‘Dit is cultureel terrorisme’

© SASKIA VANDERSTICHELE

Tegen het einde van het jaar moet een groot deel van de liften in het land gemoderniseerd zijn. En dat weekt emoties los. Terwijl onze reporter van zijn geliefde lift afscheid neemt, sterft in een Gentse lift een meisje van drieëntwintig.

Sommige liefdes kun je niet verklaren aan buitenstaanders.

Een jaar geleden zei mijn huisbaas dat hij gezwicht was. Eigenlijk was het contract allang getekend – ‘ik had geen andere keuze’. Hij vond het ook verschrikkelijk, voegde hij eraan toe. Die lift was familie-erfgoed. Een geschenk van zijn grootvader en intussen al 75 jaar een trouwe metgezel.

Later zag ik hem, door de spleet van mijn deur, iets doen wat ik net daarvoor ook gedaan had. Nog een foto nemen. Nog een keer die heerlijke harmonicadeur plooien en in de houten liftkooi stappen. Nog een keer stijgen en dalen, in stijl. Levens en liefdes naast je in de houten kooi zien staan. Hun blik, die ene lach. Die zo vertrouwde harmonicadeur dekte veel toe.

De volgende ochtend belden werkmannen aan, om zeven uur ’s ochtends. Een van de eerste dingen die ze weghaalden, was de harmonicadeur. Ik hoorde ze iets zeggen van ‘oude brol’. In de vlucht zag ik het koperen plaatje liggen waarop ik verliefd was: Jaspar stond erop. Een merknaam die me mateloos intrigeerde, al was het maar omdat het internet niet wist wie hij was.

Dit is het leven zoals het veel te vaak is, en niet alleen in mijn appartementsblok. Tegen het einde van het jaar moeten alle liften, die gebouwd zijn na 1 januari 1958, gemoderniseerd zijn – de nieuwste liften moesten al eerder klaar zijn. En dat zijn er veel: een 80.000-tal. De controlediensten bezochten dit voorjaar al 950 residentiële liften, 342 liften daarvan waren in orde.

‘De meeste mensen zijn te laat in gang geschoten’, zeggen ze bij de overheid. ‘Nu zitten de agenda’s van de moderniseringsbedrijven natuurlijk overvol.’

Niemand hoeft straks op genade of nieuw uitstel van minister van Liften Kris Peeters te rekenen. ‘Iedereen wist het al vier jaar.’ Alleen de 3000 eigenaars met een lift die ouder is dan 1 januari 1958 krijgen respijt tot 2022. Hun moderniseringsrekening zal navenant zijn: minstens 50.000 euro, al kan dat bedrag gemakkelijk oplopen tot een veelvoud.

Terwijl werkmannen onze lift uit elkaar halen, vlucht ik het huis uit. Afgesproken op een Brussels terras met liftmaker Paul Mariën. Een ket van 75. Niemand in dit land kent die oude liften zo goed als hij: ze waren zijn leven.

Ik toon hem de foto van mijn voormalige lift. ‘Een Jaspar uit de jaren dertig’, zegt hij direct. ‘De grootste liftenfirma die België ooit gehad heeft.’

‘Mijn vader heeft er gewerkt.’ Paul herinnert zich de verhalen van zijn vader nog goed. Over hoe Jaspar de lift van de Boerentoren in Antwerpen gebouwd had, de eerste wolkenkrabber op het Europese vasteland.

Hij toont me een catalogus van Jaspar. Op de kaft staat een foto van de stichter: ‘Joseph A.G. Jaspar, un des créateurs de l’industrie électrique en Belgique.‘ ‘Een vriend van James Watt, de uitvinder van de stoommachine’, zegt Mariën.

Ik blader wat in de catalogus en zie de ene majestueuze lift na de andere. In het Koninklijk Paleis in Brussel, op de Champs Elysées in Parijs of in de statige straten rond de Dom in Milaan. ‘Jaspar was een wereldspeler’, zegt Mariën. ‘Voor de oorlog waren er maar een paar grote liftmaatschappijen, zoals Otis en Schindler, maar Jaspar hoorde daar ook bij. Iedereen kende de Belgen als liftmakers. Wij maakten misschien wel de mooiste.’

