven door de volgelingen van de Profeet, die vanaf 1000 het Indische subcontinent begonnen te islamiseren.

Wat zijn nu gadze, enkelvoud gadzo? Met dat woord duiden de zigeuners alle overige aardbewoners aan. De gadze zijn minderwaardig, want de historisch vervolgden beschouwen de historische vervolgers op hun beurt ook weer als inferieur – ze hebben dus de plicht om te overleven door maj chriti te zijn, sluwer dan de anderen, die ze indien gewenst dan ook naar hartenlust mogen bedriegen. Maurits Eycken vermeldt met enige zelfspot dat de Vlach hem een dilo gadzo noemden, een domme gadzo, toen hij vragen over hun denkwijze stelde die ze allang hadden beantwoord, maar dan volgens hun denkwijze, zodat hij het antwoord niet als antwoord had herkend. Ik zou graag het verslag van zo’n gesprek vol hogere misverstanden tussen de antropoloog en de antropos hebben gelezen; helaas staat dat niet in Roma-zigeuners. Maar misschien kan Maurits overwegen een roman te schrijven.

Ik wist dus weinig of niets van hen af. In Transsylvanië heb ik de waanzinnige paleizen gezien die rijke zigeuners hadden gebouwd, met metalen daken die blikkerden in de zon. In mijn kinderboeken waren het ketellappers, bruin en ongewassen. Ze reden rond in oude Mercedessen en pikten als de raven. De vrouwen heetten Madame Sosostris, wichelden je toekomst en rinkelden met hun gouden armbanden. Het vioolspel van de mannen was virtuoos maar ongedisciplineerd. In het album De Zwarte Zwaan van Suske en Wiske treden twee gebroeders op, Doremi en Lasido geheten, die leunend tegen elkaar hun deuntjes spelen. Behalve aartslui zijn ze steekgeneigd. Ik vraag me nu af in hoeverre zo’n stripverhaal geen racistische vooroordelen in de hoofden van een paar miljoen kinderen heeft gestopt, terwijl een vergelijkbaar verhaal over Joden politiek onaanvaardbaar zou zijn geweest.

Natuurlijk dacht ik onmiddellijk aan gojim toen ik mijn woordenschat met gadze uitbreidde. Ik vind het een adembenemend idee dat er enkele treffende gelijkenissen bestaan tussen het volk van het boek en het volk zonder boek.

Antropologisch gesproken is het niet zo vreemd dat nomadische of seminomadische volkeren met een geschiedenis van vervolgingen naar binnen keren, als het ware collectief introvert worden – zich opsluiten in hun kumpania, hun leefgemeenschap, hun eigen volk – en dat ze de afstand die ze ervaren tussen de interne en de externe wereld tot een geloofsartikel verheffen. Ook het vermogen tot schijnbare assimilatie is verwant – zo hersendoof als sommige mensen voor vreemde talen zijn, Belgen van het ancien régime bijvoorbeeld, zo moeiteloos leren Joden en zigeuners de talen waarmee ze in contact komen. Het vreemde daarbij is dat de Roma niet eens naar school hoeven te gaan om polyglot te worden, iets wat nogal indruist tegen een van mijn eigen geloofsovertuigingen.

Maar iets in dit voortreffelijke boek stak me, en dan doel ik niet op die vreselijke academische gewoonte om over jezelf in het meervoud te spreken, terwijl ik Maurits toch nimmer met ‘jullie’ aanspreek. Nee, de dolk in mijn rug was de ontdekking dat er racistische vooroordelen bestaan die ook nadat alle racisme er is afgekrabd op waarheid blijken te berusten, tenzij ik me natuurlijk aan een fantastisch mensbeeld wens vast te klampen.

Wat ik bedoel, is dat zigeuners echt stelen.

Benno Barnard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content