Piet Chielens van het Ieperse WO I-museum In Flanders Fields gruwt van de houding van Europese politici in de vluchtelingencrisis, en van het taaltje dat de West-Vlaamse gouverneur Carl Decaluwé en de Brugse burgemeester Renaat Landuyt hanteren. ‘Terwijl we in de Westhoek een traumatische oorlog herdenken, worden de nieuwe oorlogsvluchtelingen vernederd.’

‘Als ik vandaag op tv over Duinkerke hoor, en duizenden trauma’s zie samenklitten in de modder van schandelijke kampen (…), denk ik aan de tienduizenden Britse militairen die in de laatste meidagen van 1940 vanuit bijna dezelfde plek wél konden ontschepen, naar een vrijheid en een toekomst, en luister ik met verbijstering naar kustburgemeesters die vergeten zijn waar zij of hun inwoners vandaan komen. 70 jaar, 100 jaar, voor een beetje trauma is dat niets. Oorlog is oorlog, en vluchten is vluchten. Wie je ook bent en waar je ook bent.’ Piet Chielens, coördinator van het Ieperse museum In Flanders Fields, sprak emotionele woorden bij de presentatie van het boek dat hij met zijn team maakte, met als thema ‘de vlucht’. Chielens praat vrank. Hij heeft veel nagedacht, heeft zich veel geërgerd en veel verbijsterd rondgekeken. Hij werkt op ‘heilige’ grond, in een regio die de honderdste verjaardag viert van de Groote Oorlog en één constante herinnering is aan slagveld, vlucht en asiel.

PIET CHIELENS: Zo veel woorden flashen bij mij. Symbolische woorden. Neem Calais en Duinkerke. Nu zijn het modderige kampen waar vluchtelingen vastlopen, ooit waren het de poorten van het Verenigd Koningrijk. Ik bekijk oude foto’s uit 1914, van vluchtelingen op het strand die vissersboten zoeken om het Kanaal over te steken. Vandaag zoeken ze naar vrachtwagens. Elke oorlog en elk verhaal is anders, je mag nooit vergelijken, maar toch herken ik iets. De bewoners van de frontstreek óók: het thema oorlog en vlucht werd hier beter en langer ‘vastgehouden’ dan in de rest van het land. Tot vijftien jaar geleden woonden hier de rechtstreekse getuigen. Ze vertelden wat ze hadden meegemaakt. Ze leefden ooit samen met vluchtelingen: tijdens de Eerste Wereldoorlog kwamen er hier tot 60.000 mensen bij. Kortom, in deze streek weten we waarover we spreken. Ik heb in deze frontzone nog geen lelijke reacties gehoord over de vluchtelingen. Er is een kamp in Poelkapelle, alles loopt daar goed. Over het spreidingsplan voor de vluchtelingen hoor je hier geen onvertogen woord. De empathie en de zin voor nuance die de mensen uit de frontstreek typeren, blijven overeind.

De West-Vlaamse gouverneur Carl Decaluwé vond dat men vluchtelingen geen eten moest geven, ‘want dat heeft een aanzuigeffect’. De Brugse burgemeester Renaat Landuyt wil ’te allen prijze vermijden dat er tentenkampen komen’. Zij komen niet uit de frontstreek. Verklaart dat hun andere taalgebruik?

CHIELENS: Decaluwé is van Kortrijk, maar Landuyt is afkomstig van Zillebeke bij Ieper. Ze zijn allebei bezig met het management van de politiek. Oké, er moet worden geteld en becijferd. Ik kan me ook voorstellen dat politici in memoranda, die intern worden gehouden, woorden gebruiken zoals ‘aanzuigeffect’. (windt zich op) Maar zeg dat toch alsjeblieft niet in het openbaar! Strooi die woorden niet rond als je het over mensen hebt, dat werkt zo beschadigend. Politici hebben hun besognes en uitdagingen. Het is hun taak ermee om te gaan. Maar déze politici delen hun zorgen met de bevolking en denken: als we zeggen dat het moeilijk is voor ons, zullen de mensen ons wel begrijpen. Dat is fout.

