De vrouwen van Sir Paul

Paul McCartney Elke Britse jongen wilde Paul zijn. © Michael Ward/Getty Images

De Britse schrijver Philip Norman vergaarde renommee met Shout!, een toonaangevende biografie van The Beatles, en met John Lennon: The Life uit 2008. Eén man vond er niets aan: Paul McCartney, die moeilijk kon leven met Normans uitspraak dat ‘John Lennon drie vierde van The Beatles was’. Vandaag ligt Paul McCartney – De Biografie in de winkel. Mét de zegen van Sir Paul. En van ene Yoko Ono. Een voorpublicatie in drie delen, aan de hand van de vrouwen in Pauls leven.

Yoko Ono: samen naar het toilet

De journalisten die van heinde en verre samenstroomden bij de met appelgroene vloerbedekking beklede ashram van de Beatles op Savile Row hadden geen flauw vermoeden dat het sacrosancte viertal een vijftal was geworden. Voor Paul, George en Ringo gold aanvankelijk hetzelfde.

Na haar ontmoeting met John, in 1966 in de Indica-galerie, was Yoko Ono niet teruggekeerd naar New York, maar had zich in Londen gevestigd en was een eigen rol gaan spelen in de welig tierende stedelijke popcultuur. Nu en dan berichtten de kranten over haar aandachttrekkende stunts, die nog niet werden herkend als ‘performance art’, zoals het in witte doeken verpakken van de stenen leeuwen op Trafalgar Square, of een film met de titel Bottoms die inderdaad geheel bestond uit anonieme blote achterwerken.

De weinige persfoto’s uit die tijd toonden een kleine Japanse vrouw in vormeloze zwarte kleding met een ernstig gezicht dat half verscholen ging achter een woeste bos zwart haar en in tegenspraak leek met de ogenschijnlijke zinloosheid en absurditeit van haar projecten. Haar activiteiten als kunstenaar strekten zich uit tot plastiek, films, poëzie en muziek, en dat steeds in een vorm die sterk afweek van het gangbare, en dan ook bedoeld was om te prikkelen en te provoceren. Met haar vijfendertig jaar was ze acht jaar ouder dan John, en dat was haar aan te zien. Een groter contrast met de direct toegankelijke, superchique, zonnige Beatles was niet denkbaar. John was vanaf die eerste ontmoeting gefascineerd geweest door Yoko, maar deed – na een eerste onhandige verleidingspoging – twee jaar lang geen verdere moeite om haar beter te leren kennen. Ze waren beiden getrouwd – Yoko met haar tweede echtgenoot, de Amerikaanse cineast Tony Cox – en de in veler ogen zo roekeloze, onconventionele Beatle was doodsbenauwd voor een mogelijk schandaal.

Gedurende de periode van Sgt. Pepper, de Maharishi en de oprichting van (het label) Apple was de tantaliserende Yoko niettemin steeds in de periferie van Johns blikveld gebleven. Op zijn nachtkastje lag een exemplaar van haar boek Grapefruit, een verzameling ‘instructieve gedichten’, zoals ze het zelf noemde, die even letterlijk uitgevoerd dienden te worden als noten in een partituur – ‘Steel een maan op het water met een emmer’ of ‘Teken een kaart om te verdwalen’.

Voor een expositie onder de titel Half a Wind Show, die bestond uit helften van huiselijke objecten, zoals een tafel, een stoel en een bed, vroeg ze John om een financiële bijdrage, die ze ook kreeg, al was hij nog te beducht om zijn naam te laten vermelden op de lijst met sponsors. Tijdens zijn verblijf in India stuurde ze hem een hele reeks briefkaarten met raadselachtige berichten (zoals ‘Kijk naar me uit, ik ben een wolk aan de hemel’), die Tony Bramwell in Rishikesh afleverde in een simpele bruine envelop, zodat Cynthia (Powell, Lennons vrouw) ze niet zou zien. Het kwam pas tot een relatie in mei 1968, toepasselijk genoeg kort na het promotiereisje naar New York dat John en Paul hadden gemaakt, waarbij Paul opnieuw Linda Eastman tegen het lijf was gelopen. Toen Cynthia met vakantie was, nodigde hij Yoko uit in zijn neo-Tudorhuis in Surrey. Bij haar terugkeer trof Cynthia voor haar slaapkamerdeur een paar Japanse muilen aan, en daarachter het kersverse paar.

