De geheimen van ons succes

VAN AAP TOT MENS De diepste wortels van de mensheid liggen niet in Afrika maar in Europa. © Margot De Group

Onze soort heeft een lange weg afgelegd van de eerste mensapen naar de op digitale netwerken draaiende verschijning die we vandaag zijn. 5 nieuwe ontdekkingen brengen die weg in kaart. ‘Voor ons succes was het belangrijker dat we sociaal waren dan slim.’

1. Van aap tot mens – via Europa

De diepste wortels van de mensheid liggen niet in Afrika, maar in Europa: tot die verrassende conclusie komt de Canadese paleoantropoloog David Begun in zijn boek The Real Planet of the Apes. Het was op óns continent, zegt hij, dat voorouders van de mensaap de eerste stappen zetten in de richting van een soort met zelfbewustzijn en een groot verstand. Ja, die voorouders waren wel ontstaan in Afrika, 25 miljoen jaar geleden. Maar hun belangrijkste aanpassingen realiseerden ze pas nadat ze, 17 miljoen jaar geleden, Europa hadden bereikt.

De Europese mensapen palmden grote stukken van de Oude Wereld in en pasten zich aan veranderende omstandigheden aan. Aanvankelijk had Europa nog een subtropisch klimaat – misschien vergelijkbaar met dat waarnaar we nu op weg zijn, onder druk van de klimaatopwarming. De verschillen tussen de seizoenen waren klein en het hele jaar door waren er vruchten: belangrijk voor de fruiteters die de mensapen waren (en zijn). Gaandeweg veranderde het klimaat en werd het leven in Europa onvoorspelbaar. De dieren moesten complexe overlevingsstrategieën ontwikkelen. Dat verklaart mee waarom ze 12 miljoen jaar geleden rechtop begonnen te lopen, grotere hersenen kregen en een verregaande handigheid lieten zien: kenmerken die we vandaag nog aantreffen bij chimpansees en gorilla’s.

Finaal werd het hier dan toch te koud voor hen. Zo’n 10 miljoen jaar geleden trokken ze weer naar Afrika. Daar zouden zij – en dus niet hun Afrikaanse verwanten – de evolutie naar de homo sapiens voortzetten. Zonder hun prehistorische Europese avontuur, betoogt Begun, zou de moderne mens niet bestaan.

2. Fruit, uw sociale zekerheid

Die moderne mens is in ijltempo ‘weggeëvolueerd’ van zijn chimpanseeachtige voorouders, die zo’n 3 miljoen jaar geleden leefden. De basis van die omwenteling ligt in de explosieve groei van onze hersenen. Hand in hand daarmee veranderde ook ons sociale gedrag.

Je ziet dat onmiddellijk als je de huidige chimpansees vergelijkt met de weinige mensen die nog altijd als prehistorische jager-verzamelaars leven. Chimpansees gaan in kleine groepen op pad om voedsel te zoeken. Vinden ze een geschikte boom vol rijpe vruchten, dan is het ieder voor zich. Fruit meenemen voor eventuele achterblijvers is niet aan de orde. De mens doet dat wél.

In het vakblad Open Science hebben onderzoekers een nieuwe analyse gepubliceerd van de Agta, een stam van jager-verzamelaars op de Filipijnen. Die stam herbergt verschillende gemeenschappen: stabiele maar ook onstabiele, waar er een grote va-et-vient is. In de stabiele wordt er geregeld voedsel gedeeld; in de onstabiele pakken de leden elkaars eten veeleer af. In de stabiele groepen kun je rekenen op een vorm van primitieve sociale zekerheid: met anderen delen is een investering in je welzijn. Doe je dat, dan zul jij ook weleens wat krijgen als je het even moeilijk hebt. Dat altruïsme was ooit het allereerste cement van de sterke samenleving die wij geworden zijn.