En dat wil wat zeggen, want de eerste helft van de twintigste eeuw wordt weleens ’the time of the elevator’ genoemd. De lift heeft de wereld veranderd. Voor het eerst kon er hoog gebouwd worden, en nog hoger gedacht. Er staan veel bekende liftstory’s in de geschiedenisboeken. De lift die Gustave Eiffel in 1889 liet bouwen (en waar heel de wereld met grote ogen naar kwam kijken). De lift van Adolf Hitler in zijn Adelaarsnest (die hij wantrouwde, uit angst voor een aanslag). De lift van de Titanic (die bleef werken, toen het einde onafwendbaar was).

Liften deden dromen. Roald Dahl schreef over Sjakie en zijn grote glazen lift. En Annie M.G. Schmidt over Abeltje, de liftjongen die niet op de bovenste knop van de lift mocht drukken, dat toch deed en de aarde rondreisde. Eén ding deelden al die oude liften: ze hadden allemaal open harmonicadeuren: om naar de wereld te kijken.

‘Dat was bewust’, zegt Paul Mariën. ‘Men beschouwde liften toen niet alleen als een vervoermiddel, maar ook als een sociaal gebeuren. Het draaide om zien en, nog meer, om gezien worden. Ze stonden centraal in het huis en waren op maat gemaakt: met een lift pakte je uit. Daarom waren het vaak kunstwerken.’

In de jaren vijftig werden de harmonicadeuren afgeschaft. ‘Een kwestie van efficiëntie’, zegt Paul. ‘In zo’n open harmonicadeur zat dagen arbeid. Terwijl een gewone deur in een halfuur klaar was en meteen in grote hoeveelheden kon worden gemaakt.’

De neergang van de majestueuze liften was eigenlijk al veel vroeger begonnen. ‘Na de beurscrash van 1929 bouwden mensen niet meer zulke grote herenhuizen. Ze gingen op een appartement wonen en staken daar al hun geld in. De lift stond niet langer centraal in het huis, maar ergens in een hoek. Het werd meer en meer iets functioneels.’ Toch bleven ze het verhaal van hun tijd vertellen.

Pierre Six is burgerlijk ingenieur. Ook hij heeft nog een mooie lift uit het interbellum. Toen hij te horen kreeg dat hij zijn lift moest opgeven, begon hij het dossier te bestuderen.

‘Die oude liften zijn voor de eeuwigheid gebouwd’, zegt Six. ‘De bewijzen zijn er: ze zijn vaak tachtig of honderd jaar oud en ze marcheren nog altijd.’

‘Zo werkt de economie vandaag niet meer. Aandeelhouders eisen steeds hogere winsten. Maar de markt van de nieuwe liften is helemaal verzadigd. De grote multinationals zijn dan de kleine onderhoudsfirma’s beginnen op te kopen, die duizenden oude liften onder hun hoede hadden. Het vereist heel wat kennis om die te onderhouden. Voor een bedrijf is het veel goedkoper om een paar gestandaardiseerde modellen te hebben die alle technici kennen.

‘Ze moesten dus een middel vinden om die oude liften buiten werking te stellen en te vervangen door nieuwe, gestandaardiseerde modellen met een beperkte levensduur. Vergelijk het met een televisie of een smartphone: na een paar jaar is die kapot en moet je een nieuwe kopen. Bedrijven houden daar ook rekening mee in hun winstprognoses.’

De grote liftmaatschappijen zijn dan gaan lobbyen bij de Europese Commissie, zegt Six. ‘”Oude liften zijn gevaarlijk”, beweerden ze. Merkwaardig, want niemand had statistieken over ongevallen met oude liften. Destijds zijn we gaan aankloppen bij de verzekeringsmaatschappijen, of zij geen cijfers hadden. “Dat gebeurt zo zelden dat we dat zelfs niet bijhouden”, antwoordden ze. De European Lift Association beweert zelfs dat de lift het veiligste vervoermiddel is, nog veel veiliger dan een vliegtuig.

‘Toch geloofden de ietwat naïeve politici dat oude-liften-zijn-gevaarlijkverhaal. “Wat moeten we doen?”, vroegen ze aan de liftmaatschappijen. “Hier,” antwoordden die, “een checklist van 70 punten waaraan elke lift moet beantwoorden.”