Wat John met Yoko overkwam, was precies wat Paul had ervaren met Linda: na een jarenlange relatie die nooit echt warm of bevredigend was, vond hij opeens de ‘klik’. Tien jaar later stond het hem nog scherp voor de geest. ‘Mijn God, dacht ik, dit is anders dan alles wat ik ooit heb meegemaakt. Dit is bijzonderder dan een grote hit. Het is meer waard dan goud. Het is meer dan wat dan ook.’

Hij vertrok ogenblikkelijk bij Cynthia en hun vijfjarige zoon Julian, en Yoko verliet haar echtgenoot Tony Cox en haar dochter Kyoko. Vanuit het oude Liverpoolse idee van de ‘beste vrienden’ was Paul de eerste aan wie John het nieuws vertelde. Alleen deed hij dat niet zozeer om hem op de hoogte te brengen, maar eerder om hem te waarschuwen, voor het geval Paul iets van plan was met Yoko.

(…)

De consequenties van Johns nieuwe partnerschap werden pas ten volle duidelijk toen The Beatles eindelijk aan de slag gingen met hun volgende album. Toen ze weer bijeenkwamen in Studio 2 van Abbey Road had John Yoko bij zich. Als er pardoes een vrouw was komen binnenlopen in een klooster of een middeleeuws college in Oxford had de schok nauwelijks groter kunnen zijn. ‘Jongens uit het noorden namen nu eenmaal hun vrouw of vriendin niet mee naar het werk’, zegt Tony Bramwell. ‘Vanaf het allereerste begin had altijd de regel gegolden: “Geen vrouwen in de studio”. Pattie (Harrison) kwam weleens langs om George op te halen, of Maureen en Ringo (Starr) troffen elkaar daar als ze ergens naar een club gingen, maar daar bleef het bij.’ John, die drommels goed wist hoe buitensporig deze stap was, liet doorschemeren dat het maar een eenmalig bezoek was, omdat Yoko depressief was geweest en opgevrolijkt moest worden. ‘Ik had geen idee wat hij tegen de anderen had gezegd’, vertelde ze later. ‘Ik begreep maar niet waarom ze telkens vroegen of ik me al beter voelde.’ Omdat het ondenkbaar was dat Lennon een privilege zou genieten en McCartney niet, mocht ook Jane Asher kort daarna mee naar een opnamesessie van The Beatles – voor het eerst in vijf jaar. Toen zijn relatie met Jane in het slop begon te raken, nam hij in haar plaats Francie Schwartz mee, de New Yorkse medewerkster van de pr-afdeling van Apple, die kort daarvoor zijn belangstelling had gewekt. Dat hem tijdens zijn ontmoeting met Linda Eastman in LA de schellen van de ogen waren gevallen, weerhield hem er niet van een affaire te beginnen met Francie Schwartz, en toen het uit was met Jane vroeg hij Francie bij hem in te trekken in Cavendish. Hij deed geen moeite om dat geheim te houden voor zijn collega’s bij Apple. Peter Ashers secretaresse, Chris O’Dell, nam Francies etage in Chelsea over.

Paul bleef intussen ook nog omgaan met zijn ‘geheime’, weinig eisen stellende vriendin Maggie McGivern. ‘Op een dag, toen we een ritje met de auto maakten, kreeg hij plotseling een idee voor een song en had behoefte aan een piano om het uit te proberen’, vertelt ze. ‘Dus stopten we bij de flat van Alma Cogan in Kensington. Alma was toen al overleden [aan kanker, in 1966], maar haar zusje Sandra kende Paul ook en heette ons hartelijk welkom. Zo werd ik de allereerste die The Long and Winding Road te horen kreeg.’

Intussen was het duidelijk dat Yoko’s verblijf in de studio niet tot één dag beperkt zou blijven. Ze kwam elke avond met John mee en posteerde zich dan op een kruk naast hem. Als hij het wilde hebben over iets wat hij aan het zingen of spelen was, vroeg hij het niet meer eerst aan Paul of George Martin, maar aan haar. Ze waren totaal onafscheidelijk: Yoko ging zelfs met John mee naar het toilet, niet tot aan de deur, maar helemaal naar binnen.

