Met Karel Van Miert verloor Europa vorige week een van de grote pioniers uit het gouden tijdperk-Delors. Samen met Etienne Davignon en Jean-Luc Dehaene was hij in die periode het uithangbord van wat men ‘de Belgische school’ zou kunnen noemen. Knack ging over mythe en realiteit van die erfenis praten met de burg-graaf en de voormalige premier.

‘A h, ces nostalgiques de l’Europe de Delors.’ José Manuel Barroso liet het zich de voorbije jaren meermaals ontvallen om de kritiek weg te wuiven dat hij als Commissievoorzitter het vuur mist om tegen de belangen van zijn broodheren in de grote lidstaten in te gaan. Volgens de legende was zijn voorganger Jacques Delors (84) de laatste die daar wel het lef toe had. De Franse sociaaldemocraat was Commissievoorzitter tussen 1985 en 1995. Onder zijn bewind werd de eenheidsmarkt realiteit en werd de eenheidsmunt in het Verdrag van Maastricht definitief in de steigers gezet. Karel Van Miert, Europees commissaris tussen 1989 en 1999, eerst onder Delors en later onder de Luxemburger Jacques Santer, kon er boos van worden als hij de perio-de-Delors vergeleek met wat erna kwam.

Op 10 mei liep ik hem tegen het lijf in het Berlaymontgebouw en stopte hem het intussen beruchte artikel van Wolfgang Münchau in handen dat die dag was verschenen in de Financial Times. Het ging over Jose Manuel Barroso: ‘ Like a fish, Europe is rotting from the head’. Van Miert las het in één ruk door en knikte instemmend.

Voormalig Europees commissaris Etienne Davignon denkt met ontroering terug aan Karel Van Miert. ‘Hij was controversieel. Maar hij viseerde zijn tegenstanders niet. Hij probeerde ze te overtuigen. Het was een plezier om met hem te discussiëren. We zijn een grote meneer kwijt van een zeldzaam kaliber.’

U moest meehelpen om Karel Van Miert in de Europese Commissie te krijgen. Want Jacques Delors wilde hem liever niet.

etienne davignon: Dat had niets met Karel te maken maar alles met Delors zelf. Hij voelde zich zeer confortabel met Willy De Clercq, die toen voor België commissaris was voor Buitenlandse Zaken. Alles liep goed met De Clercq in de Commissie en Delors vreesde dat dit evenwicht zou worden verstoord door een nieuwkomer. Hij begreep niet dat de Belgische regering zo dom was om zo’n belangrijke portefeuil-le als die van Buitenlandse Zaken af te geven. Vergeet niet dat er toen nog geen Hoge Vertegenwoordiger, geen ‘Solana’ bestond in Europa. Voor Buitenlandse Zaken was er alleen een commissaris. Karel Van Miert had bovendien het imago van een socialist pur sang. Delors was dat niet. Hij was een man van links, maar geen traditionele socialist. Hij is in feite een linkse christendemocraat. Hier bij ons zou Delors een ACW’er geweest zijn. (lacht)

Ik heb toen tegen mijn vriend Delors gezegd dat hij fout zat. Ik legde hem uit dat Van Miert zeker zo’n sterke Europeaan was als Willy De Clercq en dat hij hem moest vertrouwen. Van Miert zou hem dan ook voluit vertrouwen, daar was ik zeker van. Tegen Karel heb ik gezegd dat hij er niet op hoefde te rekenen de portefeuille van Buitenlandse Zaken te krijgen. En hij kon dat begrijpen, wegens zijn anti-Amerikaanse imago. Al was hij geen anti-Amerikaan, dat zeker niet. Hij was wel tegen de plaatsing van de kernraketten.

Van Miert was een man van verantwoordelijkheid. Hij was leider geweest van de oppositie in België, maar hij besefte voluit dat zijn taak in de Commissie helemaal anders lag. Dat verklaart ook voor een deel de verwijdering van zijn partij. Ik heb hem toen de portefeuille van Verkeer en Transport aangeraden omdat ik vond dat die op dat moment het meest potentieel bood. Toen ik commissaris werd, heb ik mezelf ook afgevraagd welke bevoegdheid op dat moment de meeste mogelijkheden bood. Ik koos de portefeuille Industrie en daarmee heb ik inderdaad heel wat kunnen doen. Zoals Van Miert heel wat heeft kunnen doen als commissaris voor Transport.

Heeft Van Miert niet mee geprofiteerd van een pro-Europese golf die de lidstaten toen overspoelde? Was er iets als een ‘generatie-Delors’ die de Unie vooruitstuwde?

davignon: Nee, dat geloof ik niet. Er zijn Europeanen die inzien dat Europa nodig is om de problemen op te lossen, en je hebt Europeanen die dat niet zien. Dat is ook geen kwestie van geloof of nostalgie. Mensen als Delors, Jean-Luc Dehae-ne, ikzelf, Karel Van Miert of Guy Verhofstadt bekijken de zaken eerst en als we zien dat meer Europese samenwerking goed is om de problemen op te lossen, dan verdedigen we een Europese aanpak. Anders niet. Ook Delors heeft recent gezegd dat we Europa niet moeten uitbouwen op basis van de droom van vijftig jaar geleden, maar op basis van de problemen van vandaag.