‘Sommige punten uit die checklist zijn zinvol en een grote verbetering voor de veiligheid. Een elektrisch veiligheidsgordijn in de deuropening bijvoorbeeld: je ziet dat niet, maar de lift valt stil als je je hand erdoor steekt.’

Het probleem, zegt Six, is de rest van die checklist. ‘Heel wat punten dragen weinig bij tot de veiligheid, maar zijn wel dramatisch voor de esthetiek van de lift. Eigenaars krijgen plots een rekening binnen van 80.000 of 100.000 euro. “Geef mij dan maar een nieuwe lift”, zeggen ze dan. Missie geslaagd voor de grote liftmaatschappijen.’

Pierre Six werd lid van het Comité tegen de Verplichte Modernisering van Liften.

De volgende dag klop ik aan bij de Federale Overheid in Brussel. Maries Merken, diensthoofd van de controledienst, doet open. Ik toon haar de foto van onze oude lift.

– Wat had mijn huisbaas moeten doen om deze lift te behouden?

– ‘De dienst Onroerend Erfgoed contacteren. Zij kunnen oordelen over de historische waarde, want niet elke oude lift is een waardevolle lift. Als hun oordeel positief is, kan er een commissie samenkomen. Zij kunnen dan bespreken hoe jullie lift beter beveiligd kan worden.’

– Hoeveel keer is die commissie de laatste jaren samengekomen?

– ‘Nul keer.’

– Dat is niet overdreven veel.

– ‘Dat verbaast ons ook, ja. Zeker omdat we een uitgebreide informatiecampagne gehouden hebben.’

Ik stap met mijn foto naar het Vlaams agentschap Onroerend Erfgoed. ‘We krijgen weinig vragen om een afzonderlijke lift te beschermen’, zegt onderzoeker Maarten van Dijck. ‘Het laatste jaar zelfs geen.’

– Had onze lift beschermd kunnen worden?

– ‘Moeilijk om die vraag direct met ja of nee te beantwoorden. Een goed bewaarde Jaspar uit de jaren dertig is historisch zeker waardevol. Maar of hij daarom beschermd gaat worden? We evalueren dat altijd samen met het gebouw. Alleen de lift beschermen kan problemen scheppen. Stel u maar eens voor: het gebouw wordt afgebroken en alleen de liftschacht moet blijven staan. Als het over een buitengewoon unieke lift gaat, kunnen we wel een uitzondering maken. Maar dat gebeurt niet vaak. In Vlaanderen zijn er vandaag 20 liften beschermd. Slechts 3 daarvan zijn alleen beschermd, in de andere gevallen is ook het gebouw beschermd.’

Terug naar de Federale Overheid.

– Onze Jaspar was misschien geen museumstuk, maar we waren er wel emotioneel gehecht aan. Telt dat ook?

– ‘Helaas niet. Het is jammer dat jullie lift moet verdwijnen, maar jullie nieuwe lift zal veiliger zijn. Dat is ook belangrijk.’

– In 75 jaar is hij geen enkele keer stilgevallen, geen enkel incident. Was onze lift dan onveilig?

– ‘Zeker niet. Er gebeuren heel regelmatig controles. Een onveilige lift wordt meteen buiten werking gesteld. Maar een gemoderniseerde lift is nog veiliger.’

– Hebt u soms statistieken over ongevallen met oude liften?

– ‘Die bestaan niet. We vragen wel aan alle eigenaars om het ons te melden als er een incident plaatsgevonden heeft. Vorig jaar hadden we weet van vier incidenten, dit jaar van drie. Omdat het hier maar over een beperkt aantal gaat, is het moeilijk om conclusies te trekken over een mogelijke link met de ouderdom van de lift.’

Ik keer terug naar huis met mijn foto. Veel blijft er intussen niet meer over van de lift. Zelfs het koperen Jaspar-plaatje hebben ze meegenomen. Ligt nu op een of andere antiekmarkt. Zoals een stuk van ons liftpatrimonium, straks. ‘Cultureel terrorisme’, noemt Paul Mariën het. En de wetgever geeft hem geen ongelijk.