Het treffendste voorbeeld van haar bemoeizucht en hardnekkigheid, zo wil de overlevering, is dat niemand anders ook maar even met hem alleen mocht zijn. Volgens Yoko kwam ze alleen maar tegemoet aan Johns bijna pathologische jaloezie en bezitsdrang. ‘Hij dwong me met hem mee te gaan naar de wc. Hij was bang dat Paul of een van de andere Beatles avances zou maken als ik ook maar een paar minuten alleen in de studio bleef.’

Linda Eastman: de hoon, de heiligverklaring

De hoogste eer die zijn land hem kon geven, de titel van Sir, was onbelangrijk nu elke dag in het teken stond van een regel uit Yesterday die hij dertig jaar geleden zo luchthartig had opgeschreven: ‘There’s a shadow hanging over me.’ Linda was door haar zoveelste chemokuur zo verzwakt dat ze niet met hem mee kon naar de ceremonie waar niet alleen hij Sir werd, maar zij ook Lady. Voor hij naar het paleis vertrok, gaf ze hem een horloge met de inscriptie: ‘Voor Paul, mijn ridder in zijn blinkende wapenrusting’.

Met de kerst lag de diagnose van Linda twee jaar in het verleden. Niet alleen had ze vele chemokuren gehad, maar ook een beenmergtransplantatie; daarnaast had ze talloze homeopathische en alternatieve therapieën geprobeerd, al was ze niet met dolfijnen gaan zwemmen, zoals een goedbedoelende vriendin had aangeraden. Ze was zelfs gestopt met marihuana, al was dat nog het enige wat de pijn en de angst verdoofde. Er was weer reden tot voorzichtige hoop, want als de artsen het over haar kanker hadden, gebruikten ze niet het gevreesde woord ‘agressief’.

Afgezien daarvan zag ze het onvermijdelijke met stoïcijnse kalmte onder ogen. Negen maanden daarvoor had ze haar testament gemaakt, en nu hield ze zich bezig met een toekomst die ze zelf niet meer zou meemaken. Ze overlegde over de toekomst van Linda McCartney Foods met directeur Tim Treharne, selecteerde foto’s voor een nieuwe tentoonstelling van haar werk, en regelde zelfs al het een en ander voor de eerste kerst die Paul en de kinderen zonder haar zouden doorbrengen. Het was misschien wel de indringendste van de vele overeenkomsten met zijn moeder, die, toen ze stervende was aan borstkanker, ervoor had gezorgd dat er na haar overlijden voor hem en zijn broer Michael een stapel gewassen en gestreken kleren klaarlag.

Linda wilde het liefst op de plek zijn waar ze volledige privacy had, en dus nam Paul haar begin april mee naar hun eenvoudige, geheime plekje in Arizona. Vlak voor ze vertrok, deed ze nog een fotosessie met haar vriendin Chrissie Hynde. Toen ze afscheid namen, omhelsde Linda haar niet liefdevol, zoals anders. Voor Chrissie was het duidelijk: ze nam voorgoed afscheid. ‘Daar wilde ze niet sentimenteel over doen. Ze wilde niet verdrietig zijn.’

In Tanque Verde werd duidelijk dat ze nog maar een paar dagen te leven had. Duidelijk voor iedereen, behalve Linda zelf, die bleef paardrijden tot 15 april. Toen lieten haar krachten haar eindelijk in de steek. Paul moest beslissen of hij haar moest vertellen hoe nabij het einde was, en besloot dat niet te doen. ‘Ik heb het er met haar arts over gehad. Die zei: “Ik denk niet dat ze het wil weten. Het is zo’n sterke meid, zo op de toekomst gericht, zo positief, dat ik denk dat je haar daar geen dienst mee bewijst.”‘

Ze overleed in de vroege ochtend van 17 april 1998, 56 jaar oud. ‘De kinderen en ik waren erbij toen ze de grens overging’, vertelde Paul later. ‘Ze hebben nog tegen haar kunnen zeggen hoeveel ze van haar hielden. Ten slotte zei ik: “Je zit op je prachtige appaloosahengst. Het is een heerlijke lentedag en de hemel is onbewolkt en blauw…” Net toen ik aan het eind van de zin was, vielen haar ogen dicht en gleed ze zachtjes weg.’