Eigenlijk moeten we gewoon drie vragen stellen om te weten of er meer of minder Europa nodig is. Ten eerste moeten we bekijken of Europa antwoorden biedt. Iedereen maakt zich nu bijvoorbeeld grote zorgen over het onderwijs. Kan dat Europees geregeld worden? Het antwoord is natuurlijk nee. Onderwijs behoort tot de culturele traditie van de volksgemeenschappen. Er kan samengewerkt worden, zoals in het Bolognaproject om de studieschema’s op elkaar af te stemmen. Zodra er een Europese behoefte geïdentificeerd is, moeten we kijken of Europa al formeel bevoegd is. En pas als dat het geval is, kunnen we over een Europese oplossing praten. Dat heeft dus niets, maar dan ook niets te maken met nostalgie of generaties.

Maar laten we het even concreet bekijken. Destijds hebt u bij de crisis in de staalsector een Europees plan uitgewerkt en toegepast. De huidige crisis in de autosector is zeer vergelijkbaar: overproductie, concurrentieproblemen, een grote impact op de globale economie, veel directe en indirecte arbeidsplaatsen die in gevaar zijn en regeringen die subsidies geven. Toch doet de huidige Commissie niets. Wat heeft er jullie toen toe aangezet om in te grijpen in de staalsector, wat er nu blijkbaar niet is voor de automobielsector?

davignon: Zo eenvoudig is het niet. De twee situaties zijn zeer verschillend. Voor de staalsector zaten wij met het probleem dat de vorige Commissies de bevoegdheid hadden om in te grijpen maar niets deden. De subsidies werden oogluikend toegestaan en dat heeft de zaken alleen maar moeilijker gemaakt. Wij hebben dat rechtgetrokken. Ten tweede was de staal-industrie tot de jaren 1980 ook zeer nationaal gestructureerd. Je had geen grensoverschrijdende staalindustrie. Je had Luxemburgs, Frans, Belgisch, Nederlands, Brits, beetje Iers, Italiaans en Duits staal. Iedere regering moest voor haar eigen industrie zorgen. Nu is er wel een Europese auto-industrie in een gemeenschappelijke markt. Ik vind het daarom vreemd dat de Europese Commissie zegt dat ze niets hoeft te doen in de autosector. Bij de discussies over eventuele staatssteun is er daardoor geen gemeenschappelijke referentie om te beoordelen wat kan en wat niet. De nationale regeringen mogen dat blijkbaar zelf beoordelen. Ik begrijp niet waarom de Commissie geen objectieve regels zoekt om subsidies aan de automobielsector te beoordelen. Ze zou op basis daarvan een plan kunnen opstellen. Principieel zeggen dat er niets kan gebeuren omdat het haar bevoegdheid niet is, is ideologisch dom. Stel dat Opel Antwerpen straks dicht gaat en de Duitse vestigingen blijven open, mede dankzij de steun van de Duitse regering. Wat zal de Europese Commissie daarop zeggen? En zal ze nog kunnen ingrijpen? Waarop zal ze zich baseren? En wat zal de Commissie antwoorden als ze het verwijt krijgt dat ze onder druk van Duitsland heeft gehandeld?

Is dat het verschil met de periode-Delors? Het gebrek aan moed om tegen de lidstaten in te gaan?

davignon: Ja. En ook hierover bestaat er trouwens een legende, namelijk dat de lidstaten in de tijd van Delors veel meer ontzag hadden voor Europa en voor de Europese Commissie dan nu. De Commissie zou het daardoor veel makkelijker gehad hebben dan nu. Dat is niet juist. Er was over het staalplan een zeer hevige discussie met Duitsland. De grote liberaal Otto Graf Lambsdorff, die toen de Duitse minister van Economische Zaken was, wilde zelfs de gemeenschappelijke markt voor staal opdoeken. We zijn daartegenin gegaan en kregen zelfs de steun van de vakbonden. Geloof dus niet dat alles makkelijker was in de tijd van Delors. Mitterrand en Delors waren helemaal geen vrienden. ‘Il m’agace’ zei Mitterrand voortdurend. Men moet zich overigens ook niet voortdurend afvragen wat de omstandigheden waren of welke personen aan de macht zijn of waren. De Commissie moet gewoon naar haar bevoegdheden kijken en haar werk doen.

Moet Barroso dan wel herbenoemd worden?

davignon: Er moet een debat komen in het Europees Parlement, waarbij men Barroso duidelijke vragen stelt over de toekomst. Ik twijfel er niet aan dat Barroso een overtuigde Europeaan is, maar ik denk dat hij in de voorbije jaren een inschattingsfout heeft gemaakt. Hij is ervan uitgegaan dat de Commissie het best eerst nagaat wat de standpunten zijn van de grote lidstaten en pas dan voorstellen moet formuleren. De Commissie moet evenwel in de omgekeerde volgorde te werk gaan. Ze moet zich afvragen wat er vanuit Europees oogpunt het beste is en op basis daarvan een voorstel indienen en met de lidstaten onderhandelen. Steun zoeken bij de lidstaten vooraleer er een voorstel op tafel ligt, leidt nergens toe.

DOOR BERNARD BULCKE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content