Decaluwé is nochtans uw gouverneur, de provincie is ook uw overheid.

CHIELENS: Jawel, maar hij is niet mijn gouverneur als hij over vluchtelingen praat.

De gouverneur en de kustburgemeesters willen aan de kust geen mensonwaardige kampen. Daar kunt u toch niet tegen zijn?

CHIELENS: Dat we hier geen tweede Calais of Duinkerke mogen creëren, waar mensen onbegeleid aan hun lot worden overgelaten en ten prooi vallen aan mensenhandelaars, is logisch. Maar waarover gaat de bezorgdheid van de gouverneur en de burgemeesters écht, als we hun taaltje horen? Tijdens de oorlog in Joegoslavië hadden we in België zo’n 7000 vluchtelingen minder dan nu. Hebt u toen ooit horen spreken over het ‘probleem’ van de vluchtelingen, of over ‘een aanzuigeffect’? Hoorde u toen zeggen: ‘We hebben het veel te ver laten komen’? De geesten van de gewone mensen worden nu vergiftigd met zulke uitspraken.

Als je een situatie onder controle wilt krijgen, wees dan waardig in je discours. Wie burgemeester is van een grote stad, moet de grote richting uitstippelen. Zijn doel blijft een samenleving creëren waarbij je voor iedereen de zon laat schijnen. Zijn we niet allemaal mensen samen? Of is het beter om te focussen op de navel en het belang van de kleine groep? Er is in de voorbije dertig, veertig jaar een discours gevoerd dat alleen op individualisme en op groepsegoïsme teert. Dat stoort me. Klink ik te moralistisch als ik dat zeg?

Sommigen zullen zeggen: idealistisch. Of naïef.

CHIELENS: Idealistisch? Ach, vroeger waren we daar nog trots op, nu is het een verwijt. En wat dat naïeve betreft: wie denkt dat je alles kunt herleiden tot centenkwesties en met rekenwerk álles beheerst, die is pas naïef. Op termijn neemt een ideologie het over, en dan komen we in toestanden van de jaren dertig terecht. De Endlösung van de Tweede Wereldoorlog is niet het ultieme kwaad dat ineens opstond. Het kwam er omdat er een geleidelijke gewenning groeide aan een egoïstisch, kil en verengd discours. Alles werd becijferd, groepen werden geculpabiliseerd, schuldigen werden aangewezen, waarna een mechanisme was opgewekt dat in zijn uiterste vorm leidde tot ultieme vernietiging. Politici namen toen niet hun verantwoordelijkheid, maar huilden mee.

Hoe kun je deze vluchtelingenstroom humanitair oplossen?

CHIELENS: We zitten uiteraard met een crisis, met een probleem dat niet makkelijk is als je het niet in een breder perspectief bekijkt. Je kunt zeggen: ‘We laten Griekenland, dat de grootste toestroom krijgt, niet in de steek. Dat zal niet een-twee-drie gedaan zijn, dat vraagt een investering.’ Een alternatief is dat je zegt: ‘Weet je wat? We zetten de Grieken onder druk, de boel zal ontploffen en het probleem zal zichzelf opruimen.’ Dat is de oplossing van Bart De Wever. Als je dat analyseert, zit je in de redenering: ‘Het is allemaal de schuld van de vluchtelingen.’ En dat is retoriek van de jaren dertig.

De Wever hanteert de retoriek van de jaren dertig, zegt u?

CHIELENS: Jawel, dat zeg ik. Als je de Eerste Wereldoorlog als periode van onderzoek neemt, besef je waar nationalisme en groepsegoïsme toe leiden. Ik leg die link, niet alleen naar De Wever maar naar álle politici. In deze tijd gruwt men van oplossingen op een langere termijn. Dat rendeert niet, je kunt dat niet kapitaliseren en dus tuurt men, heel regionaal, naar zichtbare dingen zoals de ‘overlast’. Dan krijg je ongelukkige uitspraken, met als dieptepunt der dieptepunten het verbod om aan mensen nog eten te geven.

