De publieke opinie in België geeft vaak blijk van ergernis over ‘de Joden met hun lange tenen’. Hoe verhoudt die wrevel zich tot antisemitisme? Wat zijn dat trouwens, Joden? Wat is nu eigenlijk de betekenis van de Joodse religie? En waarom draagt de hoofdredacteur van Joods Actueel geen pijpenkrullen en achttiende-eeuwse Poolse kleding? Een gesprek met Michael Freilich.

Kunt u iets vertellen over uw familiegeschiedenis?

Michael Freilich: De familiegeschiedenis aan de kant van mijn vader is heel simpel: hij is ruim dertig jaar geleden vanuit het Verenigd Koninkrijk naar België gekomen en is met mijn moeder getrouwd. Mijn moeder is een geboren Antwerpse. Haar vader – dat is dus de bekende Louis Davids – is als jongetje van vijf naar België gekomen. Hij werd toen nog Lajos genoemd. Zijn ouders zijn vertrokken uit een sjtetl in Hongarije, maar daar wordt bij ons in de familie nauwelijks over gesproken. Er is ook niemand meer in leven die zich daar nog iets van zou kunnen herinneren. Zijn ouders, mijn overgrootouders dus, zullen wel gevlucht zijn voor een of andere manifestatie van antisemitisme, dat was in heel Oost-Europa de voornaamste reden om naar het westen te trekken. En Hongarije was vreselijk antisemitisch, zeker in de jaren dertig. Overigens betekent die betrekkelijke onverschilligheid voor onze geografische herkomst dat wij onszelf niet zien als ‘mensen die hierheen gekomen zijn’. Wij zijn echte Belgen, echte Vlamingen. West-Europeanen. Datzelfde geldt trouwens voor heel veel Joden hier.

Wat betekent Jood-zijn voor u persoonlijk?

Freilich: Ik voel me vooral bevoorrecht dat ik deel uitmaak van zo’n unieke religie, cultuur en gemeenschap. Uniek is dat de Joodse cultuur altijd een debatcultuur is geweest. Je hebt ultraorthodoxe joden, gewone gelovigen, maar ook heel veel niet-religieuze of zelfs fanatiek antireligieuze Joden. De essentie van het Jodendom is dat al die mensen met elkaar in gesprek gaan. En met de niet-Joden, dat is essentieel. Ikzelf ben altijd voor het compromis. Extremisme is mij vreemd. Ik denk dat ik om zo te zeggen de synagoge in het midden laat. Enerzijds houd ik de joodse traditie in ere, door koosjer te eten en de joodse geboden op te volgen. Aan de andere kant ben ik geïntegreerd in deze samenleving, ik lees elke dag de krant, ik bezoek de bioscoop en het café, ik heb niet uitsluitend Joodse vrienden… Er zijn mensen met lange baarden onder mijn vrienden, maar ook mensen die in God noch gebod geloven. Ik sluit mensen zoveel mogelijk in, niet uit.

Er leeft onder naoorlogse westerse intellectuelen een zekere nostalgie naar de vernietigde vooroorlogse Joodse cultuur in Europa.

Freilich: Maar voor mij is dat net zo goed een historische werkelijkheid, een wereld van oude foto’s en verre verhalen, over de sjtetls, Wenen, Berlijn… Er waren periodes waarin het de Joden werkelijk goed ging, in Oostenrijk-Hongarije bijvoorbeeld. Maar er waren andere periodes die maken dat ik als Jood wel gek zou zijn om enige nostalgie te voelen. Maar onder de zeer religieuze chassidische joden bestaat wel degelijk heimwee naar hoe het vroeger in de sjtetls geweest moet zijn, naar de in zichzelf besloten gemeenschap. Vandaar misschien ook dat ze zich blijven kleden zoals mensen zich op zondag in het achttiende-eeuwse Polen uitdosten.

Onder diezelfde naoorlogse intellectuelen bestaat er een heel vrije interpretatie van het Jodendom als een vorm van artistiek en intellectueel kosmopolitisme. Amos Oz zei ooit tegen me: ‘Iedereen die gek genoeg is zichzelf Joods te noemen is wat mij betreft welkom bij de club.’

