Stel u voor dat het leven maar 24 uur duurt, en dat u alles één keer kunt doen. Zou dat leuker zijn dan dit leven? De laatste aflevering van onze zomerserie.

Verplaats u in gedachten eens naar een wereld die fundamenteel verschilt van de onze omdat de modale mens er maar een etmaal te leven heeft. Niet omdat iedereen er sterft als zuigeling, maar omdat de tijd er fundamenteel anders verloopt, veel sneller en veel trager tegelijk.

De tijd loopt er veel sneller, omdat ieder mens in dat ene etmaal dezelfde evolutie doormaakt die wij doormaken in zeventig of tachtig jaar. Wie ’s morgens geboren wordt als baby, sterft de volgende ochtend als ouderling.

Maar de tijd loopt er ook veel trager, omdat ieder mens na dat ene etmaal wel degelijk het gevoel heeft zeer oud te zijn. In die andere wereld voelt een etmaal aan zoals zeventig jaar voor ons aanvoelt. Te kort, dat spreekt vanzelf, maar toch: het duurt wel even.

Het belangrijkste verschil met onze wereld schuilt evenwel in nog een ander heel bijzonder gegeven: we maken een aantal essentiële dingen maar één keer mee. We zien één keer de zon opgaan, we worden één keer dronken, we worden één keer verliefd, we vrijen één keer, vrouwen kunnen één keer zwanger worden… Al deze ervaringen zijn principieel onherhaalbaar.

Als u zich in gedachten naar die wereld probeert te verplaatsen, lijkt het u dan een aantrekkelijk vooruitzicht, zo’n bestaan als eendagsvlieg? Of verkiest u toch onze wereld, waarin u al die ervaringen verscheidene keren kunt meemaken?

Ja? Bent u daar zeker van?

Het leven uit een dag (1988), een roman van de Nederlandse schrijver A.F. Th. van der Heijden, is in feite een nauwkeurige en gedetailleerde uitwerking van dit gedachte-experiment: alle mensen in het boek leven maar een dag. Het verhaal, over de liefde tussen Benny Wult en Gini Trades, is erg knap uitgewerkt. Als lezer beleef je er een bijzonder genoegen aan om onderweg voortdurend te kunnen controleren of alles wel klopt met de basispremisse van de mens als eendagsvlieg.

Het boek zet je vanzelfsprekend aan het denken, maar op een fundamentele fout in de uitwerking van zijn uitgangspunt laat Van der Heijden zich niet betrappen. Met korte zinnetjes en bijzinnetjes bewaakt de auteur constant de geloofwaardigheid van zijn verhaal. En dat is nodig, want als een mens maar vierentwintig uur leeft, dan moet er in heel korte tijd heel veel gebeuren. Dat tijdsverloop zit bij Van der Heijden vaak in de details.

Een paar voorbeelden. Terwijl de moedermelk langzaam in hem verteerde, ging hij al naar school. De leraren wisselden elkaar af. Soms stierf er een. Als Gini en Benny elkaar nog maar pas hebben ontmoet, zegt zij tegen hem: ‘Ik moet naar huis. Ik ben na school nog niet thuis geweest. Mijn ouders zullen ongerust zijn. Als ze nog leven tenminste…’ Als Gini en Benny gaan dansen, slaat zelfs het repertoire van de dj op hol: van uur tot uur veranderen generaties, trends en muzikale modes. Enzovoort. De details in het verhaal blijven voortdurend kloppen. Een hele prestatie.

Begin september komt de op het boek gebaseerde film in de zalen. Wij zijn benieuwd óf en hoe scenaristen en regisseur erin geslaagd zijn die geloofwaardigheid te bewaren.

Niet alleen de details in verband met het tijdsverloop, ook de gesprekken over zingeving die in Het leven uit een dag worden gevoerd, zijn meesterlijk uitgewerkt. Op deze manier legt een priester uit waarom de mens als eendagsvlieg een aantal dingen maar één keer kan meemaken: ‘Wat voor het leven als geheel geldt, namelijk dat het maar een dag duurt en – althans in z’n aardse variant – niet herhaalbaar is, gaat ook op voor het liefdesleven van de mens. En het is goed en juist dat onze hoogste metafysische instantie het zo gewild heeft, want aan die eenmaligheid ontlenen ons leven, en de liefde daarin, hun grote intensiteit. Het hoogste goed is niet herhaalbaar. De hemel is daarvan het beste bewijs…’

In de wereld uit het boek lijkt een wereld waarin alle ervaringen voortdurend kunnen worden herhaald – ónze wereld, dus – niet meer of minder dan de hel: ‘Na elke voltooide dag, die de helbewoner niet waarneembaar ouder heeft gemaakt, begint een volgende, een die nauwelijks verschilt van de voorgaande. Zo vordert tergend traag, tot gekmakens toe, een leven in die wereld. Een leven wordt daar zo eindeloos gerekt, dat men gerust van eeuwigdurend mag spreken.’