Daarom staat de wet een methode toe die oude liften min of meer kan redden: de methode-Kinney, die de reële risico’s van een lift onderzoekt.

Een liftmaker stelt dan alternatieve oplossingen voor, die het esthetische karakter van de lift min of meer kunnen behouden. Alleen lopen er in België amper liftmakers rond die dat doen of kunnen. Op een oude ket als Paul Mariën na, de man die de ‘time of the elevator’ nog meegemaakt heeft. Hij gaf zijn liefde voor oude liften door aan jonge mensen, want ‘ik ben al 75’. Paul leidde, tot ergernis van de liftmaatschappijen, een paar jongeren op uit een technische school van zijn stad, downtown Kuregem. ‘Ik wou hen een toekomst geven. Ze zijn ontzettend inventief. Afrikaans bloed. Straffe vakmannen.’

Er is maar één probleem: de controlemaatschappijen aanvaardden de methode-Kinney niet, hoewel ze daar zelfs wettelijk toe verplicht zijn. Dat beweert het Comité tegen de Modernisering. Ook de liftmannen, die in onze gang aan het werk zijn, beaamden dat.

Pierre Six: ‘Het is moeilijk om te bewijzen dat de controlemaatschappijen en de grote liftmaatschappijen samenwerken. In theorie zou dat niet mogen: de ene moet de andere controleren. Maar in de praktijk zien ze elkaar voortdurend. Ik hoef er geen tekening bij te maken.’

Een paar weken later ga ik in Brussel naar een infovergadering van de overheid over de modernisering. In de zaal zitten een tweehonderdtal eigenaars van oude liften. Ik ben niet de enige met een foto in mijn zakken. Vooraf praten we over onze liften, alsof het over onze kinderen gaat.

Iemand vertelt me dat sommige Joden een eigen lift hebben. Ze mogen niet op knopjes drukken op de Sabbat, want dan maken ze vuur. Dus vond God op de zesde dag de Sabbatlift uit: gaat vanzelf open en stopt op elke verdieping.

‘Zijn die ook bedreigd?’, vraag ik.

‘Zwijg’, lacht mijn gesprekspartner. ‘Of alle Joden willen zo’n lift.’

De vergadering begint. De emoties laaien al snel hoog op. ‘De controlemaatschappijen aanvaarden de methode-Kinney wel’, zegt de man van de overheid.

Luid protest van de zaal.

‘We nemen de proef op de som’, roept Pierre Six. ‘Hier zit een directeur van een controlemaatschappij. Hoeveel keer hebt u de laatste vijftien jaar de methode-Kinney uitgevoerd?’

‘Minder dan vijf keer’, antwoordt de man.

‘In werkelijkheid is het nul keer’, repliceert Six.

De man van de controlemaatschappij zwijgt.

‘Die nieuwe wetgeving was een groot cadeau voor de controlemaatschappijen’, vertelt Paul Mariën me achteraf. ‘Ze hebben er heel veel klanten bijgekregen. Ze vinken gewoon de checklist af en hop, ze zijn weg naar de volgende. Maar ze kennen de materie niet. Ze kunnen geen risico’s inschatten.’ Want, benadrukt hij, een lift kan wel degelijk levensgevaarlijk zijn. ‘Het gebeurt soms dat ik een lift aan het depanneren ben en een stuk niet heb. Dan leg ik de lift een paar dagen stil, terwijl hij nog wel werkt. Dan moet je de huurders eens horen. “Mijnheer Mariën, mijn kleine teen zit in het gips.” “Meneer Mariën, mijn bomma van 150 komt op bezoek.” Ik geef nooit toe. Over veiligheid onderhandel je niet.’

Maanden later begrijp ik wat Mariën bedoelt. Het Laatste Nieuws kopt vandaag op pagina 6: ‘Ongeval met lift had vermeden kunnen worden, maar het Comité tegen Modernisering ligt dwars.’

‘Een tragisch werkongeval in de lift van haar stage is de 23-jarige studente Judith fataal geworden. (…) Ze wou een container naar beneden laten. Toen liep het mis. De container bleef haperen en kantelde in de richting van het meisje (…) Het incident is te wijten aan het feit dat de aftandse lift uit 1967 geen deur of sensor had.’