Freilich: Een paar maanden geleden vroeg iemand op onze website wie en wat nu precies een Jood was. Dus toen hebben we het ten behoeve van iedereen netjes opgesomd, want die vraag wordt natuurlijk vaker gesteld. Voor de orthodoxie is degene die een Joodse moeder heeft een Jood, en voorts degene die zich bekeerd heeft tot het jodendom bij een orthodoxe rabbijn. Voor het liberale jodendom is een Joodse vader ook voldoende. Voor een seculiere intellectueel als Amos Oz ben je Joods als je je Joods voelt, als je voldoende affiniteit hebt met het Jodendom. Toen is er kritiek gekomen dat dat niet allemaal strookte met de orthodoxe opvatting en hoe ik het in mijn hoofd haalde zoiets op de website te zetten. Mijn antwoord was heel eenvoudig: het feit dat je een bepaalde mening bestrijdt, bewijst nu juist dat die mening bestaat. Je moet in dit leven aanvaarden dat er verschillende standpunten bestaan. Zo probeer ik ook te leven.

Blijkbaar staat de naleving van de religieuze voorschriften uw kosmopolitisme niet in de weg.

Freilich: Nee, hoewel dat koosjere eten soms een serieuze belemmering vormt. Soms zeg ik tegen mijn vrouw: zou het nu niet mooi zijn als we hier in dit restaurant gewoon konden gaan eten? Dat heeft wel iets van een droom. Het is geen gemakkelijke zaak, dat Jodendom. Maar daarin schuilt ook de schoonheid. Vergelijk het met opvoeden, nog zoiets ingewikkelds. Stel je voor dat je kinderen dat zelf zouden doen, dan beleefde je toch weinig vreugde meer aan het ouderschap? Het jodendom heeft een versluierd nut. De regels volgen is moeilijk, maar anderzijds makkelijker dan voortdurend interpreteren in hoeverre je ze wilt volgen. Dan dreigt het weefsel van dat geloof ook te gaan rafelen en op den duur uit elkaar te vallen. Mijn standpunt is modern-orthodox, ik draag geen lange pajes, geen pijpenkrullen, en aan mijn pak is niets Joods. Maar ik poog mijn eigen gematigdheid wel strikt na te leven. Kijk, sommige voorschriften lijken vandaag de dag misschien erg onpraktisch, maar je moet het joodse geloof als een ‘package deal’ beschouwen. En daarmee bedoel ik dat er naast die spijswetten talrijke zaken zijn waarvan ook een buitenstaander de schoonheid zal zien.

Gaat er nooit een ketterse gedachte door uw hoofd, in de trant van: ‘Eeuwige Vader, uw schepping is prachtig, maar ik vind het met permissie flauwekul dat ik geen vlees en melk tegelijk mag nuttigen, dus dat verbod overtreed ik voortaan’?

Freilich: Natuurlijk vraag ik me die dingen weleens af. Er zijn ongetwijfeld tal van gelovige, praktiserende joden die soms worstelen met moeilijke vragen. Volgens veel joodse stromingen mag je dat soort gedachten helemaal niet toelaten. Judaïsme is een geloof en het woord zegt het al, het gaat om geloven, willen geloven, en niet om bewijzen. Ik zal u een verhaaltje vertellen. Er is de spreuk ‘Ik geloof’, toegepast op de zogenaamde dertien principes van Maimonides: ‘Ik geloof dat er één G-d is… Ik geloof dat G-d de Thora heeft gegeven…’ en zo nog elf. Nu was er eens een leerling van een beroemde rabbijn, Noah van Lekhovitz, die de dertien principes begon op te zeggen, maar halverwege stopte. De rabbijn vroeg hem: ‘Waarom ben je gestopt?’ En de leerling antwoordde: ‘Ik reciteer hier al die spreuken, maar ik weet helemaal niet of ik dat wel geloof.’ En de rabbijn zei: ‘Als je zegt dat je gelooft, doe je geen uitspraak over je geloof maar vraag je aan G-d om je te helpen in Hem te geloven.’ U moet rekenen, als iemand tot de overtuiging komt dat God niet bestaat en die overtuiging vervolgens ook wil uitdragen, verliest hij veel meer dan God. Hij verliest de traditie, een manier van leven en al het goede dat erbij hoort. De traditie, dat is de familie die bij elkaar komt op al die feestdagen en op de sabbat, er is de warmte van de gemeenschap, er is de saamhorigheid en de vriendschap, er is de hechtheid van een wereld waar heel weinig echtscheidingen voorkomen, waar op scholen met duizenden leerlingen nog nooit iemand aan de drugs is geraakt, en noem maar op.