3. Taal, een biologische USB-stick

Om onze sociale vaardigheden verder te ontwikkelen, was verfijnde communicatie essentieel. Volgens het blad New Scientist is de kans reëel dat onze soort de enige ‘welbespraakte’ is uit de geschiedenis van het leven. Geen enkele aap, en wellicht ook geen enkele van onze rechtstreekse voorouders, zou ooit zo intens hebben kunnen communiceren als wij. Wij leerden luisteren naar elkaar, taken verdelen, goederen en diensten uitwisselen. En dat tot ver buiten de grenzen van de familie – grenzen die in de natuur vaak onoverbrugbaar zijn. Taal zou je kunnen zien als een biologische USB-stick waarmee individuen informatie kunnen uitwisselen.

Dankzij onze taal waren we niet langer alleen aangewezen op onze eigen ervaringen: we konden volop leren van onze voorouders. ‘Het was voor onze soort zelfs belangrijker om sociaal te zijn dan slim’, beweert de Amerikaanse antropoloog Joseph Henrich in zijn boek The Secret of Our Success. In een sterk collectief, zegt hij, zijn onze hersenen tot meer in staat dan wanneer ze allemaal van elkaar losgekoppeld zijn. Hoe groter een groep, hoe sneller en breder we de beste ideeën konden verspreiden. Chimpansees hebben dat nooit klaargespeeld. Zo groot was onze kopieerlust dat we zelfs gedrag gingen nabootsen waarvan we het belang niet begrepen. En zo gebeurde het dat we allemaal sieraden gingen dragen. Dat we vandaag sterk geneigd zijn om trends te volgen, heeft daarin zijn wortels.

4. Tarwe, motor van de industriële revolutie

Een studie in Science bevestigt wat in de wandelgangen al een tijdje rondzong: landbouw ontstond 10.000 jaar geleden niet bij één populatie in één regio, maar was het product van meerdere onafhankelijke initiatieven. Wereldwijd zijn al in elf regio’s sporen van prehistorische landbouwexperimenten gevonden.

Nog een idee dat veld wint: onze voorouders hadden landbouw niet nodig om te overleven; nieuwsgierigheid speelde een grotere rol. In periodes met een gunstig en stabiel klimaat kregen ze de tijd en de mogelijkheden om te experimenteren. Dat was zelden een instantsucces, het was mogelijk meer een hobby, een manier om af en toe eens een speciale maaltijd te kunnen serveren. De eerste boeren waren, met andere woorden, veredelde tuiniers. Het zou nog duizenden jaren duren voor gewassen als tarwe en rijst duurzaam geproduceerd werden. Pas toen werd jagen en verzamelen overbodig.

Een andere studie in Science legt de link tussen landbouw en samenleving. Terwijl één boer volstaat om tarwe te produceren, hangt de rijstteelt af van intense samenwerking met andere boeren. Gevolg: een samenleving die op rijst teert, is veel collectiever georganiseerd. Aan de hand daarvan verklaren analisten zelfs dat de industriële revolutie niet plaatsvond in China – met zijn rijstcultuur – maar in Europa – met zijn tarwecultuur. Bij ons was er daardoor veel meer plaats voor individueel initiatief dan bij de ‘volgzame’ Chinezen.

Dat individualisme gaat, paradoxaal genoeg, niet in tegen de intense samenwerking die als een rode draad door onze evolutie is geweven. Het bood ons net de mogelijkheid om banden te smeden met ánderen dan onze familie of naaste omgeving. De juiste combinaties van ondernemende mensen waren vaak een vereiste voor de grote vernieuwingen uit onze geschiedenis.

Het maatschappelijke verschil tussen rijst- en tarwetelers uit zich nog op andere manieren. Het is een klassieke test om te meten hoe gelijk een maatschappij is, en hoe sterk het wij-zijgevoel: laat je proefpersonen een tekening maken van zichzelf en anderen. Hoe groter ze zichzelf tekenen tegenover die anderen, hoe individualistischer ze zijn. Amerikanen laten het opvallendste verschil zien: ze tekenen zichzelf gemiddeld 6 millimeter groter dan anderen. Europeanen tekenen zichzelf 3,5 millimeter groter. En Chinezen in rijstculturen? Zij tekenen zichzelf even groot.