De dood van het meisje van 23 is dagenlang talk of the town in de Arteveldestad. Maar ook op de sociale media wordt weer hevig geopinieerd. In niet geheel foutloos Nederlands. ‘Nu tevreden dat eer dor jullie akties een jonge vrouw verongelukt is een kompleet verouderde en zeer onveilige lift!!!!!!’, schrijft Rudy. En Florigen: ‘Bestaat er nu al een comité tegen de modernisering van liften!? En waar dat “goed” voor is zien we nu bij dit ongeval: een jonge vrouw gestorven doordat sommige idioten menen dat men liften niet tijdig moet moderniseren.’

‘Dit is de waarheid niet’, zegt Pierre Six. ‘Het is helaas niet de eerste keer dat dit ongeval voorkomt. Het gebeurt bijna altijd in een typische jarenzestiglift zonder deur, waar je de wand ziet passeren. De conciërge of een bewoner komt binnen met een vuilbak achter zich. Hij drukt op de knop en de lift vertrekt. En dan gebeurt het: de vuilbak blijft steken aan een oneffenheid in de wand, terwijl de lift en de persoon verder dalen. De vuilbak kantelt en onthoofdt de persoon die in de lift staat. Een verschrikkelijke dood. En, vooral, een die vermeden had kunnen worden. Stel nu dat er een elektrisch veiligheidsgordijn gehangen had: dan was de lift meteen stilgevallen. Daarom hebben we altijd gezegd: verplicht dat gordijn onmiddellijk, in alle liften. Het kost niet veel, en het zal levens redden. Ook dat meisje van 23 uit Gent had nu nog geleefd.

‘Maar de politici wilden niet luisteren, ze hoorden alleen de grote liftmaatschappijen die zeiden: “Geef al die eigenaars nog tien jaar tijd, zodat ze allemaal goed kunnen sparen.” Tegen dan moeten we wel een grote investering doen en heel veel dingen veranderen – waarvan het merendeel nooit een mensenleven zal redden. Als het echt alleen over de veiligheid ging, dan hadden ze mensen toch geen tien jaar tijd gegeven?’

Nog een vraag, heren: had mijn oude harmonicadeur dit ongeval kunnen voorkomen?

‘Natuurlijk’, zegt Pierre Six. ‘In de jaren tachtig is er een eerste modernisatie geweest, weliswaar alleen voor liften die professioneel gebruikt werden. Die oude harmonicadeuren moesten er allemaal uit. Oude brol, zeiden ze.’

Paul Mariën: ‘Wanneer werklui spreken van oude brol, ga er dan maar van uit dat ze het zelf niet kunnen herstellen. Die harmonicadeuren waren zeventig jaar oud en konden nog heel lang dienen.’

‘Een elektrisch veiligheidsgordijn bestond in de jaren tachtig nog niet’, zegt Six. ‘Maar in de plaats van ‘die oude brol’ kwamen twee groene lichtstralen. Een op 5 centimeter en één op 1 meter van de vloer. Een oerdomme beslissing, want die lichtstralen konden de dodelijke vuilnisbakincidenten niet verhinderen. Iets wat die ‘oude brol’ wel deed.’

De bovenste lichtstraal verdween ook weer snel, al is dat ook een surrealistisch verhaal. ‘Op een dag was ik de lift aan het herstellen van de dienst verzekeringen’, zegt Paul Mariën. ‘De bazin stapte misnoegd op me af. Haar bontjas had een paar keer die groene lichtstraal geraakt, waardoor de lift stilgevallen was. “Wat is dat?”, vroeg ze. “De wet”, antwoordde ik. Ze beende kwaad weg. Die madame had allerlei politieke connecties. Wat later werd die bovenste straal afgeschaft.’

Het leven zoals je het alleen in België kunt optekenen.Mijn lift met de oude harmonicadeur is intussen een jaar weg. Ik ben nog altijd niet gewend aan de lelijke deur van de nieuwe lift. Hij was nog maar één keer kapot.

DOOR STIJN TORMANS, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

‘Als het echt alleen over de veiligheid ging, dan hadden ze mensen toch geen tien jaar tijd gegeven?’

‘Die oude liften zijn voor de eeuwigheid gebouwd. Zo werkt de economie vandaag niet meer.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content