Welke aspecten van de Joodse traditie beschouwt u verder nog als bewonderenswaardig?

Freilich: De Talmoed, met die eindeloos door elkaar heen debatterende geleerden. En op de Talmoed zijn weer duizenden commentaren geschreven. Dat is de debatcultuur waarover ik het had. Het jodendom kent een verlichting die zich door de eeuwen heen vernieuwt – en dat begint eigenlijk al in de Thora zelf. In de Thora staat nergens: elk woord dat hier staat, moet je letterlijk nemen. Bijgevolg zijn de commentaren samen vele malen dikker dan de Bijbel. In de Talmoed staat een verhaal over twee rabbijnen die ruziën over een kookpot. En dan komt er een stem uit de hemel dat de een gelijk heeft, maar dan roepen alle aanwezig rabbijnen dat het niet aan de hemel is om de Thora te interpreteren. Het eindigt ermee dat de profeet Jesaja verschijnt en dat de rabbijnen aan hem vragen hoe God reageerde. Jesaja antwoordt dat God al lachend riep: ‘Mijn schepselen hebben mij verslagen!’ De polyinterpretabiliteit van teksten, de gedachte dat de heiligheid van teksten daarin bestaat – dat is de grootste bijdrage van het jodendom aan de mensheid.

U spreekt vijf of zes talen, waaronder Jiddisch en Ivriet.

Freilich: Mijn vrouw is Engels, net als mijn vader. Met mijn zoon spreek ik Nederlands en Engels. Destijds werden wij ook nog opgevoed in het Frans, maar dat gold natuurlijk voor een groot deel van de bourgeoisie. Jiddisch spreek ik binnen de familie alleen met mijn grootmoeder. Die taal heb ik vooral op school geleerd, in de Joodse lessen. Ik gebruik Jiddisch ook in mijn contacten met de chassidische gemeenschap. Daar is Jiddisch de voertaal. Ik lees uiteraard Bijbels Hebreeuws, wat de Heilige Taal wordt genoemd, en waar het Ivriet op is geënt, al wijkt het er toch nog behoorlijk van af.

Jiddisch is in Israël niet populair, het herinnert de inwoners van een rijk westers land maar aan de sjtetls. Wat nu juist de reden is waarom de chassidische Joden het blijven spreken. Het is de verbale vorm van hun kleding.

Ik beschouw het jodendom bij uitstek als de godsdienst van het geheugen. Mijn favoriete Talmoeduitspraak luidt: ‘Het geheim van de verlossing is de herinnering.’

Freilich: De verlossing is iets waar alle religieuze Joden naar streven. In het jodendom is de utopie ingebouwd, de toekomst waarin alles goed zal zijn. Die utopie noemen wij de Messias. We leven voor de toekomst. Maar er is ook altijd het besef dat alles wat we doen al bezig is geschiedenis te worden. En het besef dat we moeten gedenken. Het jodendom gedenkt vooral de bevrijding uit de slavernij in Egypte, maar ook die slavernij zelf. Zie het Bijbelboek Exodus. Op elke Joodse deurpost hangt een mezoeza, een kokertje met de tekst: ‘Hoor, Israël, de HEER onze God is een enig HEER.’ Volgens het verhaal had in de nacht voorafgaand aan de vlucht uit Egypte iedereen die het paaslam had geslacht en genuttigd een klein beetje bloed aan de deurpost gesmeerd, zodat God wist waar de joden woonden. Daar komt het gebruik vandaan. En die tekst wordt uitgesproken op de avond voor de besnijdenis van een jongetje, dus als eerste religieuze tekst in het leven van dat kind. Maar ook je laatste zucht moet uit die tekst bestaan. Bij pogroms is die tekst dan ook vaak uitgesproken. En in de gaskamers – moeten we aannemen.

Anders dan het christendom speculeert het jodendom traditioneel maar weinig over de geestenwereld en het hiernamaals.

Freilich: De kabbalistische Zohar is het geschrift bij uitstek over de Joodse metafysica. Maar men zegt dat het een zo moeilijk boek is, dat je je er voor je veertigste maar beter niet aan kunt wagen. In de Thora zelf staat er niet uitdrukkelijk vermeld dat er een leven na het leven is, staat er ook niet uitdrukkelijk vermeld dat er een Verlosser komt. Maar de notie dat dit leven een toegangspoort is tot een groter leven leeft toch wel in het jodendom.

