Boeken die je een beetje anders naar de samenleving en haar geschiedenis laten kijken: ze zijn zeldzaam. De mens voorbij van Gie van den Berghe is er zo een. Een gesprek van Darwin tot Hitler – ‘Nee, die hebben absoluut niets met elkaar te maken!’

Gie van den Berghe blijft zijn eigen eigenzinnige weg gaan. Na zich bijna 25 jaar in de naziperiode verdiept te hebben, publiceert de aan de Universiteit Gent verbonden ethicus en historicus nu een boek dat op het eerste gezicht niets met de uitroeiing van Joden, Roma, Sinti en andere slachtoffers van Hitlers barbarij te maken heeft.

Op het tweede gezicht daarentegen – maar de focus is anders. In De mens voorbij. Vooruitgang en maakbaarheid 1650 – 2050 presenteert hij een cultuurgeschiedenis van de afgelopen drieëneenhalve eeuw in het Westen met een wat aparte insteek: die van de eugenetica, de biologische verbetering van de mens met het oog op minder menselijk lijden. Dat was een volstrekt legitieme en eerbare droom van de verlichting, zoals Van den Berghe in zijn fascinerende en uit vele nog nauwelijks ontgonnen bronnen puttende relaas duidelijk weet te maken. (Hij bracht er bovendien een heleboel beeldmateriaal over bij elkaar, blijkt tijdens het interview. Het is eigenlijk zonde als daar verder niets mee zou worden gedaan, dit lijkt geknipt voor een tentoonstelling in het Dr. Guislain of een dergelijk museum.)

Deze droom van de rede baarde zoals bekend driekwart eeuw geleden de gruwelijkste monsters. Maar, en dat werpt een nieuw licht op de zaak, de eugenetica werd niet pas groot vanaf de jaren dertig in Duitsland. Ze was dat in het begin van de twintigste eeuw al in Engeland en de Verenigde Staten.

Dat klinkt opzien-, om niet te zeggen ophefbarend, maar Van den Berghe wijst de term ‘controversieel’ resoluut van de hand.

gie Van den Berghe: Het lijkt me eerder een objectief en wetenschappelijk boek, waarin ik zo weinig mogelijk persoonlijke standpunten inneem. Ik doe denk ik twee dingen. Het eerste is dat ik wat in nazi-Duitsland is gebeurd in een zeer brede context plaats – al wist ik: men gaat me dat niet in dank afnemen. Omdat men toegespitst wil blijven op die periode en niet wil zien dat zoiets als de massamoord op lebensunwertes Leben, ‘levensonwaardig leven’, er zat aan te komen, als je aan de tijdgeest een dictatuur als die van Hitler toevoegde. En het tweede is, al was dat niet de bedoeling, dat ik Darwin in een wat andere context plaats dan die van de gebruikelijke heiligenverering.

Maar eerst punt één. Ik vroeg me af: hoe is men er ooit toe gekomen om naar een maatschappij te kijken, naar een volk, en te zeggen: kijk eens, dat onderdeel van ons volk, die cel in dat volkslichaam, is ziek, wijkt af, besmet ons volk, schaadt ons volk? Men vond dat die cel op de een of andere manier verwijderd moest worden. En ze beginnen met het eigen volk: mentaal gehandicapten, zwakzinnigen, geesteszieken, criminelen, noem ze maar op. Men wil de marginalen op zijn minst van de maatschappij segregeren.

Ik ben dus op zoek gegaan naar de denkramen, en ik kwam uit bij de ideologie van totale vooruitgang en maakbaarheid, en ten slotte, tot mijn grote verbazing, bij de verlichting. En toen zag ik, veel meer dan ik ooit gedacht had, dat daar de wortels liggen van zowel de praktijk van de eugenetica – die ideëel al bij Plato en Aristoteles bestond – als van het biologische evolutiedenken, als onderdeel van een algemeen evolutiedenken. Want wat gebeurt er in de verlichting? De statische, door God gegeven wereld die je toen eeuwenlang had gehad, komt in beweging, met een enorme schok. De mens neemt de regie over. De taak om een betere maatschappij en een betere mens te scheppen rust nu helemaal op zijn schouders, en alle verlichtingsfilosofen, zowel de gematigde als de radicale, zien dat er vooruitgang is, in mensenrechten, in de wetenschap, in kennis.

