De kans dat we een buitenaardse beschaving vinden is nul

DE STER TRAPPIST-1 MET TWEE VAN HAAR PLANETEN De planeten draaien twintig à honderd keer dichter bij hun zon dan onze aarde. © BelgaImage

Onlangs was er ‘groot ruimtenieuws’: buiten ons zonnestelsel was een planeet gevonden die bewoonbaar zou zijn. Helaas zijn de aanwijzingen daarvoor erg fragiel. Er is vooralsnog geen redelijke kans dat we buitenaards leven vinden. Laat staan dat we contact zouden kunnen leggen met een buitenaardse beschaving. Niet iedereen beschouwt dat als slecht nieuws.

Begin september heerste er een opgewonden drukte op internetsites die meedingen naar het spectaculairste nieuws over de zoektocht naar buitenaards leven. Er waren radiosignalen opgepikt die afkomstig leken van een meer dan 6 miljard jaar oude zonneachtige ster (met de prozaïsche naam HD164595) in het sterrenbeeld Hercules op ongeveer 95 lichtjaar van de aarde. Dat is naar ruimtenormen niet zo ver weg. De aanname dat er minstens één planeet rond de ster zou draaien, verhitte de gemoederen nog meer.

De ontdekking werd al in mei 2015 gedaan door astronomen gelinkt aan de Russische Academie voor Wetenschappen, maar ze hielden het geheim. Ze gingen ervan uit dat het signaal mogelijk afkomstig was van een beschaving die zo sterk ontwikkeld was dat ze alle energie van haar zon kon inzetten om een radioboodschap de ruimte in te sturen. Op die manier zou ze de kans verhogen om contact te kunnen leggen met een andere hoogtechnologische beschaving – zoals de onze. Als ze min of meer had geweten waar in het heelal wij ons ophielden, zou een hoeveelheid energie hebben volstaan die vergelijkbaar is met wat de mensheid tot dusver verbruikte.

Maar al snel volgde de ontnuchtering. Amerikaanse wetenschappers slaagden er niet in iets vergelijkbaars te vinden. Theoretische bespiegelingen wezen uit dat eventuele aliens op de bewuste planeet meer dan 14.000 sterren zouden zien die niet verder liggen dan onze zon, waardoor het wel heel onwaarschijnlijk werd dat ze er net onze zon hadden uitgepikt voor hun boodschap. Vervolgens bleek het radiosignaal niet afkomstig te zijn van aliens, maar van iets in de buurt van de aarde zelf, mogelijk een ‘geheime’ Russische spionagesatelliet.

Wetenschappers waren er als de kippen bij om erop te wijzen dat ruimtetelescopen op aarde dikwijls gewone aardsignalen oppikken. Zelfs het ‘signaal’ van het doorspoelen van een toilet kan ‘lijken’ op wat aliens zouden uitzenden. Vorig jaar konden Australische astronomen radiosignalen die uit de verre ruimte leken te komen, terugvoeren tot twee microgolfovens in hun instituut. ‘De meeste signalen die onze ruimtedetectoren oppikken, komen van een beschaving die we al kennen: de onze’, schamperde een astronoom.

Trappist en speculoos

‘Geheimzinnige ruimtesignalen zijn nooit afkomstig van aliens’, was de kop boven een recente analyse in New Scientist. Maar mensen zullen naarstig naar aliens blijven zoeken, want we willen toch zo graag de bevestiging ‘dat we niet alleen zijn’ – dat wordt dan als een geruststellende gedachte voorgesteld. Er zullen ontdekkingen blijven komen die aan buitenaards leven gelinkt worden: aliens doen het goed in de krantenverkoop.

Wat ook opvalt: het mogelijke buitenaardse leven kruipt steeds dichter naar de aarde. Eind 2015 beschreven wetenschappers in The Astrophysical Journal Letters de ontdekking van een ‘mogelijk leefbare’ planeet die draait rond een ster op 14 lichtjaar van de aarde, genaamd Wolf 1061. ‘Mogelijk leefbaar’ betekent in het jargon van de astronomie dat de planeet zich op zo’n afstand van haar ster bevindt dat de aanwezigheid van vloeibaar water op haar oppervlak niet kan worden uitgesloten. Het persbericht dat naar aanleiding van de ontdekking werd rondgestuurd, benadrukte dat er al planeten rond sterren dichter bij ons waren gevonden, maar ‘dat die zelfs in de verste verte niet leefbaar worden geacht’. Je moet de kans op spectaculair nieuws en op onderzoeksfondsen niet ondermijnen door te bescheiden te doen bij het verkopen van je ontdekking.

