Moraalfilosoof Patrick Loobuyck pleit voor een nieuw vak over levensbeschouwing in het secundair onderwijs. ‘We moeten leerlingen niet in aparte hokjes stoppen, maar juist samen zetten.’

Het idee rees vorig jaar. Het viel Patrick Loobuyck op dat er bij de viering van 50 jaar Schoolpact in het Vlaams Parlement niets werd gezegd over de levensbeschouwelijke vakken. Hij vult die leemte deze week op met een colloquium aan de Universiteit Antwerpen dat expliciet over die vakken gaat. ‘Wij hebben ons model, Frankrijk heeft er een ander, en in de Scandinavische landen doen ze het op hun manier. In Scandinavië is de stap gezet van een confessioneel naar een niet-confessioneel vak. Daar kunnen we misschien van leren. We leven per slot van rekening niet meer in dezelfde samenleving als 50 jaar geleden.’

Moet het Schoolpact op de schop?

PatrickLoobuyck: Dat is misschien wat veel gezegd. Maar ik vind wel dat het tijd wordt om in alle redelijkheid na te denken over de regeling die in het Schoolpact is afgesproken over levensbeschouwelijke vakken. Van het verzuilde, overwegend katholieke Vlaanderen van de jaren vijftig blijft alleen het skelet nog over. Er heeft een proces van mentale ontzuiling plaatsgehad. De samenleving is intussen sterk geseculariseerd en geïndividualiseerd. Er is ook een veel grotere diversiteit: het Schoolpact dateert nog van vóór de grote migratiestromen die sinds de jaren zestig en zeventig het aantal moslimleerlingen fors hebben doen stijgen, ook in katholieke scholen.

Speelt levensbeschouwing een minder belangrijke rol bij de schoolkeuze dan vroeger?

Loobuyck: Ik denk het wel. Voor veel ouders maakt het niet veel uit of hun kinderen godsdienst dan wel zedenleer volgen. In het officiële onderwijs is er vaak sprake van een soort levensbeschouwelijk toerisme, een soort shoppinggedrag. Ouders kiezen nog voor katholieke godsdienst vanwege de overgangsrituelen, maar zodra hun kinderen hun eerste of hun plechtige communie achter de rug hebben, schakelen ze over op zedenleer. Of op anglicaanse godsdienst, omdat ze weten dat er toch geen leraar anglicaanse godsdienst te vinden is.

U pleit voor de introductie van een nieuw pluralistisch vak over levensbeschouwing en filosofie. Hoe wordt daarop gereageerd vanuit katholieke en vrijzinnige hoek?

Loobuyck: In bladen zoals Tertio en Kerk en leven wordt bijvoorbeeld negatief gereageerd. Dat was te verwachten. Toen de Vlaamse Onderwijsraad in 2003 een advies uitwerkte om een nieuw neutraal vak ‘levensbeschouwelijke oriëntatie’ te introduceren naast de bestaande levensbeschouwelijke vakken, kwamen er bakken kritiek – zowel van katholieken als van vrijzinnigen. Op dit moment volgt goed 57 procent van de middelbare scholieren in het officiële onderwijs niet-confessionele zedenleer. De vrijzinnigen zouden blij moeten zijn met de introductie van een nieuw pluralistisch vak over levensbeschouwing, filosofie en ethiek voor iederéén. Maar dat zijn ze niet, omdat ze bang zijn dat ze de greep op hun eigen vak zullen verliezen. Het gaat hen dus om de macht van de zuil.

Begrijpelijk toch?

Loobuyck: Tja. Als je aan de leerkrachten Latijn vraagt om het vak Latijn af te schaffen, weet je ook wat het antwoord zal zijn. Het is geen toeval dat het colloquium deze week door de Universiteit Antwerpen wordt georganiseerd. Die koos na de fusie van katholieke en rijksinstellingen voor actief pluralisme. Mijn voorstel ligt volledig in de lijn van wat we daaronder verstaan. Actief pluralisme staat haaks op hokjesdenken. Een van mijn kinderen kreeg in de tweede kleuterklas al de vraag welk vak het in het eerste leerjaar zou volgen. Ze willen die kinderen dan al apart zetten. Dat is de logica van het verzuilde denken.

Is het vak niet-confessionele zedenleer dan geen ‘neutraal’ vak?

Loobuyck: Zo was het oorspronkelijk in ieder geval bedoeld. Het Schoolpact wilde een restvak creëren: wie geen boodschap had aan een van de erkende godsdienstvakken kon terecht bij niet-confessionele zedenleer. In principe dus inderdaad een neutraal vak. Maar in de feiten is het al lang ingenomen door de vrijzinnige zuil. De inrichtende macht, de RIBZ (Raad voor Inspectie en Begeleiding niet-confessionele Zedenleer, nvdr), valt trouwens onder de Unie voor Vrijzinnige Verenigingen.