Punt twee: de ‘andere’ Darwin.

Van den Berghe: Ik vind het fantastisch dat Darwin nu op een voetstuk wordt gezet, maar ik betreur ten zeerste dat het niet getolereerd wordt als je hem – met alle eer die de man toekomt – benadert als tijdgenoot, in zijn tijd. Als je dat probeert, dan raak je aan een taboe – de man is een genie, en je mag niks zeggen dat zijn genialiteit zou kunnen besmeuren. Men is vooral als de dood dat je hem in verband zou brengen met dingen als het sociaaldarwinisme, en de ‘rassenhygiëne’ van de nazi’s.

En inderdaad, er is ook helemaal geen directe lijn van Darwin naar Hitler. Ze hebben niets met elkaar te maken. En nee, Darwin was geen sociaaldarwinist. Anderzijds: in zijn The Descent of Man, verschenen in 1871, schenkt Darwin – maar dat wordt zoveel mogelijk verzwegen – toch aandacht aan sociaaldarwinisten en eugenetici. Voor de duidelijkheid: sociaaldarwinisten zijn mensen die zeggen dat de beschaving te ver gaat, zodat de mens niet meer evolueert, en dat daarom de beschaving moet worden teruggeschroefd. Weg dus met de armensteun, minder zorg ook voor geesteszieken, laat die weer aan de natuur over – laat ze sterven, anders gezegd. Het betreft hier een minderheid die zo dacht, met als bekendste vertegenwoordiger de socioloog en politiek denker Herbert Spencer. Overigens schreef ook Malthus lang daarvoor al, in 1798, vergelijkbare dingen, maar van Malthus kennen we alleen nog zijn populatietheorie.

Eugenetica daarentegen is: nee, laten we niet aan de maatschappij sleutelen, maar aan de mens. Men dacht toen nog, aangezien men het bestaan van genen nog niet kende, dat je idealiter de beste mannen en de beste vrouwen zich met elkaar moest laten voortplanten om zo betere mensen te krijgen.

Iedereen was met dergelijke ideeën bezig, je kón niet anders dan aan eugenetica doen, destijds, en dat zag Darwin ook. Iedereen dacht toen: help, we hebben de motor van de evolutie gevonden – en het is te láát: wij hebben te veel beschaving. Darwin geloofde dat ook, maar dat verzwijgt men dus. In The Descent geeft hij, bij mijn weten als eerste, een overzicht van alle ideeën in dat verband. En hij betrok stelling tégen het sociaaldarwinisme, een term die toen overigens nog niet bestond. In theorie hadden de sociaaldarwinisten wel gelijk, gaf hij toe, maar in de praktijk kon je dat niet maken. Darwin was er theoretisch van overtuigd dat de natuurlijke selectie inderdaad óf vertraagd óf tot stilstand gekomen was, maar schrok om morele redenen terug voor de consequenties die anderen daaruit trokken.

Over eugenetica was hij een paar jaar later genuanceerder: daar zag hij geen morele, maar slechts praktische bezwaren. Hoe doen we dat? Wie gaat uitmaken wie ‘de beste mannen en de beste vrouwen’ zijn?

Maar ondertussen staan we stukken verder in wetenschappelijke kennis, en zoals altijd en overal zal ook op dit gebied gelden: wat mogelijk is, gebeurt. Er zal dus aan de mens gesleuteld worden.

Van den Berghe: Absoluut, dat hou je niet tegen.

Alleen: hoe moet je dat moreel funderen?

