Iedereen kent de Vlaamse Primitieven – dénken we toch. Maar over de generaties net vóór hen weten we nagenoeg níéts. Het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium onderzocht de periode voor die oerknal, en bracht het boek Pre-Eyckian Panel Paintings in the Low Countries uit.

Over de founding fathers van de Vlaamse Primitieven is bitter weinig bekend. Wat kunnen we eigenlijk vertellen over het leven van Jan van Eyck (ca. 1390-1441)? Zijn evenknie Rogier van der Weyden (ca. 1399-1464), een al even grote ster, is zo goed als een enigma. En laten we maar zwijgen over de grote Robert Campin (ca. 1375-1444), de oudste van de drie. Bijgevolg is alles wat we veroveren op de vergetelheid, ook het kleinste puzzelstukje, in deze context van belang. Dat geldt vanzelfsprekend ook voor de periode die aan dat hoogtij voorafging: van circa 1370 tot 1420. En dat terwijl precies deze periode een scharnierpunt in de kunstgeschiedenis is. De manier waarop de mens dingen waarneemt en op een plat vlak symbolisch representeert, veranderde toen radicaal. In Italië zag de mathematische perspectief het licht in de jaren 1420. Dat was de copernicaanse wende van de vroege renaissance in Toscane. Benoorden de Alpen zag men dat anders. De Vlaamse Primitieven worden steevast geroemd vanwege hun geavanceerde realisme of illusio-nisme. Portretten, architecturale elemen- ten, stoffen en materialen zoals brokaten, zilver en bont werden schitterend naar de werkelijkheid afgebeeld. Maar evenzeer trachtte Jan van Eyck zijn publiek te verrukken met schilderkunstige trucs: iemand misleiden – trompe l’oeils van onnavolgbare makelij – gold waarschijnlijk als het summum. Of hoe ‘realisme’ een rekkelijk begrip kan zijn.

Schilderij als kastdeur

Door het gebrek aan informatie over zijn voorlopers lijkt Jan Van Eyck vanuit het niets als een briljante ster tevoorschijn te schieten. Dat is natuurlijk volstrekt onwaarschijnlijk. Zes lange jaren hebben Cyriel Stroo en zijn ploeg zich in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium in Brussel het hoofd gebroken over de generatie vóór Van Eyck. Hun bevindingen zijn te vinden in het tweedelige studiewerk Pre-Eyckian Panel Paintings in the Low Countries. En dat is meer dan voer voor specia-listen.

Slechts een dertigtal werken mag het predikaat ‘pre-eyckiaanse paneelschilder-kunst’ dragen. Waarom zo weinig, zou je je afvragen. Ten eerste werden kunstwerken uit deze periode na verloop van tijd overschaduwd door het geweld van de Vlaamse Primitieven. Ten tweede werd destijds erg pragmatisch omgesprongen met kunst. Zo waren twee van de bestudeerde panelen bijgezaagd om ze als planken of deuren in een kast te verwerken. Ze werden verknoeid, maar hun nieuwe functie betekende wel hun redding. Een ambachtelijk voorwerp dat zijn functie verloor, was immers ten dode opgeschreven; de kast bleef tenminste bestaan. Ten derde heeft de Beeldenstorm van 1566 talloze slachtoffers gemaakt.

Jan van der Asselt, Pieter van Beervelt, een zekere Meester Vrancke, Jan Coene, Claus Poulette, het zijn maar enkele schilders die rond 1400 actief waren. Het zijn mannen wier namen niet meer aan hun schilderwerk gekoppeld kunnen worden. Het corpus van circa dertig stukken is een erg uiteenlopende verzameling. Meestal gaat het om kleine en bescheiden stukken, soms om grote en prestigieuze kunstwerken. Er zijn reliekschrijnen, retabels, een tondo, diptieken en polyptieken. Of het opmerkelijke retabel in de vorm van een toren uit de collectie van het Antwerpse Museum Mayer van den Bergh.

Tien van die kostbaarheden huizen in Belgische collecties en vormen het onderwerp van deze publicatie. Ze werden op elke mogelijke manier geanalyseerd: de verflagen werden met uiteenlopende laboratoriummethodes onderzocht, diverse fotografische technieken werden gebruikt en infraroodreflectografie werd gebezigd om door de verflagen heen te kijken, op zoek naar een mogelijke glimp van een ondertekening.

Broederlam, de hofmeester

Rond 1400 is de beeldende kunst in West-Europa dus in beroering, vernieuwing is op til. Stijve figuren worden beweeglijk; hoof-den krijgen een gevoelsgeladen uitdrukking; een huiselijk realisme steekt de kop op; figuren zweven niet langer in het ongewisse, maar krijgen een plaats in de ruimte; het landschap wenkt heel zachtjes. Nieuwe en oude stijl zweven dooreen – net zoals de geschiedenis.