(…)

De jongen die zijn moeder had verloren aan borstkanker, was daar doorheen gekomen ‘door een scherm om me heen op te trekken’. De vijfenvijftigjarige vader van vier kinderen stonden gelukkig andere mogelijkheden ter beschikking. Zo hoefde hij de nacht na Linda’s overlijden niet in grenzeloze eenzaamheid in het bed te liggen dat ze bijna negenentwintig jaar hadden gedeeld. ‘Ik wist dat alleen slapen te verdrietig zou zijn voor pap’, vertelde zijn zoon James later. ‘En dus hield ik hem gezelschap.’ Dit keer kon hij toegeven aan zijn ontreddering, en de tranen die steeds maar opwelden laten komen. Hij kon over niets anders praten dan Linda. ‘Was ze niet geweldig?’ snikte hij over de telefoon tegen haar oude journalistenmaatje Danny Fields. ‘Was ze niet mooi? Was ze niet slim en verstandig en mooi en lief?’

Na hun terugkeer uit Arizona dook hij onder in Peasmarsh. Zijn creatieve energie was even helemaal weg. ‘Mijn vrienden en ook een paar artsen zeiden: “Stort je op je werk. Aan de slag. Dingen doen. Dingen doen”‘, herinnerde hij zich later. ‘Maar dat kon ik gewoon niet. En dus deed ik niks. Ik liet het allemaal maar over me heen komen.’ De paar mensen met wie hij nog wel contact had, waren vooral de mensen met wie Linda een hechte band had gehad, zoals Carla Lane en Chrissie Hynde. In de enige verklaring die hij via Geoff Baker liet uitgaan, bedankte hij iedereen voor hun medeleven en vroeg hij mensen die Linda wilden eren geld te geven aan onderzoek naar borstkanker of vegetarisch te gaan eten.

De stukken in de pers waarin haar overlijden werd herdacht, leken in niets op de vijandige, spottende en neerbuigende reacties die ze vele jaren van jaloerse Beatle-fans en boosaardige media te verduren had gekregen. De ontroerde en respectvolle dingen die mensen in de krant en op tv zeiden, riepen zelfs herinneringen op aan de dood van prinses Diana, kort daarvoor, ook al was hun blonde haar het enige wat die twee tragedies gemeen hadden.

De eerste keer in twee maanden dat Paul weer in de openbaarheid verscheen, was bij een herdenkingsdienst voor Linda, op 10 juni, op een regenachtige avond, een week voor zijn zesenvijftigste verjaardag. De dienst werd gehouden in de protestantse kerk van St. Martin in the Fields in Londen. Onder de zevenhonderd aanwezigen bevonden zich George, Ringo, Sir George Martin, Pete Townshend, Sting, Elton John (inmiddels ook geridderd), en de twee shetlandpony’s die haar laatste kerstcadeau waren geweest.

Heather Mills: het mijnenveld

Exact een maand later was hij in het Dorchester-hotel in Londen voor een eresaluut aan Linda. Dat gebeurde tijdens het uitreiken van de eerste Pride of Britain Awards van de Daily Mirror aan mensen die heldhaftige dingen hadden gedaan, ernstige problemen het hoofd hadden geboden of op een andere manier ‘verschil hadden gemaakt’. Paul zou een Linda McCartney Award for Animal Welfare uitreiken aan Juliet Gellatley, een voorvechtster van het vegetarisme.

Een van de prijzen voor ‘uitzonderlijke moed’ ging naar Helen Smith, een jonge vrouw van 24 die als gevolg van hersenvliesontsteking beide benen en beide handen moest missen, maar toch een rijk leven kon leiden, biologie was gaan studeren en zelfs piano speelde. Ze werd aan het publiek voorgesteld door een andere vrouw die een verminking had overwonnen: fotomodel en actievoerder voor het goede doel Heather Mills, bij wie na een verkeersongeval het linkerbeen gedeeltelijk was geamputeerd.

Nu zag Paul een spectaculaire jonge vrouw van 31, gekleed in een strakke rode top en een witte broek die haar ronde vormen fraai lieten uitkomen, maar toch de indruk wekten dat ze het eigenlijk te druk had om zich veel aan haar uiterlijk gelegen te laten liggen. De prothese aan haar linkerbeen was nauwelijks te zien toen ze het podium op rende, haar korte blonde haar opzij streek en aan een gepassioneerd verhaal begon over de problemen waar mensen die ledematen moeten missen, tegenaan lopen. Haar noordoostelijke accent was even zacht en melodieus als dat van Liverpool rauw is.