Van den Berghe: De Duitse filosoof Peter Sloterdijk heeft gelijk: je moet daarover tot overeenstemming komen en regels opstellen. En heel, héél goed beseffen dat wij geen goden zijn, maar zeer feilbare mensen. We zullen blijven vallen en opstaan. Ik heb daarover eens een publieksdiscussie gehad met Christine Van Broeckhoven, het hoofd van de afdeling moleculaire genetica van de Universiteit Antwerpen. Een razend intelligent iemand, maar ze zei, zeer arrogant: ‘U begrijpt niet eens wat ik doe, maar u als ethicus mag achteraf komen zeggen of het mag, of niet.’ Wat kan ik daartegen inbrengen? Ik heb geen enkele macht.

Ik heb ook geen oplossing. Je kunt alleen maar kritisch blijven. Maar zoals de eminente Leuvense geneticus Jean-Jacques Cassiman zegt: dit hou je echt niet tegen. Er zijn ziekenhuizen in de VS die nu al aanbieden, tegen zeer veel geld, om iemands totale genoom in kaart te brengen. Wat nu nog niet kan. Maar die dag komt.

Zelf voel ik wel iets voor wat de orthodoxe Joden doen. In dat milieu worden de meeste huwelijken gearrangeerd. Nu heb je bij die orthodoxen een paar vreselijke ziekten, zoals Tay-Sachs, een erfelijke stofwisselingsziekte. Kinderen die het hebben, worden niet ouder dan drie. De orthodoxen hebben een soort databank waarin erfelijkheidsinformatie wordt be-waard. Bij een voorgenomen huwelijk wordt die geraadpleegd. Bij een eventueel negatief advies krijgen de betrokken families nooit te horen wat de uitsluitende factor was. Maar zo wordt wel in een aantal gevallen voorkomen dat die ziekten worden doorgegeven – negatieve eugenetica dus. Dat lijkt me heel verstandig.

Dat brengt ons bij de al dan niet waardevolheid van levensvormen. Dat, bijvoorbeeld, de grote meerderheid van de mensheid niet doof is, betekent nog niet dat er aan doofheid iets minderwaardig zou zijn – toch? En opnieuw: wie moet dan uitmaken waar de grenzen liggen?

Van den Berghe: Dat is een lastige kwestie. Maar ik zou toch willen zeggen dat waardigheid, laten we die term gebruiken, toch ook in the eye of the beholder is. De maatschappij moet af en toe mensen tegen zichzelf beschermen. En dat gebeurt te weinig. In Groot-Brittannië is eind vorig jaar de nieuwe Human Fertilisation and Embryology Bill goedgekeurd, die bepaalt dat je bij implantatie in de baarmoeder geen embryo met een defect mag nemen als er een ander embryo, zonder defect, beschikbaar is. Maar je hebt bijvoorbeeld dwergen die per se ook dwergkinderen willen, idem dito voor doven, en die dus echt op zoek gaan naar het daarvoor geschikte genetische materiaal – ik geef in mijn boek het voorbeeld van een doof lesbisch stel in Amerika, die dat echt gedaan hebben: hun dochtertje is doof geboren, hun zoontje zo goed als.

Het grote probleem van de eugenetica hier en nu is dat het privé-eugenetica is, met zo goed als totale autonomie voor de ouders. Er is natuurlijk wel wat sociale druk, en pressie van artsen en dergelijke, maar binnen die constellatie is er geen speld tussen te krijgen: als doven een doof kind willen, dan doen ze dat. Maar dan moet de maatschappij ingrijpen. Dat gaat te ver. De mens mag wel de regisseur zijn van zijn eigen leven, maar de overheid moet hier toch in regels voorzien.

Dus dove mensen moet je liever verhinderen dove kinderen te maken?

Van den Berghe: Niet als dat toevallig, via de natuurlijke weg gebeurt – alsjeblieft niet! Daar heeft de overheid niets mee te maken. En hoe zou dat ook moeten? Alle doven steriliseren of zo? Maar dat geval van dat lesbische stel – dat zou verboden mogen worden, ja.

Waarom?

Van den Berghe: Wel, nu mag je het wenden of keren zoals je wilt, maar een doof iemand is in deze maatschappij hoe dan ook zwaar in het nadeel.