Dat hebben andere wetenschappers natuurlijk ook begrepen. Begin mei publiceerde een onderzoeksgroep onder leiding van astronomen van de Universiteit Luik in Nature de ontdekking van drie planeten rond een ster op 40 lichtjaar van de aarde. Dat is verder weg dan Wolf 1061, maar de gegevens waren wel gedetailleerder. De ster staat bekend als Trappist-1, naar het telescopennetwerk dat de onderzoekers gebruiken. Om bij de naam van het typisch Belgische product uit te komen, was enige fantasie nodig: het is de afkorting van ‘TRAnsiting Planets and PlanetesImals Small Telescopes‘. Trappist moet op termijn trouwens vervangen worden door een véél krachtiger telescopennetwerk: Speculoos (voor ‘Search for habitable Planets EClipsing ULtraCOOl Stars‘). Humor hebben ze wel, die astronomen.

In het persbericht dat over deze ontdekking werd rondgestuurd, heette het dat de drie planeten afmetingen en temperaturen zouden hebben die vergelijkbaar zijn met die van de aarde en onze dichtste buur, Venus. Daardoor zouden ze ‘de beste doelwitten zijn voor de zoektocht naar leven buiten ons zonnestelsel’. Als je ruimtespeculoos wilt verkopen, mag je evenmin bescheiden zijn.

Trappist-1 is een kleine ster die amper zo groot is als onze planeet Jupiter. Ze is een zogenaamde rode dwerg: een ster die veel minder krachtig straalt dan onze zon, waardoor planeten die er veel dichterbij hangen dan wij bij onze zon toch leefbaar kunnen zijn. De drie planeten draaien twintig tot honderd keer dichter bij hun ster dan wij bij onze zon, maar ze zouden slechts twee à vier keer meer straling ontvangen. Ze zijn er waarschijnlijk alle drie op een klein aantal dagen rond: een jaar zou er niet langer dan een vijftal van onze dagen duren.

Rode dwergen zouden de algemeenste sterren in onze Melkweg zijn, maar we kunnen ze met het blote oog niet zien omdat ze niet sterk genoeg stralen. Toch wordt er koortsachtig naar gezocht, omdat de planeetsystemen rond die sterren ‘de enige zijn waar we met de huidige technologie leven op zouden kunnen detecteren’. Met andere woorden: als je leven buiten ons zonnestelsel wilt vinden, moet je op een rode dwerg gaan zoeken. Begin september rapporteerde dezelfde onderzoeksgroep in Nature nieuwe observaties die ‘niet uitsluiten’ dat er in de atmosfeer rond twee van de planeten waterdamp aanwezig zou zijn. Maar het zal wachten zijn tot 2018 voor ze met nieuwe telescopen op zoek kunnen gaan naar dat water of naar sporen van biologische activiteit. Dat wordt dan ‘een reusachtige stap in de zoektocht naar leven in het heelal’ genoemd.

Groene mannetjes

Het werk van de onderzoeksgroep werd eind augustus naar de achtergrond gedrongen door de aankondiging in Nature dat er een ‘aardeachtige’ planeet gevonden werd rond Proxima Centauri, de ster die zich het dichtst bij onze zon bevindt. Dat is iets meer dan 4 lichtjaar weg, veel dichter kun je niet komen als je buitenaards leven wilt vinden. Ook Proxima Centauri is een rode dwerg. De planeet, die Proxima b werd gedoopt en die slechts een beetje groter is dan de aarde, bevindt zich op een afstand van haar ster die ongeveer 5 procent bedraagt van onze afstand tot de zon. Haar omlooptijd bedraagt slechts 11 dagen. Maar omdat Proxima Centauri veel minder sterk straalt dan onze zon zou de planeet zich toch binnen de ‘leefbare’ zone bevinden.