Toch is dat de plek waar Benny en Gini naartoe willen. Ze zijn zo verliefd op elkaar dat ze het moment waarop ze zullen vrijen zo lang mogelijk willen uitstellen, omdat ze weten dat het bij één keer zal moeten blijven. Als het dan uiteindelijk gebeurd is, worden ze kwaad op God, en willen ze alsnóg dat ze qua liefdesdaad talloze keren in herhaling kunnen vallen.

Om dat te bereiken, weten ze, is er maar één weg: die naar de hel. De hel is de plek van de herhaling, dus daar moeten ze naartoe. En dus nemen ze het besluit om iemand te vermoorden. Waarna ze ter dood worden veroordeeld en vervolgens geëlektrocuteerd, zoals gepland.

Of ze ook werkelijk in die hel terechtkomen, en wat ze er beleven, verkiezen we op deze plek niet te verklappen, om uw leesplezier nog enigszins intact te houden.

Herhaling is natuurlijk een relatief begrip. Wij beleven in onze wereld nooit iets op precies dezelfde manier. Het is altijd toch een beetje anders. Onze ervaringen kunnen sterk op elkaar lijken, het leven kan een sleur worden, maar zelfs voor iemand die aan de lopende band werkt, is elke nieuwe schroef toch weer een ándere schroef.

We kunnen dit gedachte-experiment dan ook een hele andere kant opsturen: hoe zou het zijn mochten we alles wat we meemaken op precies dezelfde manier opnieuw meemaken, en opnieuw, en opnieuw, en opnieuw? Hoe zou het zijn mocht alles op identiek dezelfde manier terugkomen, en wel tot in der eeuwigheid?

De idee van de eeuwige terugkeer is onlosmakelijk verbonden met de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche (1844-1900). Ook voor hem was het een soort gedachte-experiment. Stel u voor, schreef hij in De vrolijke wetenschap, dat een duivel u zou komen influisteren dat alles eeuwig herhaald wordt – zou u die gedachte dan enthousiast toejuichen? Het is een hele zware gedachte, vond Nietzsche, die u kan vermorzelen, maar die u ook kan transformeren. Wie leeft in de overtuiging – of sterker nog: met het verlangen – dat alles wat hij doet eeuwig zal worden herhaald, die zegt pas echt ‘ja’ tegen het leven. Dat is pas een krachtige persoonlijkheid met een positieve kijk op de dingen. Een übermensch, precies.

Een en ander past bij Nietzsche ook in ’s mans afkeer van de christelijke stelling als zou dit leven slechts een voorspel zijn op het eeuwige leven in het hiernamaals – dat idee vond hij een zwaktebod.

In het schitterende eerste hoofdstuk van zijn roman De ondraaglijke lichtheid van het bestaan (1984) geeft de Tsjechische auteur Milan Kundera ons bij monde van de verteller zijn interpretatie van de eeu-wige terugkeer van Nietzsche.

Een leven dat voor eeuwig verdwijnt en oplost in het niets, is volslagen betekenisloos, legt Kundera uit. Het is als het ware ondraaglijk licht. Zelfs de gruwelijkste gebeurtenissen of misdaden zijn na verloop van tijd niet meer dan woorden in een geschiedenisboek. Alsof de eenmaligheid van zulke gebeurtenissen in het licht van de eeuwigheid een soort verzachtende omstandigheid is. Als alles toch maar één keer gebeurt, is alles als het ware toegelaten.

De verteller van De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, die een deel van zijn familie verloor in de vernietigingskampen van de nazi’s, bekent in dat eerste hoofdstuk zelfs dat hij recent zowaar ontroerd raakte bij het zien van jeugdportretten van Adolf Hitler. ‘Deze verzoening met Hitler onthult de diepe morele perversiteit van een wereld die essentieel berust op de afwezigheid van een terugkeer, want in die wereld is alles van tevoren verontschuldigd en daarom ook alles cynisch toegelaten.’

In de wereld van de eeuwige terugkeer, daarentegen, weegt elke handeling loodzwaar, ondraaglijk zwaar. Daarom zouden we in zo’n wereld ook heel anders oordelen over de geschiedenis, aldus Kundera: ‘Als de Franse Revolutie eeuwig zou terugkeren, zouden Franse historici niet zo trots zijn op Robespierre.’

Nietzsche zal het vast niet zo bedoeld hebben, maar zo bekeken komt leven alsof alles eeuwig terugkeert op hetzelfde neer als leven alsof God bestaat.

DOOR JOëL DE CEULAER / ILLUSTRATIE KIM DUCHATEAU

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content