Wat ik met dit boek duidelijk wil maken is het volgende. Ik ben vóór vooruitgang en maakbaarheid. De mens is een imperfect biologisch wezen. Hij kan en mag verbeterd worden, al was het maar met behulp van een bril of een hoorapparaat. Maar zodra wij geen God meer hebben, en wij als feilbare mensen zelf de regie in handen nemen, kan het misgaan. Er zijn enorme ontsporingen geweest – nazi-Duitsland uiteraard, maar ook in de VS zijn er, alles bij elkaar, in de twintigste eeuw 60.000 mensen via eugenetische programma’s tegen hun zin gesteriliseerd. Voor dat steriliseren op zich viel nog wel iets te zeggen, maar het is toch wel zeer autoritair gegaan, merendeels zijn dat toch schandelijke gevallen. Dat moet verstandiger kunnen, dat moet beter geregeld worden. Wij hebben nu ook andere middelen. Er bestaat ondertussen omkeerbare sterilisatie, met injecties.

Overigens: wat hebben wij uit de ontsporing van nazi-Duitsland geleerd? Eigenlijk weinig of niets. Wij doen alsof het om een breuk gaat en alsof er niets uit te leren valt. In Sloterdijks boek Regels voor het mensenpark wordt wel verwezen naar de eugenetica van Plato, en naar de praktijken van de nazi’s, maar iedereen is blijkbaar die lange periode vergeten die daaraan voorafging, de periode van de wetenschappelijke eugenetica van Francis Galton (1822-1911), een geniale neef van Darwin, en zijn gelijken.

U maakt in uw boek dan ook veel werk van die periode.

Van den Berghe: Ik ben ondertussen zelfs al bezig aan een tweede boek. Met het onderzoek voor dit eerste heb ik alleen nog maar het topje van de ijsberg in beeld gebracht. Er is zo ongelooflijk veel materiaal, als je maar zoekt. Bijna iedereen was overtuigd van de grote waarde en zin van de eugenetica. Ik ben nu vooral bezig met al die films die in dat verband gemaakt zijn op te sporen, sommige moeten gerestaureerd worden – dat is dus láng voor de nazi’s, hè. Die filmpjes zijn bovendien veel érger dan die van de nazi’s.

Wat wij nu doen, de eugenetica exclusief aan de nazi’s koppelen, dat is historisch gezien compleet fout. U moet eens op Mediargus op het trefwoord eugenetica zoeken, dan krijg je gemiddeld twee treffers per jaar. Ongelooflijk, hè? Het woord is echt taboe. Het belang van mijn boek is dan ook dat het laat zien dat destijds zoveel wetenschappers, zoveel geleerden, zoveel kunstenaars absoluut met grote zekerheid in die eugenetica geloofden. Ik heb tot nu toe maar twee tegenstanders kunnen vinden: de katholieke kerk, vanaf 1930, die ook tegen abortus is, en G.K. Chesterton, die in 1922 Eugenics and Other Evils schrijft, een dwaas boek. Maar verder was iedereen ervoor.

‘De mens is gedegenereerd door de beschaving’: die stelling weergalmt door de hele negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Maar dat is toch aantoonbare nonsens?

Van den Berghe: Daar hebt u een punt, maar u hebt al die filmpjes niet gezien die ik mijn studenten getoond heb. Degeneratie bestáát: mensen met een waterhoofd, mensen geboren zonder hersenen… En dat is wat men liet zien in die Britse, Amerikaanse en nazi-Duitse filmpjes. U moet ook niet uit het oog verliezen dat in de negentiende eeuw de aandacht voor de gevolgen van de industriële revolutie overheerste. Een van de typerendste uitingen daarvan is het Traité des dégénérescenses physiques, intellectuelles et morales de l’espèce humaine, dat de toen beroemde Franse psychiater Morel in 1857 schreef. Iedereen stroomt naar de steden, en je krijgt daar massale sterfte – in 1849 en 1854 woedt er cholera in ’t hartje van Londen, de geneeskunde staat nog nergens en er is grote paniek.