Is het systeem zoals het vandaag bestaat met die hele waaier aan levensbeschouwelijke vakken niet erg duur?

Loobuyck: Zeker. Je moet extra lokalen en extra leerkrachten hebben. Dat leidt tot hoge personeelskosten. In het laatste financieringsdecreet, waarin Frank Vandenbroucke (SP.A) de lat tussen de netten gelijklegde, wordt daarom ook nog altijd rekening gehouden met een ‘objectief verschil’ tussen het officiële en het vrije onderwijs. Het systeem is zelfs zo duur dat het een struikelblok vormt om de leerplichtleeftijd tot vijf jaar te verlagen – een maatregel waarover een grote consensus bestaat en die de integratie van anderstalige nieuwkomers kan bevorderen. Iedere schooldirecteur van het officiële onderwijs zal je ook kunnen vertellen wat voor puzzelwerk het is om al die levensbeschouwelijke vakken in uurroosters in te passen. En hoe moeilijk het is om gekwalificeerde leerkrachten te vinden voor bijvoorbeeld islamitische godsdienst.

Wat zou dat nieuwe vak waar u voor pleit precies inhouden?

Loobuyck: Het zou geen levensbeschouwelijk vak moeten zijn maar een algemeen vormend vak over levensbeschouwingen. Dat is een belangrijke nuance. Ik pleit dus voor een verplicht vak waarin ruimte gecreëerd wordt om de grote levensbeschouwelijke, ethische, maatschappelijke en filosofische vragen aan bod te laten komen. Een verzuild systeem, waarin leerlingen apart worden gezet volgens levensbeschouwing, is niet meer van deze tijd. Ik denk dat het beter is ze samen te zetten. Het is van kapitaal belang dat je jonge mensen met diversiteit leert omgaan, dat je ze waarden als respect en tolerantie bijbrengt. We hebben nu dat heftige debat over de hoofddoek gehad, maar ik denk dat wat er soms in lessen islamitische godsdienst verteld wordt een veel groter probleem is.

Is er toch geen basiskennis van godsdienst nodig om iets van onze samenleving te begrijpen? Of om van de Vlaamse Primitieven te kunnen genieten?

Loobuyck: Vanzelfsprekend. Veel mensen zeggen: ‘Wij zijn kinderen van de Verlichting.’ Dat klopt ook wel, maar men vergeet erbij te zeggen dat we ook klein-kinderen van het christendom zijn. Dat is iets waar je niet omheen kunt. Kennis van de grote wereldgodsdiensten is inderdaad elementair, maar dat betekent daarom nog niet dat alle godsdiensten evenveel aandacht moeten krijgen: we moeten hier meer weten over het christendom dan over het confucianisme, om maar iets te zeggen. Overigens hebben ook veel leraars in het katholieke net het moeilijk om nog over God en de Kerk te praten. In de klas zit vaak een heel diverse leerlingenpopulatie, met soms weinig interesse. Bovendien is ook de levensbeschouwelijke identiteit van de godsdienstleerkrachten grondig veranderd. Het zijn om te beginnen geen priesters meer zoals in de jaren vijftig. Het zijn nu vaak zoekende mensen die zich steeds minder met de kerk identificeren. Weinig godsdienstleerkrachten gaan nog wekelijks naar de mis.

Toch zie je moslimkindjes die in de kleuterklas de handjes moeten vouwen en een kruisteken maken voor het eten.

Loobuyck: Het vrije onderwijsnet in Vlaanderen is in hoofdzaak katholiek. Maar ook katholieke scholen worden met diversiteit geconfronteerd. Er zijn ook katholieke concentratiescholen. Ze zouden, zoals in Limburg hier en daar is gebeurd, ook islamonderricht kunnen aanbieden. Dat kan, dat mag van de wet. Volgens cijfers van de Antwerpse Onderwijsschepen Robert Voorhamme (SP.A) zijn er bij hem in het stadsonderwijs scholen waar bijna iedereen voor islam kiest als levensbeschouwelijk vak. Dat zijn officiële scholen, maar in feite zijn het islamscholen geworden.

Is de verwachting niet dat de moslimgemeenschap straks ook seculariseert?

Loobuyck: Daar ben ik van overtuigd. Ik geloof niet dat de islam hier straks alles overneemt.

Als u het vak islamitische godsdienst in het gemeenschapsonderwijs afschaft, geeft u moslims toch een extra reden om eigen islamitische scholen op te richten?