In de populaire media werd meteen gespeculeerd over de kans op het vinden van leven. Zelfs de groene mannetjes met omgekeerde trechters op hun kop doken weer op: die doen het altijd goed in de tabloids. In het oorspronkelijke artikel in Nature, een voor niet-ingewijden onleesbare uitleg over de methodes waarmee de auteurs tot hun conclusie kwamen, wordt er zo goed als niet over leven gerept. Er is alleen het ontwijkende zinnetje: ‘De bewoonbaarheid van planeten zoals Proxima b – in de betekenis van het hebben van een atmosfeer en vloeibaar water op hun oppervlak – is voorwerp van een intens debat.’

Maar in de ondertitels van twee commentaarstukken in hetzelfde blad werd toch de kaart van ‘leven’ getrokken – zelfs Nature heeft media-aandacht nodig om zich wereldwijd te kunnen profileren. De teksten waren echter veel genuanceerder dan de titels. De redacteurs van Nature zijn niet vergeten dat het blad in 2012 het bestaan aankondigde van een aardeachtige planeet rond een andere ster in de buurt, Alfa Centauri, maar dat bleek achteraf een vergissing te zijn. Ook nu is de ontdekking louter op indirecte gegevens gebaseerd. Met andere woorden: niemand heeft de planeet al gezien. Zolang dat niet het geval is, zullen analyses van de kans op leven niet meer zijn dan ‘intense maar grotendeels theoretische discussies’.

Ook voor deze claim is er al een kink in de kabel opgedoken. Proxima b zou niet rond haar as draaien, waardoor ze altijd met dezelfde kant naar haar ster gericht is. Daardoor zou de ene kant continu te warm kunnen zijn, en de andere te donker en te koud om ‘leefbaar’ te zijn. Een week na de publicatie in Nature verschenen al analyses in onlinetijdschriften over de kwestie dat Proxima Centauri regelmatig zulke sterke zonnevlammen zou uitsturen dat leven op de planeet onmogelijk zou zijn zonder een extreem sterk beschermend magnetisch veld en een solide atmosfeer, maar er zijn voorlopig geen indicaties dat die aanwezig zijn. Zelfs de kleinste zonnevlammen van de ster zouden veel krachtiger zijn dan wat onze zon op volle sterkte produceert. De vaststelling plaatst ‘sterke limieten op de mogelijkheid dat de planeet bewoonbaar is’ – de bedenking komt van een van de ontdekkers van de planeet.

Maar wetenschappelijke nuances mogen de pret niet drukken. Er wordt gewerkt aan telescopen die de planeet rechtstreeks in beeld kunnen brengen en haar eventuele atmosfeer zouden kunnen analyseren. Recent presenteerden astronomen het baanbrekende project Starshot: vloten van piepkleine lasergestuurde satellieten die onder meer Proxima Centauri en haar omgeving moeten verkennen. De toestelletjes zouden een maximale snelheid van 20 procent van die van het licht halen, zodat ze er in twintig jaar tijd zouden kunnen raken. Een minpuntje in het verhaal: de operatie zou miljarden euro’s kosten, en dat voor een zoektocht naar een planeet waarvan momenteel niet eens zeker is dat ze bestaat.

Toch wordt de bekendmaking aangegrepen om het verhaal in een groter perspectief te plaatsen. Omdat rode dwergen de algemeenste sterren in onze Melkweg zijn, en omdat de verwachting is dat de meeste ervan planeten hebben, achten astronomen de kans reëel dat er inderdaad planeten zijn waarop leven zoals wij het definiëren mogelijk is. Niemand weet zelfs maar bij benadering hoeveel planeten er in de Melkweg zijn, maar ‘voorzichtige’ schattingen houden het op 100 miljard. Rode dwergen zijn ook traag levende sterren, die honderden tot duizenden keren langer actief blijven dan onze zon, waardoor de kans dat er ooit leven op een planeet ontstaat beduidend groter wordt. Er wordt zelfs al over gespeculeerd dat Proxima b de beste kans op een uitweg is, als wij het leven op aarde onmogelijk zouden hebben gemaakt. Daarmee begeven onderzoekers zich op het glibberige pad van de sciencefiction.

