Benno Barnard
Benno Barnard Lees hier de columns van de Nederlandse dichter en essayist Benno Barnard.

Volgens de journaliste Dorothy Thompson, die hem in 1932 ontmoette, had hij haast geen gezicht en bestond hij geheel uit kraakbeen. Klaus Mann noemde hem de lelijkste man ter wereld en daarvoor valt wel iets te zeggen. In onze ogen is Hitler bepaald onaantrekkelijk, zeker voor vrouwen – nog gezwegen van dat alpiene gebral als van een verkouden everzwijn.

Iedere dictatuur vertoont trekken van de antieke vruchtbaarheidscultussen, waarin de man bereid moest zijn om te sterven voor de goddelijke koning en de vrouw om kinderen voor hem te baren, plaatsvervangend zwanger gemaakt door haar eigen kleine despoot. Maar dat veronderstelt viriliteit in de vorst, sexappeal dus, min of meer zoals Castro dat nog altijd heeft – en je kunt je moeilijk voorstellen dat een normale vrouw zich aangetrokken zou voelen tot die absurde snor en dat weerzinwekkende dunne mondje.

Dat laatste citeer ik uit de autobiografie van Charlie Chaplin, die schrijft over een serie prentbriefkaarten waarop Hitler staat afgebeeld. Over Hitlers eigen Hitlergroet – de Almachtige groet als het ware zichzelf – schrijft Chaplin dit: ‘De groet met de hand die over de schouder werd geworpen, met de handpalm naar boven, wekte in mij het verlangen om er een dienblad met vuile borden op te zetten.’

Het mapje met de kaarten was Chaplin uit Duitsland toegestuurd en zou hem inspireren tot The Great Dictator. De foto’s waren gemaakt door Heinrich Hoffmann, de obscuurste van alle instrumentele krachten in het Derde Rijk.

Geboren in 1885 was hij een generatiegenoot van Hitler. Ook hij koesterde aspiraties als schilder, die door zijn solide burgerlijke milieu op tijd werden gefnuikt. Hij zou zijn kunstzinnigheid dan maar uitleven in vele fotoboeken over Hitler: zoals niemand hem kent, in zijn bergen, buiten de alledaagse drukte, enzovoorts, al deze titels voorafgegaan door de naam van de Heiland, een reeks die ik spontaan met slechte kinderboeken uit mijn jeugd associeer.

In 1909 opende Hoffmann een winkel in München. Als Führerantlitzschöpfer (mijn Duits) in dienst van de revolutie zou hij multimiljonair worden. Maar van nature was Hoffmann volstrekt geen revolutionair, ook al fotografeerde hij de Novemberrevolutie van 1918 en ook al was hij uit de Frisse Vrolijke Oorlog teruggekeerd als een rancuneuze, getraumatiseerde patriot. Los daarvan was hij een gezellige provinciaal, een gemoedelijke familievader, vol kwinkslagen, die ik een epicurist zou noemen indien dat woord niet meer raffinement opriep dan deze grootverbruiker van Beierse spiritualiën verdient. Raar genoeg was de puritein Hitler, die niet dronk en Eva’s rookgedrag ten stelligste afkeurde, erg op Hoffmann gesteld.

Al in 1920 werd hij lid van de Partij. In 1923 maakte hij zijn eerste portret van Hitler; er zouden nog zo’n tweeënhalf miljoen kiekjes volgen, want Hoffmann werd benoemd tot Reichsbildberichterstatter der NSDAP, zoals zijn functie in het kinderlijke jargon van hun Zwarte Hand heette. En passant speelde hij trouwens ook Rijkskoppelaar: in 1929 werkte in Photohaus Hoffmann een zeventienjarig winkelmeisje, Eva Braun geheten, dat nog nooit van die grappige meneer met zijn snorretje had gehoord.

In Hoffmann & Hitler, Fotografie als Medium des Führer-Mythos (1994), een studie van de kunsthistoricus Rudolf Herz, vallen vele Hitlers te bewonderen. Het is indrukwekkend hoe de Rijksbeeldverslaggever die verzameling despotisch kraakbeen op de gevoelige plaat heeft gezet. Hitlers in uniform, pak, regenjas en lederhosen. Hitlers in martiale, wijsgerige en kindvriendelijke pose. Glimlachende, bezorgde en vermanende Hitlers. Een kleine Wilhelminische burgerman. Een proletarische macho – maar het woord is anachronistisch.

Hitler overschouwt op Rijkspartijdagen het Zeppelinfeld, Hitler verleent de Alpen hun ware bestemming als achterdoek voor zijn metafysische trekken… maar de Leica die hem uit licht houwt, maakt dat besnorde surrogaat van Wodan tegelijk belachelijk: het volgens ooggetuigen hypnotiserende blauw is weg uit de irissen; je ziet banaliteit, kraakbeen, pappigheid, meneertje Durchschnitt.

Ondanks alle retouches oogt hij op die hele industriële productie van Photohaus Hoffmann als iets zieligs, als een mislukt mannetje uit een film van Chaplin. Hoe kon deze wolf zoveel geitjes verorberen? Hoe konden de Duitsers, in verstandelijk en esthetisch opzicht toch een begaafd volk, verliefd worden op dit nogal afstotelijke verschijnsel? Valt dat te verklaren vanuit het smaakverschil tussen twee tijdvakken? Maar als Charlie Chaplin en Klaus Mann de politieke situatie in Duitsland iets lichtzinniger hadden opgevat, zouden ze niet meer zijn bijgekomen van het lachen – en dat waren toch tijdgenoten.

Misschien bevredigde Hitler gewoon de slechte smaak van de arbeidersklasse, met haar liefde voor kitsch. Maar die verklaring bevredigt me evenmin, want ze bagatelliseert de stervensbereidheid van zo veel Duitsers en de seksuele dweepzucht van al die vrouwen, die onmiddellijk tot een Liebestod bereid waren, net als Eva.

Deze kwestie zadelt me met nog een onbeantwoordbare vraag op: hoe zouden Filip Claus en Lieve Blancquaert en al die andere collega’s van Heinrich Hoffmann het botloze genie in beeld hebben gebracht als ze toen hadden geleefd? En hoe zouden ze – bewust van zijn carrière – hem portretteren als de teletijdmachine uit het stripverhaal hem naar ons eigen tijdsgewricht kon overhevelen?

Hoffmann intussen was kleinburgerlijk genoeg om het Rijk te overleven. Nürnberg beloonde hem met tien jaar strafkamp en verbeurdverklaring van zijn bezittingen. Hij stierf in 1957.

Benno Barnard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content