De Kerk zit in zwaar weer. Aantijgingen over seksueel misbruik zijn niet van de lucht, en daarbij krijgt het Vaticaan het hard te verduren. Kurt Martens, associate professor aan de Catholic University of America, pleit voor een heldere blik in tijden van verontwaardiging. ‘Wie kan nog in alle eerlijkheid blijven zeggen dat Ratzinger niets heeft gedaan tegen het misbruik?’

door kurt martens

Door Kurt Martens

De nieuwe berichten over kerkelijke pedofiliezaken volgen elkaar in snel tempo op. In januari liepen de eerste berichten over een misbruikschandaal aan het Berlijnse Canisiuscollege binnen. In de jaren zeventig en tachtig zouden verscheidene jezuïeten zich er schuldig hebben gemaakt aan seksueel misbruik van leerlingen. In februari kwam een ander schandaal aan het licht, in de school van de benedictijnen in Ettal (aartsbisdom München-Freising). Nog in die maand werd bekend dat in de jaren zestig en zeventig in het internaat van de sale-sianen in het Gelderse ‘s-Heerenberg jarenlang leerlingen werden misbruikt. Kort na zijn pastorale brief aan de katholieken van Ierland (19 maart 2010) kwam paus Benedictus XVI zelf onder vuur te liggen, toen The New York Times schreef dat hij als prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer in de jaren negentig niets had ondernomen tegen priester Lawrence C. Murphy, die ervan werd beschuldigd tussen 1950 en 1974 ongeveer 200 dove jongens te hebben misbruikt. Nog wat later werd beweerd dat hij een laïcisering van een pedofiele priester zou hebben tegengehouden of minstens vertraagd.

Laat één ding duidelijk zijn: misbruik van kinderen of minderjarigen kan niet worden getolereerd, nooit en nergens, dus ook en vooral niet in de Kerk. Helaas was de berichtgeving de voorbije maanden niet altijd even precies en correct, vaak zelfs tendentieus. Zo publiceerde de Zwitserse theoloog Hans Küng vorig weekend een drammerige brief die overloopt van het eigen grote gelijk, zonder enige vorm van nuancering en gevoel voor correcte informatie. Küng roept de bisschoppen op om een concilie samen te roepen om de crisis aan te pakken. Daarbij vergeet hij een klein detail: het is aan de paus om een concilie samen te roepen, niet aan de bisschoppen of een groep bisschoppen. Wat hij ook vergeet: indien een concilie zou worden samengeroepen, dan zou dat een concilie zijn dat samenkomt om een crisis te bezweren en aan te pakken. Dan krijgen we geen concilie Vaticanum III, maar een concilie Trente II. Wat voor concilie dat zou kunnen worden, daarvan kregen we in 2002 een voorproefje in de Verenigde Staten. In Dallas kwamen toen de Amerikaanse bisschoppen plenair bijeen. Ze stonden zwaar onder druk van de media en slachtoffergroeperingen om iets te ondernemen. Het resultaat van de vergadering was duidelijk: er werd een zero-tolerancepolitiek ingevoerd. Wie één keer een misstap begaat, kan geen enkele pastorale functie meer uitoefenen. Zelfs al wordt een clericus niet gelaïciseerd, in de praktijk komt dit op hetzelfde neer.

Alles voor de reputatie

De indruk die door de berichtgeving én Hans Küng wordt gewekt is dat de kerkelijke hiërarchie, met inbegrip van paus Benedictus XVI, de misbruikzaken in de doofpot heeft willen stoppen. Dat is op z’n minst een ongenuanceerde beeldvorming, en het is intellectueel oneerlijk. Jazeker, er zijn fouten gemaakt en de aanpak had beter gekund. Maar wat was er nu wel en wat was er niet aan de hand?

In zijn brief aan de katholieken van Ierland schrijft Benedictus XVI dat het hervormingsprogramma van Vaticanum II niet altijd goed werd begrepen, en dat een strafrechtelijke aanpak van canonieke irreguliere situaties werd vermeden. Een misplaatste zorg voor de reputatie van de Kerk heeft verhinderd dat canonieke straffen werden opgelegd. De paus schrijft verder nog dat bisschoppen de canonieke normen niet hebben toegepast in gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen. Dát is inderdaad de kern van het probleem: na Vaticanum II leefde lange tijd het idee dat de Kerk geen eigen rechtssysteem nodig had – we zouden de problemen wel pastoraal oplossen, was de gedachte. In de praktijk betekende dit dat een priester berispt en desnoods overgeplaatst werd. De ouders van slachtoffers werden soms ook voor een gesprek uitgenodigd. Meer niet. De gevolgen van die aanpak worden nu pas duidelijk, ook in België.

De impact van Ratzinger

Hoe had het dan wel gemoeten? We kunnen hier niet de hele procedure uit de doeken doen, maar dit zijn de krachtlijnen.

Tot 2001 was de instructie Crimen sollicitationis (1962) van kracht. De verantwoordelijkheid voor de behandeling van klachten van seksueel misbruik van minderjarigen lag tot dan in de eerste plaats bij de diocesane bisschop, met dien verstande dat de Congregatie voor de Geloofsleer een zaak naar zich toe kon trekken.