Was Linda in de optiek van sommigen een tijdelijke plaatsvervanger geweest van Diana, Heather Mills leek wel haar opvolgster. Diana had zich de laatste maanden van haar leven vooral beziggehouden met het probleem van landmijnen, die in al dan niet voormalige oorlogsgebieden nog steeds duizenden onschuldige slachtoffers maken, voor een groot deel kinderen. Na Diana’s dood had Heather de fakkel overgenomen van de campagne om landmijnen uit te bannen, al was ze al eerder bij die campagne betrokken dan Diana en had ze veel grotere fysieke risico’s gelopen.

Ze werden bij de plechtigheid zelf niet aan elkaar voorgesteld, maar kort daarna nam hij contact met haar op. Hij wilde het graag met haar hebben over haar projecten. Wellicht kon hij haar daarbij helpen. Er volgden een paar zakelijke besprekingen, en daarna besloot hij 150.000 pond te schenken aan de Heather Mills Health Trust. Nog later nam hij haar mee uit eten en ontdekte dat ze kort daarvoor vegetariër was geworden, na een homeopathische behandeling aan haar been.

Heathers autobiografie, Out on a Limb, die vier jaar daarvoor was uitgekomen, was een sensatie geworden. Ze had een gruwelijke jeugd achter de rug in Washington, een stad in het noordoosten van het land. Haar moeder was zwak, haar vader liefdeloos en gemeen. Ze was vaak getuige geweest van huiselijk geweld, was seksueel misbruikt, had diefstalletjes gepleegd en was door de gemeentelijke autoriteiten met haar jongere zusje Fiona een tijd in een kindertehuis geplaatst. Toen ze negen was, ging haar moeder er met een ander vandoor. Ze liet Heather en de twee andere kinderen over aan de goede zorgen van hun vader, die later in de cel werd gezet voor fraude.

Ze vertelde dat ze op haar dertiende, toen ze bij haar moeder in Londen woonde, van huis was weggelopen. Eerst had ze werk gevonden op een kermis in Clapham Common en daarna had ze op straat rondgezworven, eten gestolen uit supermarkten en in een doos geslapen, samen met veel andere daklozen, onder de bogen van treinstation Waterloo.

Op een zonnige zondagmiddag in augustus 1993 wandelden zij en haar toenmalige vriend Raffaele Mincione van De Vere Gardens in Kensington naar Hyde Park. Toen Heather bij een voetgangersoversteekplaats de weg overstak, werd ze aangereden door een motoragent die samen met andere politievoertuigen met hoge snelheid onderweg was naar prinses Diana in Kensington Palace. Later zou de noodoproep vals alarm blijken te zijn. Door de klap werd haar linkerbeen er net onder de knie afgerukt. Terwijl ze op de grond lag, zag ze haar afgerukte onderbeen een paar meter verderop liggen. De auto’s moesten ervoor uitwijken.

In het ziekenhuis raakte haar gewonde been steeds verder geïnfecteerd. Er moest steeds meer van worden geamputeerd, tot ze bang werd dat ze ook haar knie kwijt zou raken.

Ze schafte haar eerste kunstbeen (een confectiemodel) aan voor 1500 dollar, leerde er fenomenaal snel mee omgaan en was kort daarna alweer aan het joggen, skiën, paardrijden, duiken, skeeleren, tennissen en klimmen. Voor elke sport gebruikte ze een speciaal gemaakt model. ‘Een schoolvoorbeeld van moed’, schreef de boulevardpers.

Al in dit vroege stadium waarschuwden vele mensen rond Paul hem dat hij zich nu zelf in een mijnenveld dreigde te begeven. Maar hij was doof voor alle goede raad, zoals iedereen zou zijn die op het hoogtepunt van de punk een miljoen exemplaren van ‘Mull of Kintyre’ had verkocht.

Later zouden er heel wat theorieën worden bedacht om antwoord te geven op de vraag hoe iemand die normaal gesproken zo intelligent en behoedzaam te werk ging zo snel en hevig voor iemand had kunnen vallen. Een van die theorieën was dat hij na zijn lange, monogame relatie met Linda buitengewoon kwetsbaar was, en dat de combinatie van een krachtige, verleidelijke vrouw én een maatschappelijk geweten onweerstaanbaar was. Wat ook meetelde, was opluchting: eindelijk iemand die absoluut niet onder de indruk was van zijn faam als Beatle. Heather was te jong om de Beatle-gekte te hebben meegemaakt. Ze zei zelfs dat ze nauwelijks iets van hen wist, al had ze Wings best leuk gevonden.