5. Het verhaal van onze moraal

De Amerikaanse evolutiepsycholoog Michael Tomasello verkent de verhouding tussen samenleving en individu diepgaand in zijn boek A Natural History of Human Morality. Onze verre voorouders, zegt hij, hadden géén gevoel voor eerlijkheid en rechtvaardigheid. Die waarden ontstonden pas nadat de groepen waarin we ons bewogen echt groot geworden waren: zo groot dat de individuele leden niet meer goed van elkaar te onderscheiden waren.

Het cijfer is bekend: ons hoofd kan gemiddeld 150 mensen efficiënt ‘managen’. Willen we in een grotere groep functioneren, dan moet die groep een gemeenschappelijke identiteit hebben. Moraliteit – en de normen en waarden waarin die zichtbaar wordt – was nodig om het gedrag van mensen zo te sturen dat groepen leefbaar bleven, of toch voor de meesten van hun leden. Studies in Nature benadrukken nog maar eens hoe belangrijk godsdienst daarbij is geweest: geloof je in een straffende god, dan ben je welwillender voor onbekenden. Of hoe angst voor stabiliteit zorgt in groeiende gemeenschappen, en hoe het vooruitzicht op een beloning in het hiernamaals mensen op het rechte pad houdt.

Het islamfundamentalisme geeft daar vandaag een extreme invulling aan. Het illustreert de clash tussen culturen in een uit de hand lopende wereld. Samenlevingen gedomineerd door moraliserende godsdiensten krijgen te maken met samenlevingen als de onze, waarin godsdiensten weggeduwd worden door efficiënte juridische en andere regulerende systemen. Geloof is dan alleen nog een kwestie van beleving. De recente bevolkingsexplosie drijft die wij-zijtegenstelling nog op de spits, net als de globalisering.

New Scientist besprak onlangs een opmerkelijk gevolg van de groeipijnen van onze wereld: in moderne samen-levingen als de onze schakelen mensen almaar meer over naar een zogenoemde ’tragere levensstrategie’. Het ecologische gedachtegoed versterkt dat nog. Het is nu bon ton om de ‘snelle strategie’ met zijn grotere voortplantingscapaciteit (moeder worden op jonge leeftijd, veel kinderen krijgen) als achterhaald te veroordelen. Individuele ontplooiing, bijvoorbeeld via onze carrière, krijgt voorrang op het biologische belang van de soort. Maar ook die evolutie botst weer met ‘oudere’ samenlevingen en hun klassieke godsdienst. Zij vinden die afbrokkeling van solidariteit in onze contreien verderfelijk.

En hoe zit het nu met de digitalisering: is die goed of slecht voor de mens? Wetenschappers zijn er nog niet uit. Volgens sommigen geven de sociale media de doodsteek aan onze klassieke relaties: elkaar echt ontmoeten is er minder en minder bij. Anderen zijn hoopvoller: het dorps- of wijkgebeuren wordt volgens hen gewoon vervangen door een gemeenschap die zich via smartphones, tablets en laptops over een veel grotere oppervlakte uitspreidt. Voordeel daarvan is dat je meer privacy hebt. Tenminste: als je je besognes niet zomaar te grabbel gooit. Helaas is die verleiding sterker dan ooit: hoe groter onze groep, hoe harder we ons van alle anderen proberen te onderscheiden. Een biologisch inzicht waarop onder meer Facebook een imperium heeft gebouwd.

DOOR DIRK DRAULANS

Altruïsme was ooit het allereerste cement van de samenleving die wij geworden zijn.

‘Studies benadrukken nog maar eens hoe belangrijk godsdienst bij het ontstaanvan grote groepenis geweest.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content