In 1369 trouwde Bourgondisch hertog Filips de Stoute (1342-1404) met Margaretha, de dochter en enige erfgenaam van graaf van Vlaanderen Lodewijk van Male. Om de Franse koning in stijl te overtreffen, voerde hij een geprofileerd kunstmecenaat. Macht was een zaak van decorum: door met geld te smijten, verzekerde men zijn stand. Wie had de meest behendige ambachtsmannen onder contract en wie had de meeste handschriften in zijn privébibliotheek, daar draaide het om. Het zou de motor blijken achter de opgang van de Oudnederlandse kunst.

Vanaf 1385 liet Filips nabij Dijon, de hoofdstad van Bourgondië en Vlaanderen, een kartuizerklooster optrekken. Het doel: de nagedachtenis van zijn geslacht eren met een funerair monument. Een plejade van Europese kunstenaars werd in de arm genomen. Een van hen was de Ieperling Melchior Broederlam, de enige pre-eyckiaanse paneelschilder wiens naam nog aan een werk gekoppeld kan worden. Hij moet een kunstenaar van formaat zijn geweest. Net zoals Jan van Eyck na hem, trad hij op als offi-cieel hofschilder en was zijn takenlijst heel divers: decoratieve werkjes zoals het ontwerpen van vloertegels, het schilderen van banieren, vergulden van beeldhouwwerk of het ontwerpen van kostuums voor ambtsleden. Voor de kartuizerkerk werkte hij samen met Jacques de Baerze aan twee prestigieuze altaarstukken: het Retabel van Heiligen en Martelaren en de Kruisigingstriptiek. De binnenkant van dat laatste drieluik omvat een gesculpteerde kruisiging, die De Baerze in 1391 in zijn studio in Dendermonde afwerkte. Vervolgens werd dit in Ieper door Broederlam verguld en gepolychromeerd. Hij beschilderde de twee buitenluiken met de Annunciatie, de Visitatie, de Presentatie in de tempel en de Vlucht naar Egypte.

Filips de Stoute was zo verrukt met zijn schilder dat hij hem boven op zijn jaarloon 200 gouden franken extra uitkeerde: ‘Voor het goede en bekorende werk dat hij heeft vervuld en nog altijd doet, dag na dag.’ Van de kartuizerkerk van een van de machtigste en rijkste mannen van Europa rest vandaag niet veel meer. De razende Franse Revolutie liet enkel het portaal in ere. Broederlams werk bevindt zich vandaag in het Musée des Beaux-Arts van Dijon, naast de tombes van Filips, zijn zoon Jan zonder Vrees en de weergaloze Mozesput.

Meer op komst

De ploeg van het KIK heeft niet alleen belangrijk studiewerk afgeleverd, de kunstwerken werden er soms ook fysiek beter van. Het interdisciplinaire instituut restaureerde onder meer het Ursulaschrijn uit het Memlingmuseum in Brugge en de Graflegging uit het Museum voor Schone Kunsten van Gent. Prompt kwamen staaltjes van hoogwaardig realisme bovendrijven. Bovendien komt er nog een vervolg op de studie: de overige twintig pre-eyckiaanse panelen uit buitenlandse verzamelingen wachten op een grondige check-up. Het beeld van die heteroclytische kunst zal nogmaals gecorrigeerd worden. En wat al dan niet in foetale vorm al aanwezig was bij de voorgangers van Van Eyck, zal verder blijken.

Maar de weg naar Jan van Eyck is lang en moeilijk. Eigenlijk ís er geen weg, we kennen enkel de windrichting. Enkele nauwkeurige richtingaanwijzers, zoals deze studie, bieden een vernieuwend perspectief. De context en het karakter van de pre-eyckiaan-se paneelschilderkunst zijn in hun waarde hersteld. Ze hoeft niet meer het primitieve opstapje naar de Ars nova van Van Eyck en consorten te zijn. Zo krijgt gesofisticeerde kunst uit de duistere middeleeuwen alsnog stap voor stap haar glans terug.

PRE-EYCKIAN PANEL PAINTINGS IN THE LOW COUNTRIES, IN DE REEKS CONTRIBUTIONS TO FIFTEENTH-CENTURY PAINTING IN THE SOUTHERN NETHERLANDS AND THE PRINCIPALITY OF LIèGE (NR. 9), DOOR DOMINIQUE DENEFFE, FAMKE PETERS, WIM FREMOUT, ED. CYRIEL STROO, UITGEGEVEN DOOR HET KONINKLIJK INSTITUUT VOOR HET KUNSTPATRIMONIUM (KIK). INFO: www.kikirpa.be

DOOR MATTHIAS DEPOORTER

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content