Het echte antwoord schijnt de zorgzame kant te zijn geweest die hij van zijn onzelfzuchtige moeder had geërfd. In de drie jaar dat Linda ziek was geweest, was dat aspect van zijn persoonlijkheid sterk op de voorgrond getreden. Toen Joe Flannery, zijn oude vriend uit Liverpool, vroeg wat hem in Heather had aangetrokken, was zijn antwoord heel simpel: ‘Ik keek naar haar been en zei: “Ach, gos.”‘

In de media hadden vragen over het leven dat ze had geleid voor ze Paul ontmoette, plaatsgemaakt voor verontwaardiging over haar vermeende nadelige invloed op hem. Het leek sterk op wat Linda in de jaren zeventig was overkomen. Men vond dat ze zijn status van uiterst salonfähige popster had verlaagd door hem te laten opdraven op schreeuwerige tv-shows zoals Who Wants to Be a Billionaire?, hem zijn haar te laten verven, en aan zijn gezicht te laten sleutelen.

In deze fase kwam Paul nog steeds over als een loyale en beschermende echtgenoot. In februari schreef hij een uitgebreide ‘notitie’ aan de vele fans die Heather dankzij haar website nog steeds had, en reageerde puntsgewijs op de ‘valse verzinsels die uit de pen van journalisten vloeien’.

Als jongen van veertien had Paul een nummer geschreven dat bol stond van gezellige beelden van een oude dag waarvan hij zich toen nog geen voorstelling kon maken – klusjes in huis doen en tuinieren, net als zijn vader, terwijl zijn vrouw kalmpjes ‘naast de kachel een trui zat te breien’, op zondag een eindje toeren en op vakantie ‘naar een huisje op het eiland Wight’. Maar nu hij echt vierenzestig was, wachtten hem heel andere dingen. Toen hij op 18 juni deze mijlpaal haalde, barstte een orgie los van ‘birthday greetings’ (van journalisten), met metaforische ‘Valentines’ en ‘bottles of wine’. Anders dan het nummer voorspelde, was hij niet zijn haar aan het kwijtraken, al was de kleur niet meer helemaal puur natuur. En op de vraag ‘Will you still need me?’ was het antwoord een klinkend, unaniem ‘Ja’.

Helaas kwam de boulevardpers met wat minder aangenaam nieuws. ‘Lady Macca’s hardcore porno schande’ blèrde de Sun op 5 juni op de voorpagina. De krant had kleurenfoto’s bemachtigd uit Die Freuden der Liebe, een in 1988 in Duitsland verschenen voorlichtingsboek, waarin te zien was hoe Heather gesimuleerde gemeenschap had met een man, beiden dik in de olie gezet, als Kanaalzwemmers die de verkeerde afslag hebben genomen. Later verschenen nog explicietere foto’s, waarop ze in haar eentje te zien was, met schaamhaar en al.

Daarop kwam News of the World met ‘Heather, de hoer van vijf mille’, waarin ze ervan werd beschuldigd dat ze tijdens haar carrière als fotomodel ook aan prostitutie had gedaan. Dat ontkende ze, en ze kondigde aan dat ze het blad zou aanklagen wegens smaad, maar spande geen rechtszaak aan.

Op 29 juli kwam Paul met een vordering tot echtscheiding. Als redenen voerde hij ‘onredelijk gedrag’ aan, en hij beschuldigde haar ook van twistziek gedrag, grof optreden tegen het personeel en het weigeren van seks (al had ze tegen The Guardian gezegd dat het daar elke dag van kwam). En daarmee werd er een dikke streep gezet door de roze regels waarmee ‘When I’m Sixty-Four’ besluit: ‘And if you say the word/ I could stay with you.’

John vertelde Paul meteen over Yoko om hem te waarschuwen, voor het geval Paul iets van plan was met haar.

De respectvolle dingen die mensen in de krant en op tv over Linda zeiden, riepen zelfs herinneringen op aan de dood van prinses Diana.

Op Linda’s herdenkingsdienst waren George, Ringo, Sir George Martin, Pete Townshend, Sting, Elton John, en twee shetlandpony’s.

Al in het vroege stadium waarschuwden veel mensen rond Paul hem dat hij zich met Heather Mills in een mijnenveld dreigde te begeven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content