Ik ben geen specialist op het vlak van vluchtelingenzaken. Ik heb alleen veel over oorlogen gelezen en naar getuigen geluisterd. Ik heb de laatste twee jaar ook volop aan herdenkingen meegedaan en veel speeches gehoord. Iedereen aan de geallieerde kant herhaalde: ‘Wij hebben gewonnen.’ Ik heb nergens gehoord: ‘We moeten leren uit de fouten die we allemaal hebben gemaakt.’ Nee, het bleef het discours van 1918. Behalve bij Angela Merkel: ‘Wir schaffen das.’ Die vrouw heeft meer ruggengraat dan de rest van de Europese club samen.

Altijd maar inzetten op winnaars en verliezers is nefast. Kijk naar het succes van Donald Trump, die teert op het scheiden van mensen. De enige weg vooruit is ‘allemaal samen’. We willen allemaal een toekomst, een betere wereld en schone lucht. De vele getuigen van de Groote Oorlog hebben mij dit inzicht bijgebracht: je bent nooit alleen op de wereld. Je zorgt voor elkaar.

Naastenliefde, een christelijke gedachte.

CHIELENS: (zucht) Carl Decaluwé komt uit de CD&V, waar naastenliefde toch hoog in het vaandel staat. Vanuit zijn ideologie is wat hij zei zelfs een grote zonde. De naakten kleden, wie honger heeft te eten geven en wie dorst heeft te drinken, het zijn vuistregels. Landuyt, de socialist, heeft ook vuistregels, die liggen besloten in de Internationale. En wat staat daar?

Ontwaakt, verworpenen der aarde. Sterft, gij oude vormen en gedachten.

CHIELENS: Wie dat negeert, gaat dik in het rood tegen de eigen basisprincipes. Het verloochenen van je eigen principes eindigt bij Endlösung, altijd. De manier waarop veel politieke leiders in Europa redeneren, is aberrant. Waar is Alle Menschen werden Brüder gebleven? Ook daar zie je hoe iedereen de huik naar de wind hangt, en naar de volgende verkiezingen hupt. Dát is de reden waarom de democratieën zo rammelen. Verstandige mensen zoals David Van Reybrouck zeggen dan: ‘We moeten andere systemen bedenken.’ We moeten onze democratie weghalen bij die kleine club van professionele politici die tegen elkaar opbieden in straffe taal.

We moeten vooral van die vervuilende woorden af, want als het zo doorgaat, ontploft het gewoon. Kijk naar de kandidaat voor het Amerikaanse presidentschap bij de Republikeinen. Daar is het al ontploft. De vechter met de blote vuisten zal winnen. Zoals Donald Trump zal worden verkozen door de Republikeinen, zo is Hitler verkozen in de jaren dertig. Trump speelt ook in op primaire reacties, hij wil een muur optrekken, moslims als groep tegenhouden, ‘vreemde’ economieën buiten de deur zetten. Hij preekt vanuit de eigen kleine navel, voor individualisme. Terwijl je als mens de plicht hebt tot samenleven, tot engagement.

In Flanders Fields is dan wel een oorlogsmuseum, het is altijd met engagement bezig geweest. Jullie maken tentoonstellingen die niet zozeer over de strijd en de soldaten gaan, het is veeleer een vredesmuseum.

CHIELENS: We willen onze bezoekers de kans geven om zelf hun besluiten te trekken. We zijn een groot geheugen. Tegelijk trekken we het verhaal van toen door naar nu. Vorig jaar was het honderd jaar geleden dat John McCrae het gedicht In Flanders Fields schreef, een gedicht dat destijds empathie vroeg voor één soort slachtoffers van de oorlog: ‘de goeien’. Honderd jaar later moet je daar toch uit leren? Wij hebben voor de viering een Syrische dichter uitgenodigd die zijn hedendaagse, inclusieve antwoord op McCrae schreef. Zo eenvoudig is het.