Loobuyck: Nee, want ik wil dat vak niet afschaffen. Die vakken kunnen misschien facultatief worden gemaakt. Eigenlijk is dat vandaag ook al het geval, alleen weten weinig mensen dat. Niemand hoeft godsdienst of niet-confessionele zedenleer te volgen, daar is rechtspraak over van de Raad van State. Je kunt heel gemakkelijk vrijstelling krijgen. Anderzijds bestaat sinds 1988 de grondwettelijke verplichting voor het officiële onderwijs om levensbeschouwelijke vakken aan te bieden. Ik wil niet al te zeer in juridische details treden. Maar het is volgens ons perfect haalbaar om binnen het kader van de grondwet te blijven, door het huidige systeem om te keren. In plaats van vrijstelling te geven op aanvraag, zou men een systeem kunnen invoeren waarin alleen nog levensbeschouwelijke lessen worden georganiseerd als ouders en leerlingen dat vragen.

Naast dat nieuwe, verplichte vak?

Loobuyck: Ja, want dat nieuwe vak moet in onze visie tot de basisvorming behoren, net als wiskunde of biologie. Je zou dat vak modulair kunnen opbouwen, en de laatste twee jaar van het middelbaar onderwijs zou je voornamelijk filosofisch kunnen invullen. Het zou een pluralistisch vak moeten zijn. Ik vermijd het woord ‘neutraal’, want dat wekt verkeerde verwachtingen. Trouwens, ook over Engelse literatuur kan niet neutraal worden lesgegeven. Dat is dus het punt niet. Wat mij betreft, hoeft de leerkracht zich ook niet neutraal op te stellen. Als ik aan de UA levens-beschouwing geef, weet iedereen waarschijnlijk ook vrij snel dat ik geen katholiek ben. Dat levert geen probleem op om toch over het katholicisme te praten.

Waar stond u overigens in het hoofddoekendebat?

Loobuyck: Ik ben tegen een verbod. Ik vind niet dat er bij een verbod mensenrechten worden geschonden. Of dat Patrick Janssens en schooldirectrice Karin Heremans racisten of islamofoben zijn, want dat zijn ze niet. Maar ik vind een verbod op dit moment niet de meest verstandige keuze.

Waarom niet? Er wordt toch steeds luider geroepen dat de tijd van het naïeve multi-culturalisme voorbij is?

Loobuyck: Ik weet het, de politieke correctheid is van kamp veranderd. Er valt ook wel iets te zeggen voor het benoemen van problemen, maar een belangrijke nuance is wat ik de integratie-erkenningsparadox noem. De bedoeling van integratie moet zijn om mensen bij onze maatschappij te betrekken. Daarom organiseren we inburgeringscursussen. Als je mensen toelaat om hun leven hier te organiseren, is het een vorm van elementaire beleefdheid om te tonen hoe het huis in elkaar zit. Dat ze de instrumenten aangereikt krijgen om zich maximaal te ontplooien. Enerzijds zijn er een aantal minimale voorwaarden, zoals het leren van de taal. Anderzijds zullen mensen zich pas met onze samenleving identificeren als ze ook waardering krijgen voor hun manier van zijn. Een goed voorbeeld was dat het Gentse stadsbestuur tijdens het Europese Kampioenschap voetbal het grote Sint-Pietersplein ter beschikking stelde van Turkse fans. Of waarom voeren we in het middelbaar niet een richting Arabisch-Wiskunde in? Dat zou een signaal zijn aan een grote groep mensen dat er waardering is voor hun taal en cultuur.

Het hoofddoekenverbod wordt verdedigd met het argument dat er op meisjes een grote sociale druk wordt uitgeoefend.

Loobuyck: Als die sociale druk zo groot is, pak die dan aan. Mij is nog niet voldoende aangetoond dat dit is gebeurd. In mijn integratie-erkenningsparadox gooit een verbod bovendien olie op het vuur. De netoverschrijdende overeenkomst in Antwerpen verbiedt overigens alleen het dragen van de hoofddoek. Niet van andere re-ligieuze symbolen. En dat is, denk ik, juridisch een groot probleem. Want dat is zonder meer discriminatie.

HET TWEEDAAGSE COLLOQUIUM OVER LEVENSBESCHOUWING IN EEN SECULIERE EN GEDIVERSIFIEERDE SAMENLEVING WORDT OP 27 EN 28 NOVEMBER AAN DE UNIVERSITEIT ANTWERPEN GEHOUDEN. INFO: http://www.ua.ac.be/pietergillis en cpg@ua.ac.be.

DOOR PIET PIRYNS EN HUBERT VAN HUMBEECK

‘We hebben het heftige debat over de hoofddoek gehad, maar wat er soms in lessen islamitische godsdienst verteld wordt, is een veel groter probleem.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content