Maar zoals ik ook schrijf: dat wij het ons nu kunnen veroorloven, en gelukkig maar, om mensen in leven te houden die vroeger niet zouden hebben overleefd, dat verrijkt de mensheid, denk ik. Een verrijking die normaal door de natuur niet zou zijn toegelaten. Ook zogenaamd zwakkeren kunnen zich nu manifesteren, op nieuwe manieren.

Tegelijk zie je dat wij hier en nu meer dan ooit aan eugenetica doen. Ben ik daartegen? Ik ben er absoluut vóór! Máár: doe dat in de openbaarheid. Er moeten regels komen. We weten niet waar we mee bezig zijn, niet waar we naartoe gaan. We weten zo ongelofelijk veel, we hebben zoveel middelen, maar wat gebeurt er als systematisch – zoals nu het geval is in het Westen – 90 procent van de ouders die aan de weet komen dat ze een embryo hebben met het syndroom van Down, overgaan tot abortus? Wat betekent dat, over duizend jaar? Nee, over honderd jaar?

Suggereert u nu dat het onwenselijk zou zijn als het Downsyndroom compleet zou verdwijnen? Iets vergelijkbaars beweerde Francis Fukuyama al in zijn boek De nieuwe mens. Onze wereld na de biotechnologische revolutie.

Van den Berghe: Ik kan alleen maar zeggen: ik weet het niet. Mijn vriendin werkt met mensen met Down. Die zijn veel gelukkiger dan zij en ik – of in elk geval hebben die mensen van zichzelf een enorm groot welbevinden. Hun onbehagen ontstaat doordat wij, de normalen, de niet-Downers, hen aan banden leggen. Het niet tolereren dat zij onderling seks hebben, bijvoorbeeld. Ik weet het niet. Ik zelf zou ook de Down-embryo’s elimineren, ik zou liever geen kind met Down willen, als ik toch de keuze heb.

Maar de eigenlijke vraag is: hoe ver zullen we gaan in het elimineren, preventief elimineren, het voorkomen van mensen met afwijkingen? Stel dat je de genetische basis voor schizofrenie zou vinden – er zijn genoeg schizofrenen die heel wat betekend hebben voor deze wereld, en die wij op handen dragen, neem Van Gogh.

Ik heb geen oplossing, ik signaleer alleen het probleem, dat trouwens zeer oud is: er is geen God, wij zijn zelf de regisseur, meer dan ooit zelfs. Maar we hebben geen regels. Of te weinig regels. Terwijl we wel degelijk aan eugenetica doen. En dat met grote hypocrisie omgeven.

Wie weet gaan we ooit echt nog ‘de mens voorbij’. Ziet u wat in het transhumanisme?

Het concept is bedacht door de Britse bioloog Julian Huxley, broer van, in 1953. Bij hem gaat dat nog om het verder ontginnen van de menselijke potentialiteit. Maar de meeste transhumanisten tegenwoordig, die zijn niet bezig met verder ontginnen, maar met het uitbreiden van de menselijke mogelijkheden. Ze vinden de mens zó onvolmaakt dat hij dringend een upgrade nodig heeft. Het allerbeste zou zijn hem te downloaden in een computer, zoals een aantal mensen in de documentaire Technocalyps van Frank Theys zeer duidelijk maakt. Daar zijn allerlei problemen mee – en die liggen zó voor de hand, dat zag ook Julian Huxley duidelijk, voor de oorlog zelfs al. Namelijk: zouden we er beter niet eerst voor zorgen dat er zo weinig mogelijk mensen op de wereld ongelukkig zijn en in armoe moeten leven? Dat is mijn ethische bezwaar tegen het transhumanistisch perspectief: ik ben er op zich niet tegen, en tegenhouden zullen we het niet, maar het lijkt me dat een hoop andere dingen op deze wereld heel wat dringender een oplossing moeten krijgen.

Bovendien: onsterfelijkheid – dat moet toch afschuwelijk zijn?

GIE VAN DEN BERGHE, DE MENS VOORBIJ. VOORUITGANG EN MAAKBAARHEID 1650 – 2050, MEULENHOFF / MANTEAU, 382 blz., 29,95 EURO.

DOOR HERMAN JACOBS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content