Vreest u niet dat het weinig zal helpen?

CHIELENS: Ik ben nogal positief ingesteld. Ik vrees dus niet echt. Er zijn ook hoopvolle tekenen. Ik zie de honderden vrijwilligers die blijven hulp bieden aan vluchtelingen. Burgerbewegingen brengen duizenden mensen op de been die het niet pikken dat boven hun hoofden zaken worden bedisseld die op weinig waardigheid steunen. Ik ben blij omdat er ook nog een morele weerbaarheid zit in onze samenleving. Blijkbaar is ons onderwijs nog altijd goed bezig, als ik de jonge mensen zie die zich inzetten. Ik zie hoe onze belangrijkste schrijvers, theatermakers en beeldende kunstenaars die waarden blijven verdedigen. Ik voel hoop als ik de pastoor in Zeebrugge hoor zeggen: ‘Misschien overtreed ik de wet door te doen wat ik doe, maar door niets te doen overtreed ik de wet ook, want dan doe ik aan schuldig verzuim.’ Hij vreest niet, hij ploetert voort.

We moeten verder doen, en niet bang zijn omdat we praten. Ik zou ook kunnen vrezen, voor de reacties op mijn verhaal hier, maar ik kan mijn gedachten niet afdekken. Ik werk, woon en leef in Ieper, de hoofdstad van een menselijke tragedie die nu wordt ‘gevierd’. Maar terwijl wij hier een traumatische oorlog herdenken, worden de nieuwe oorlogsvluchtelingen vernederd. Wij kunnen over oorlog en vluchten toch niet minnetjes doen, wegkruipen en doen alsof onze neus bloedt? Je moet consequent zijn. Ik zie kustburgemeesters die, de sjerp om de buik gespannen, tijdens elke viering van honderd jaar oorlog het glas heffen op de vrede, maar erna fulmineren tegen de nieuwe oorlogsvluchtelingen. Dat is inconsequent.

Hoe herdenken we nu het best de honderdjarige?

CHIELENS: Herdenken gaat over het belijden van onze collectieve schuld. Vooral de Duitsers hebben dat begrepen – de woorden van Merkel passen daarin. Ze staan wel een beetje alleen. Ik rouw omdat het Europa van Robert Schuman, Konrad Adenauer en zelfs Charles de Gaulle teloorgaat. Ik hoor te veel anti-Europese stemmen, ik zie te veel groepsegoïsme. Zijn die Europese politici hun geschiedenis vergeten? Vrede brengen in Noord-Ierland of de naweeën van de Koude Oorlog beheersen, kon alleen dankzij een sterke Europese Unie. Nu zitten we met een verkavelings-Europa, waarin de partij die het meest het groepsegoïsme predikt het beste scoort. ‘Ik moet er minstens evenveel uithalen als ik erin steek’: dat is wat men sinds Margaret Thatcher predikt. Vrede wordt nooit meegeteld als winst. Met zo’n Europa zul je geen vluchtelingencrisis oplossen.

En toch vind ik het belangrijk om net vanuit deze kleine regio te reageren, het traumatische oorlogsgebied bij uitstek. In deze frontzone zagen we ooit golven vluchtelingen en later rijen krijgsgevangenen passeren. We zagen hen altijd als mensen, nooit als ‘indringers’, nooit als ‘vijanden’. Dit heb ik van die oude getuigen geleerd: blijf altijd de mensen zien. Daarom moeten wij deze stem laten horen.

DOOR MARIJKE LIBERT, FOTO’S ERIC DE MILDT

‘Wat Carl Decaluwé heeft gezegd, is in zijn ideologie een grote zonde. En Renaat Landuyt, de socialist, heeft ook vuistregels.’

‘De Wever en andere politici hanteren de retoriek van de jaren dertig. Als je WO I bestudeert, besef je waar nationalisme toe leidt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content