De Chinese strop

TIEN JAAR GELEDEN mocht ik in het Europees Parlement het allereerste rapport presenteren over de Chinese invloed in Afrika. Dat was het jaar 2007, het jaar dat China een miljardendeal met de Democratische Republiek Congo afsloot, beloofde de groei in heel Afrika naar nieuwe hoogten te stuwen en aankondigde dat het Afrika zou behandelen als een gelijke: anders dus dan de koloniale landen die het continent leegplunderden. De conclusie van ons rapport was toen dat we die beloftes maar beter met de nodige voorzichtigheid benaderden en dat Afrika een groot risico liep om het ongelijke partnerschap met het Westen te vervangen door een ongelijk partnerschap met China. Vandaag blijkt dat inderdaad het geval.

IN 2007 reikten de bomen nog tot in de hemel. De Chinese economie groeide rondom tien procent per jaar en dreef de internationale grondstofprijzen naar nieuwe records. De Afrikaanse leiders hoorden de kassa rinkelen. Lintjes werden doorgeknipt, van nagelnieuwe voetbalstadions, regeringsgebouwen en snelwegen. Die wegen moesten ervoor zorgen dat niet alleen de Afrikaanse mijnbouw zou profiteren van de Chinese groei, maar bijvoorbeeld ook de maakindustrie. Afrika, hielden velen van mijn collega’s vol, zou eindelijk ontsnappen aan de afhankelijkheid van wispelturige grondstofprijzen en zijn eigen economie gaan opbouwen.

DIE INFRASTRUCTUUR is inderdaad positief, maar helaas leiden de meeste spoorwegen en wegen naar gigantische ertsmijnen en bleven de fabrieken weg. Meer dan negentig procent van de Afrikaanse uitvoer naar China bestaat uit grondstoffen. Hoewel China met veel bombarie enkele auto-assemblagehallen opende, is het aandeel van Afrika in de wereldwijde industriële productie verder blijven krimpen. In het kielzog van de wegenbouwers volgden naar schatting anderhalf miljoen Chinese avonturiers die winkeltjes openden tot in de meest afgelegen dorpen: winkeltjes, uiteraard tot de nok gevuld met ‘Made in China’. De Chinese president Xi Jinping herhaalde recent nog hoe belangrijk die kleine ondernemers zijn voor de Chinese uitvoer.

HET RESULTAAT is dus wel degelijk een zeer ongelijk partnerschap. China heeft tegen relatief lage prijzen Afrikaanse grondstoffen ingevoerd, maar heeft in vergelijking daarmee veel meer afgewerkte producten uitgevoerd. Sinds 2007 heeft Afrika door dat handelstekort netto zo’n 150 miljard dollar aan China verloren. Het kreeg daar misschien wat infrastructuur voor in de plaats, maar wie heeft die infrastructuur aangelegd? Inderdaad: Chinese bedrijven, vaak met Chinese arbeiders. En wie betaalt die infrastructuur? Dat zijn niet de Chinezen, maar de lokale overheden. China heeft de projecten weliswaar voorgefinancierd, maar daardoor zit Afrika nu met een gigantische schuldenberg. Afrika staat voor meer dan 100 miljard dollar in het krijt bij Chinese staatsbanken.

NIEMAND WEET HOE Afrika die schulden ooit gaat terugbetalen. De grondstofprijzen zijn gekelderd, waardoor het continent minder kan verdienen. De Chinese kredietlijnen zijn als een strop om de nek en China aarzelt niet om die strakker aan te trekken door Afrikaanse partners tot concessies te dwingen. De honger naar ertsen mag wat gestild zijn, de honger van de Chinese middenklasse naar landbouwproducten of vis is dat allerminst. Het gevolg is dat China nu een geweldig sterke onderhandelingspositie heeft om van Afrikaanse overheden visserijrechten te verwerven of enorme lappen landbouwgrond. China beloofde een meer evenwichtig partnerschap, maar het resultaat is opnieuw uitbuiting.

SINDS 2011 is de productie per hoofd in Afrika niet gegroeid, wat gepaard ging met meer werkloosheid en onrust. Een zwakke economie gecombineerd met zwakke overheden is een nefaste combinatie, en de onrust in Afrika neemt dan ook toe. Er is opnieuw meer geweld en meer honger. Meer dan een miljoen kinderen worden door honger met de dood bedreigd en er zijn ruim vier miljoen mensen op de vlucht. China’s reactie op die problemen lijkt erg veel op die van het Westen. De economische uitbuiting, die gaat gewoon door, maar het leed wordt wat verzacht met humanitaire hulp en Chinese blauwhelmen.

IK VREES dus dat de Chinezen eigenlijk helemaal niets geleerd hebben uit de Afrikaanse tragedie van de voorbije eeuw. Ik vrees ook dat Europa helemaal niet in staat is om een alternatief te bieden. De Europese investeringen in Afrika zijn verwaarloosbaar en de desillusie over ontwikkelingssamenwerking groeit. De Afrikanen zijn evenmin in staat om weerwerk te bieden. De Chinezen zijn historisch misschien niet volledig verantwoordelijk voor de problemen in Afrika, maar hun roekeloosheid maakt de situatie complexer. En uiteindelijk zal Europa de eerste zijn die daar buiten het zwarte continent de gevolgen van zal ondervinden. l

JONATHAN HOLSLAG is professor internationale betrekkingen aan de VUB.

De economische uitbuiting van Afrika gaat gewoon door en het leed wordt verzacht met humanitaire hulp.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content