U bent volkomen open en tegelijk traditioneel-religieus, in de geest van de ‘modern-orthodoxe’ Joden, zoals je die in de Verenigde Staten aantreft.

Freilich: Het jodendom in België is voor de buitenstaander: pijpenkrullen. Op foto’s in de krant zien de Joden er vrijwel per definite ultraorthodox uit – dat is de Jood in de ogen van de publieke opinie. Maar niet meer dan 25 procent van de Belgische Joden is chassidisch, draagt die pajes bij zijn oren enzovoorts. Over het algemeen zien beter geïnformeerde mensen Antwerpen als de stad waar vrijwel uitsluitend orthodoxe Joden wonen en Brussel als de stad van de wereldse Joden. In grote lijnen klopt dat wel, maar in Antwerpen zijn er toch ook heel veel liberale en seculiere Joden, alleen vallen die natuurlijk niet op. Ik noem mezelf dus inderdaad modern-orthodox, ik houd zo’n beetje het midden tussen de twee uitersten, omdat ik nu eenmaal niet van uitersten houd. ‘Kijk, ik eet ook koosjer!’ kan ik tegen de ultraorthodoxen zeggen. ‘De traditie is de moeite waard!’ kan ik tegen de atheïsten zeggen. Maar de modern-orthodoxe groep is in België niet erg groot, duizend mensen misschien. Modern-orthodoxe gemeenten vind je vooral in landen waar weinig of geen vervolgingen zijn geweest, zoals Verenigd Koninkrijk en Amerika.

Freilich: Het verwondert me dat je Jean-Marie Le Pen en Lucas Catherine in dezelfde geestelijke ruimte aantreft zodra het over de Joden gaat. En ik denk weleens bij alle slecht geïnformeerde en van kwade wil getuigende artikelen over Israël, zoals die regelmatig verschijnen in de Vlaamse kranten: ‘ J’en ai marre, ik vertrek naar Israël.’ Even later bedaar ik dan weer en roep uit dat die paar dwazen mij hier niet weg zullen krijgen. Het zijn dezelfde stemmen die in de jaren dertig zeiden dat we maar naar Palestina moesten vertrekken, en nu moeten we er weer weg. Een deel van links is zelfs zo naïef of kwaadaardig om zich tegen een tweestatenoplossing te kanten. Van die mensen moet Israël een Palestijnse staat worden, waar de Joden dan ook welkom zouden zijn. Mon £il! De meeste Palestijnen in Israël willen niet eens in een Palestijnse staat wonen. De pers reproduceert ook altijd weer dezelfde stereotiepen over de Joden. Vooral dat wij ons superieur zouden wanen als ‘uitverkoren volk’ doet het altijd heel goed.

U zegt altijd: ik ben een Belgische Jood, ik ben niet verantwoordelijk voor Israël.

Freilich: Een katholiek is toch ook niet verantwoordelijk voor de politiek van het Vaticaan? We hebben natuurlijk een emotionele band met Israël. Als ik het morgen zwaar te verduren heb, als er weer extreemrechtse of extreemlinkse pogroms worden georganiseerd, is er altijd één plek waar ik welkom ben. Dat is dan waarschijnlijk wel een opluchting. Maar ik mag niet stemmen in Israël, dus gelieve mij niet verantwoordelijk te houden voor de Israëlische politiek. Waar ik het trouwens ook niet per definitie mee eens ben. Maar ik verdedig wel het onvoorwaardelijke recht van Israël om te bestaan. Ook dat is op dit moment in de geschiedenis geen evidentie meer voor sommige intellectuelen.

Is niet het ware thuis van de Joden de geschiedenis?

Freilich: Ik weet niet of ik een oneliner voor u heb. Mijn generatie kijkt veel meer naar de toekomst dan die van mijn ouders en grootouders. Ik wil het leven mooier maken, met een vaste blik gericht op de toekomst, zonder ooit te vergeten waar we vandaan komen. Kunt u met deze twoliner tevreden zijn?

DOOR BENNO BARNARD / FOTO’S FILIP NAUDTS

‘Het is geen gemakkelijke zaak, dat Jodendom. Maar daarin schuilt ook de schoonheid.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content