Het heeft altijd iets onwerkelijks als Cees Nooteboom in zijn eigen taalgebied verblijft. Daar zat de 76-jarige schrijver afgelopen zondag gewoon in de Antwerpse zaal Stuurboord. Je had de gedoodverfde Nobelkandidaat kunnen aanraken als je met uitgestoken hand op hem was afgestapt. Hij nam zijn Gouden Uil niet hautain in ontvangst, alsof de prijs hem vanzelfsprekend toebehoort, maar was zo beduusd als een debutant. ‘De organisatoren zijn erin geslaagd om me behoorlijk zenuwachtig te maken’, zei hij. En: ‘Ik had dit echt niet verwacht.’ Het klonk zeer gemeend.

Nooteboom verkeert in alle opzichten in het buitenland. Daar reist hij rusteloos rond sinds hij in 1953 naar Scandinavië liftte – en ontdekte dat hij meer een type voor de chao-tische, melancholieke mediterrane landen is. Daar was hij getuige van de geschiedenis: Parijs 1968, Berlijn 1989. Daar ontvangt hij prijzen en eredoctoraten: van de Oostenrijkse Staatsprijs voor Europese literatuur tot de Amerikaanse Pegasus Prize for Literature. Daar vindt hij vrienden bereid om een voorwoord bij een heruitgave van zijn werk te schrijven: A.S. Byatt, Rüdiger Safranski.

Ook zijn werk speelt zich vaak af in contreien waar geen Nederlands wordt gesproken. De verhalenbundel ‘ s Nachts komen de vossen – door de Gouden Uiljury terecht geprezen als ‘een superbe verkenning van de mensenziel, en van de weemoed die daar woedt’ – vormt daarop geen uitzondering. Veel verhalen spelen zich af in Italië of op het eiland Menorca, waar Nooteboom al veertig jaar de zomer en vroege herfst doorbrengt. Zoals het fraaie Heinz, waarin de verteller tevergeefs probeert in de lachende mensen op oude foto’s het drama in Ligurië te zien dat zij daar meemaakten.

Wat heeft Nooteboom nog in Nederland en Vlaanderen te zoeken? Hij zou zich beknot voelen als hij alleen maar gelezen zou worden door mensen die dezelfde taal machtig zijn. Hij is een kosmopoliet die schrijft voor alle lezers die worstelen met universele thema’s zoals de vraag naar het eigen wezen. Maar de taal houdt hem vast. ‘Als ik in een buitenlandse taal schrijf, speel ik misschien gitaar’, zei hij bij het aanvaarden van de Prijs der Nederlandse Letteren. ‘Maar in mijn eigen taal kan ik, als het goed is, op een orgel spelen met oneindig veel registers en nuances.’

Misschien was hij daarom wel zo verguld met De Gouden Uil. Nooteboom voelt zich afgewezen in het eigen taalgebied. Ondanks een carrière die is bezaaid met prijzen voor alle genres die hij heeft beoefend – inclusief de Visser Neerlandiaprijs voor zijn toneelstuk De zwanen van de Theems in 1960 – was hij ‘de meester van de geveinsde eruditie’. De Argentijns-Canadese essayist Alberto Manguel verklaarde dat ooit uit Nootebooms weigering ‘in te spelen op couleur locale en milde sociologie’ en zijn keus voor een ‘royaler, alomvattend uitgangspunt’.

De Gouden Uiljury wees hem er, eens te meer, op dat het tegendeel waar is. Noote-boom is werkelijk een van onze belangrijkste schrij-vers.

Maarten Dessing

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content