De val van de euro

Ook op de financiële markt missen de zege van Donald Trump in de Verenigde Staten en het groeiende populisme in Europa hun impact niet: 1 dollar is bijna evenveel waard als 1 euro. Dat heeft niet alleen grote gevolgen voor onze portemonnee. Volgens sommigen komt zelfs het einde van de euro dichterbij.

Soms wordt een woord jarenlang niet of amper gebruikt, waarna het plots opnieuw opduikt. ‘Pariteit’ is zo’n woord. Het komt in veel vakgebieden voor, in verschillende betekenissen. Het kan bijvoorbeeld teruggaan op het Latijnse ‘parere’ – ‘baren’. In de geneeskunde slaat pariteit op het aantal keren dat een vrouw een kind op de wereld heeft gezet. Iemand met drie kinderen heeft dus pariteit drie. In de economie betekent pariteit iets heel anders. Daar stamt het af van het Griekse ‘pares’ – ‘gelijk aan’. Als twee zaken een gelijke waarde hebben, wordt gesproken van pariteit. Nu zien economen het gebeuren dat 1 euro binnenkort 1 dollar waard zal zijn, en dus spreken ze van pariteit. Onthoud dat woord. U zult het binnenkort almaar vaker horen.

Na de verrassende zege van Donald Trump bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen op 9 november, beleefden ook de wisselkoersen een schok. Vóór de uitslag bekend raakte, was 1 euro nog 1,11 dollar waard. Erna veerde de euro even op, maar sindsdien is onze munt snel bergaf gegaan. Eind vorige week was 1 euro nog 1,05 dollar waard. Sinds Trumps overwinningsspeech is de koers van de euro tegenover de dollar dus met meer dan 5 procent gedaald.

Een zwakkere euro heeft verstrekkende gevolgen. In de VS worden Europese producten goedkoper, maar alles wat wij in de VS kopen wordt duurder. U zult meer moeten betalen voor uw reis naar New York en de jeans of de Chrysler die u hier koopt. Anders gezegd: een lagere euro is goed voor onze export, maar we moeten meer betalen voor Amerikaanse import. Een duurdere dollar betekent voor ons ook een hogere energiefactuur, aangezien de olieprijzen nog altijd in dollar worden uitgedrukt.

Wisselkoersen hebben vaak veel weg van een rollercoaster. Dat is in het euro-dollarverhaal niet anders. Meteen nadat de euro in 1999 werd geïntroduceerd, verloor hij aan waarde tegenover de dollar. Algauw werd toen voor het eerst de pariteit bereikt. De euro zakte daarna nog verder weg, omdat de Amerikaanse economie sterk presteerde en de Europese in de versukkeling raakte. Op het dieptepunt, in 2000, kreeg je voor 1 dollar nog 83 eurocent. Na enkele jaren herpakte de euro zich en eind 2002 werd voor een tweede keer de pariteit bereikt. De euro bleef daarna aan waarde winnen. In de lente van 2008, toen de VS met de financiële crisis worstelde, kreeg je voor 1 euro zelfs 1,60 dollar – dubbel zoveel als acht jaar eerder. Zo hard gaat het op de wisselmarkten soms toe.

D-Markzone

Nu zijn we dus weer goed op weg naar pariteit. Wanneer zal 1 euro opnieuw 1 dollar waard zijn? Daarover speculeren valutaspecialisten volop, maar de meesten zien het in 2017 gebeuren. Waarom? Omdat Trump grote overheidsinvesteringen heeft aangekondigd. Hij wil onder meer wegen aanleggen en vernieuwen. Dat moet de Amerikaanse economie aanjagen. Hij beloofde ook belastingverlagingen, waardoor Amerikaanse gezinnen en bedrijven meer geld overhouden om te consumeren en te investeren. Op die manier wil de nieuwe president de Amerikaanse groei verdubbelen. Dat zal de prijzen de hoogte in jagen, en de inflatie zal toenemen. Om die onder controle te houden, zal de Federal Reserve, de Amerikaanse centrale bank, de rente verhogen. Hogere rentes impliceren hogere rendementen op beleggingen in de VS. De dollar wordt dan geliefder en zal in waarde stijgen.

In Europa is ondertussen een ander verhaal te horen. Hier is nauwelijks sprake van grote overheidsinvesteringen, zeker vergeleken met de plannen van Trump. De Europese economie zit in het slop, de prijsstijgingen zijn gering, de inflatie is dus erg laag. In tegenstelling tot haar Amerikaanse evenknie zal de Europese Centrale Bank de rente nog een tijdje laag houden. Daardoor blijven leningen goedkoop, maar blijven de rendementen op beleggingen ook laag. Dat alles drukt de koers van de euro.

Ook de politiek weegt op de koers van de euro. Net als in de VS wint in Europa het verzet tegen ‘het establishment’ veld. In Amerika is de politieke klasse de kop van Jut, bij ons de Europese Unie. In veel Europese landen doen partijen het goed die de EU en de eurozone willen ontmantelen. De brexit is een exponent van die beweging. De volgende maanden is er een referendum in Italië, en er komen verkiezingen aan in Oostenrijk, Nederland, Frankrijk en Duitsland. De verwachting is dat anti-Europese partijen sterker uit de bus zullen komen. Ook dat knabbelt aan de waarde van de euro op de wisselmarkt. Terwijl het populisme van Trump zorgt voor een duurdere dollar, veroorzaakt het populisme in Europa net een goedkopere euro.

Het groeiende anti-Europese sentiment doet opnieuw de vraag rijzen: heeft de euro een toekomst? Die vraag weerklinkt al sinds de invoering van de eenheidsmunt. In ons land nam vooral de huidige minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) ze in de mond, bijvoorbeeld in zijn boek Het einde van de euro uit 2011. Velen hadden gehoopt dat de euro de Europese landen dichter bij elkaar zou brengen, maar het tegenovergestelde gebeurde. Eén munt zonder politieke eenheid is moeilijk houdbaar. En als de economieën in (het rijke) Noord-Europa en (het arme) Zuid-Europa ondertussen verder uit elkaar drijven, wordt het nog moeilijker. Onlangs verscheen er nog een boek, De euro van de Amerikaanse Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz, waarin de vraag wordt gesteld: kan de euro worden gered? Het antwoord daarop lijkt, in de huidige Europese context, negatief te zullen zijn.

Wie de Europese muntunie al langer als ‘mislukt’ bestempelt, is de Nederlandse inmiddels 83-jarige voormalige eurocommissaris Frits Bolkestein. Hij is ervan overtuigd dat de eurozone over tien jaar niet meer zal bestaan, zo herhaalde hij onlangs nog in een interview. Wat dan in de plaats zal komen? ‘Ik zie een grote D-Markzone’, zei hij. Behalve Duitsland ziet hij Oostenrijk, Nederland en – ondanks onze veel te hoge staatsschuld – België tot die zone behoren.

Het einde van de euro betekent volgens Bolkestein niet noodzakelijk het einde van de EU. De interne markt zal volgens hem immers niet verdwijnen. ‘Ik denk ook dat landen vrijer moeten zijn om te beslissen aan welk deel van de EU ze willen meewerken en aan welk deel niet. Alleen dat kan een antwoord zijn op de weerzin tegen Europa bij de regeringen die wat afstand willen.’

DOOR EWALD PIRONET

Terwijl het populisme van Trump zorgt voor een duurdere dollar, veroorzaakt het populisme in Europa net een goedkopere euro.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content