Premier Yves Leterme (CD&V) heeft aangekondigd dat zijn regering de Nationale Conferentie voor de Pensioenen binnenkort afrondt. Grote hervormingen zitten er niet aan te komen.

In oktober 2008 gaf Marie Arena (PS), de vorige minister van Pensioenen, het startschot voor de Nationale conferentie voor de Pensioenen over de wettelijke en aanvullende pensioenen en over de plaats van ouderen in de samenleving. Er volgde een oorverdovende stilte. Tot haar opvolger Michel Daerden (PS) recent meldde dat hij alvast tot in 2015 de pensioenen kan betalen. ‘Het zou in elk geval goed zijn dat hij het wettelijke pensioen op peil houdt. Dat vergt een politiek draagvlak en budgettaire middelen. Maar dan nog blijft de pensioenbescherming van die eerste pensioenpijler ondermaats’, meent professor Jos Berghman (K.U.Leuven).

Die ondermaatse bescherming slorpt vanaf 2015 wel ruim 35 miljard euro of meer dan 10 procent van het bruto binnenlands product (bbp) op.

Jos Berghman: We staan voor een dubbele uitdaging. Enerzijds moet de vergrijzing worden opgevangen. Anderzijds moeten de wettelijke pensioenen worden verhoogd – zeker voor kwetsbare groepen zoals de oudste gepensioneerden, vrouwen en koppels met één pensioen. Het tweede kan voor een deel worden opgelost door die pensioenen aan te passen aan de stijging van de welvaart. Voor de eerste uitdaging is lang voorgehouden dat de afbouw van de overheidsschuld een uitweg zou bieden. Maar door de financiële crisis is die schuld weer fors gestegen. Tegelijk is weinig of geen geld opzijgelegd voor de vergrijzing. Eigenlijk zegt Daerden niet meer dan dat hij in die omstandigheden in staat is om de eerste jaren van de impact van de vergrijzing op de pensioenuitgaven op te vangen.

Daerden laat uitschijnen dat stevige ingrepen niet nodig zijn. In Nederland en elders in Europa zijn ze veel doortastender. De pensioenleeftijd werd er opgetrokken tot 67 jaar.

Berghman: De verhoging van de pensioenleeftijd in die andere Europese landen is gespreid over tien jaar. In feite voeren ze er een symbolisch beleid om de mensen uit te leggen dat we voorzorgen moeten nemen voor de pensioenen. De boodschap van Daerden is het tegenovergestelde, en dat is kwalijk. De politiek zou de bevolking op z’n minst bewust moeten maken van het feit dat er een probleem is. Voor België moet trouwens het optrekken van de feitelijke pensioenleeftijd een prio-riteit zijn, want die neigt nog steeds meer naar 55 dan naar 65 jaar.

Het gemiddelde pensioen bedraagt nu minder dan 60 procent van het inkomen dat mensen tijdens hun loopbaan hadden. Het Raadgevend Comité voor de Pensioenen vindt dat het 75 procent moet worden. Maar wie zal dat betalen?

Berghman: Als de wil er is, dan is er ook geld. Bij veel werknemers is er al langer een grote drang om met een aanvullend pensioen hun levensstandaard als gepensioneerden zoveel mogelijk te behouden. Dat toont aan dat er – ondanks de hoge sociale bijdragen, die al voor een derde dienen om de pensioenen te betalen – veel geld in de samenleving is om de pensioenbescherming te verbeteren. Resultaat: de sterkere helft van de bevolking heeft door de combinatie van een wettelijk en een aanvullend pensioen een totaal pensioenpakket dat goed is voor driekwart van het inkomen van voorheen. Maar de zwakkere helft, die in minder rijke sectoren werkt of van een uitkering leeft, moet het stellen met een klein pensioentje. Voor hen moeten de politiek en de sociale partners een deel van de loonvorming benutten om de tweede, aanvullende pensioenpijler uit te breiden.

Die tweede pijler moet ook een echt aanvullend pensioen opleveren, dat wordt uitgekeerd onder de vorm van een maandelijkse rente in plaats van een eenmalige kapitaalsuitkering, zoals nu vaak gebeurt op het moment dat iemand met pensioen gaat. Wat doet men daar dan mee? Misschien wordt er nog een laatste nieuwe auto mee gekocht, of nemen mensen een voorschot op de erfenisregeling voor de kinderen? Zo wordt het pensioenbeleid een spaarbeleid en vult de tweede pijler het lage wettelijke pensioen natuurlijk niet aan.

De Nationale Conferentie voor de Pensioenen lijkt andermaal de ambtenarenpensioenen te omzeilen, terwijl de financiering ervan zwaar onder druk staat. Het aantal gepensioneerde ambtenaren groeit snel, en hun ‘uitgestelde loon’ stijgt mee met elke verhoging van de overheidswedden.

Berghman: Om het met een boutade te zeggen: het ambtenarenpensioen is het enige stelsel dat zijn pensioenverplichtingen effectief nakomt. Ideaal zou zijn dat de stelsels van de werknemers en zelfstandigen op hetzelfde niveau gebracht worden. Maar achter dat beeld gaat ook een grote onbillijkheid schuil. Voor vastbenoemde ambtenaren is het systeem prima. Maar de helft van de ambtenaren heeft intussen een gewoon werknemerscontract, en dus enkel een eerstepijlerpensioen.

De regering-Leterme heeft voor die laatste groep een wet over een aanvullend pensioen beloofd. Waarom sleept dat al jaren aan?

Berghman: De ambtenarenbonden hebben lang op de rem gestaan omdat ze niet wilden dat er geraakt zou worden aan het statuut van de vaste ambtenaren. Met als gevolg dat de overheden op alle niveaus juist meer contractueel personeel hebben aangeworven. Nu kan men niet meer onder een aanvullende pensioenregeling voor contractuele ambtenaren uit. Het is écht niet zo moeilijk om daar een wettelijke basis voor te creëren. De middelen die daarvoor nodig zijn, dat is een ander paar mouwen. Daarom moet aan zo’n tweede pijler voor contractuele ambtenaren in een perspectief van tien jaar worden gewerkt.

Nog urgenter is de financiering van de pensioenen van de lokale ambtenaren. Daerden heeft die voor 2010 ternauwernood rond gekregen door 50 miljoen euro bij elkaar te harken. Maar vanaf 2011 zijn alle reserves uitgeput.

Berghman: De babyboomgeneratie bij de ambtenaren gaat nu met pensioen en legt een steeds groter beslag op de overheidsbegroting. Om dat beslag te verkleinen, kan worden gedacht aan meer risicospreiding door ook voor statutaire ambtenaren aanvullende pensioenfondsen op te bouwen. Dat is allicht nog meer aangewezen voor de lokale besturen en voor de gewesten en gemeenschappen. Die staan voor twee financiële problemen: ze zouden meer moeten bijdragen voor het pensioen van hun vaste ambtenaren, én ze moeten meebetalen voor het aanvullend pensioen van hun contractueel personeel. Dat kan niet van vandaag op morgen worden opgelost. Dat vergt opnieuw een traject van tien jaar.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content