Een nieuw type leven

Op een ander niveau dan het strikt wetenschappelijke wordt intens gedebatteerd over het verhogen van de kans om buitenaards leven te vinden. Astrobiologen promoten het onderzoek naar extreme levensvormen op aarde, zoals bacteriën die overleven in ultrakoude omstandigheden of in chemische omstandigheden die sterk verschillen van wat wij nodig hebben. Zo willen ze nagaan hoe leven er elders uit zou kunnen zien. Scheikundigen experimenteren met andere levensmodellen dan het onze, bijvoorbeeld gebaseerd op methaan in plaats van de zuurstof die wij gebruiken. Het is evident dat leven op een andere planeet niet op dezelfde manier georganiseerd hoeft te zijn als het onze.

Om de kansen op buitenaards contact te verhogen, slaan anderen een andere richting in. Het heeft niet veel zin dat we contact zoeken met ander leven als dat niet in staat is om contact te leggen. Zo werd al geopperd dat we beter op zoek gaan naar wat wij vervuilende stoffen noemen in de atmosfeer van andere planeten. Onderzoekers wezen er fijntjes op dat de vingerafdrukken van sommige vervuilers minstens 50.000 jaar in onze atmosfeer aanwezig zullen blijven. Als dat elders ook het geval zou zijn, zou het de kans op ontdekking van een buitenaardse beschaving in hun visie beduidend verhogen.

De voorbije lente deed het vakblad Astrobiology een zoveelste poging om te berekenen hoe groot de kans is dat we buitenaards leven vinden dat je met het onze kunt vergelijken. De analyse ging ervan uit dat er rond een vijfde van het onmetelijk grote aantal sterren in het heelal ‘potentieel leefbare’ planeten zouden draaien – dat zijn héél veel potentieel leefbare planeten. Maar als een beschaving zich op bijvoorbeeld 50.000 lichtjaar van de aarde zou bevinden, zou het minstens 100.000 jaar duren om met de snelheid van het licht (die in principe niet overschreden kan worden) een boodschap heen en terug te sturen.

De slotsom was dat het onwaarschijnlijk is dat een hoogtechnologische beschaving het langer dan 10.000 jaar uitzingt, een conclusie die sterk geïnspireerd werd door de geweldige druk die wij zelf op onze aarde leggen. In die tijd kunnen we dus geen boodschappen uitwisselen met een andere beschaving, tenzij ze zich héél dicht in onze buurt zou bevinden. Dus já, het is realistisch om ervan uit te gaan dat er elders in de ruimte hoogtechnologische beschavingen bestaan, maar néé, het is niet realistisch om te verwachten dat we er ooit mee in contact zullen komen. Tenzij we ooit, zoals in de betere sciencefiction, door wormgaten zouden kunnen kruipen om snel in een andere ruimtelijke dimensie terecht te komen.

En toen was er ten slotte de ultieme ontnuchtering, in de lente gepubliceerd in The Monthly Notices of the Royal Astronomical Society: de boodschap dat we misschien beter niet naar buitenaards leven zoeken, uit schrik dat het ons naar het leven zal staan – nog een klassieker uit de sciencefiction. Zelfs de vermaarde fysicus Stephen Hawking waarschuwde ervoor dat het niet verstandig is om onze aanwezigheid te adverteren voor buitenaardse beschavingen, omdat we nooit zeker zullen weten met welke bedoelingen ze ons zouden zoeken. Het artikel presenteerde gelukkig een oplossing voor dat risico: als we één keer per jaar gedurende tien uur een signaal met een krachtige laser de ruimte in zouden sturen, zouden we het belangrijkste spoor maskeren waarmee buitenlandse beschavingen ons kunnen vinden. Zo zouden we ons onzichtbaar maken voor eender wie of wat in de ruimte.

En nu maar hopen dat het buitenaardse leven niet op hetzelfde lumineuze idee is gekomen, want dan zijn we er vruchteloos naar op zoek.

DOOR DIRK DRAULANS

Zelfs het ‘signaal’ van het doorspoelen van een toilet kan lijken op wat aliens zouden uitzenden.

Communiceren met een beschaving op 50.000 lichtjaar van de aarde kost je 100.000 jaar per boodschap.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content