Sinds 2001 en het motu proprio Sacramentorum sanctitatis tutela (SST) van Johannes Paulus II is het delict van seksueel misbruik van een minderjarige een van de delicta graviora, en is het als dusdanig voorbehouden aan de Congregatie voor de Geloofsleer. Dat betekent dat wanneer de bisschop een geloofwaardige melding van seksueel misbruik van minderjarigen ontvangt, hij na het afronden van het vooronderzoek het dossier met zijn votum naar de Congregatie moet sturen. De Congregatie bestudeert de zaak en heeft drie opties. Eén: de Congregatie geeft de bisschop de toelating om een gerechtelijk strafproces te voeren. Twee: de Congregatie geeft de bisschop toelating om een administratief strafproces te voeren. En drie: in zwaarwegende zaken kan de Congregatie de paus verzoeken om de betrokkene ex officio weg te zenden uit de klerikale staat. Die drie opties maken een efficiëntere aanpak van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici mogelijk. Een gerechtelijk strafproces is niet langer de enige uitweg – maar dat leidt dan weer tot klachten over het ontzeggen van het recht van verdediging aan beschuldigde clerici.

Het moet gezegd: de nieuwe aanpak, sinds 2001, is wel de verdienste van de toenmalige prefect van de Congregatie, kardinaal Joseph Ratzinger (nu Benedictus XVI). Toen werd hem verweten dat hij met SST een machtsgreep had gepleegd en zijn eigen Congregatie had versterkt ten nadele van de andere departementen van de Romeinse Curie. De mentaliteit van een deel van die Romeinse Curie wordt perfect geïllustreerd door de brief van de toenmalige prefect van de Congregatie voor de Clerus, kardinaal Castrillon Hoyos, aan monseigneur Pican, bisschop van Bayeux-Lisieux. De bisschop was veroordeeld omdat hij een priester die een minderjarige had misbruikt niet had aangegeven bij de Franse justitie. In de bewuste brief feliciteerde de kardinaal de bisschop omdat hij de gevangenis had verkozen boven het verklikken van zijn priester. Dát was de mentaliteit waarmee Ratzinger af te rekenen had. En heeft.

Feit is dat de wijzigingen van SST een efficiënte aanpak van de delicten mogelijk maken. Om te beginnen zijn er de drie genoemde opties. Daarnaast is er de verjaringstermijn: die bedraagt voor aan de Congregatie voorbehouden delicten tien jaar. In het geval van seksueel misbruik van minderjarigen begint die echter pas te lopen vanaf de dag waarop de minderjarige achttien jaar wordt (voorheen was dit vijf jaar vanaf het ogenblik van het delict). Bovendien heeft de Congregatie de bevoegdheid om (op verzoek van de bisschop) de verjaringstermijn buiten werking te stellen en toch een procedure te starten. Nog een voorbeeld: voor delicten gepleegd vanaf 30 april 2001 is een minderjarige iemand die jonger is dan achttien jaar (tot dan zestien jaar, behalve in de VS, waar de minderjarige al vanaf 25 april 1994 gedefinieerd werd als jonger dan achttien jaar). Ten slotte kan de Congregatie ook eventuele procedurefouten van lagere rechtbanken wegwerken, zodat niemand op basis daarvan kan wegkomen. Wie kan nog in alle eerlijkheid blijven zeggen dat Ratzinger niets heeft gedaan tegen het misbruik?

SST maakt het mogelijk om zaken die zelfs burgerlijk niet meer kunnen worden vervolgd, toch nog aan te pakken. En, wat meer is, de Congregatie kan ook leken benoemen in deze procedures. In zijn open brief schrijft Hans Küng dat de geheimhoudingsplicht in deze zaken deel uitmaakt van de doofpotoperatie. Laten we eerlijk zijn: uit respect voor slachtoffer en beklaagde moeten de details van iedere zaak niet in de openbaarheid worden gegooid. Dat is een van de redenen voor een geheimhoudingsplicht. Ook in civiele strafprocedures kent men dergelijke geheimhoudingsverplichtingen, denk maar aan het geheim van het onderzoek in het Belgische recht. De suggestie van Küng is niet meer dan klinkklare nonsens.

Het lijdt geen twijfel dat de Kerk door al deze schandalen grote imagoschade heeft opgelopen. De media hebben een belangrijke rol gespeeld door ervoor te zorgen dat de realiteit onder ogen moest worden gezien, en dat de problematiek bespreekbaar werd op alle niveaus. Dat betekent echter niet dat diezelfde media nu een vrijgeleide hebben om om het even wat te schrijven. Maar ook de Kerk kan op het vlak van communicatie nog heel wat leren. De afgelopen weken en maanden hebben we gezien hoe het vooral niet moet.

Tot slot: we mogen in de toekomst nog meer onthullingen verwachten. Daar zullen helaas ook recente zaken tussen zitten, maar we moeten tegelijk erkennen dat de meeste zaken oude cases zijn die nu pas aan het licht komen of bespreekbaar worden. Het lijkt erop alsof alle clerici plots kindermisbruikers zijn geworden. Gelukkig gaat het slechts om uitzonderingen. Ook dat moet worden gezegd. De grote meerderheid van priesters, diakens en religieuzen zijn geen misbruikers, maar dreigen nu ook te worden gestigmatiseerd. En dat is net iets van het goede te veel.

DE AUTEUR IS ASSOCIATE PROFESSOR AAN DE SCHOOL OF CANON LAW VAN THE CATHOLIC UNIVERSITY OF AMERICA IN WASHINGTON D.C.

Na Vaticanum II leefde lange tijd de idee dat de Kerk geen eigen rechtssysteem nodig had.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content