Voor wie er tegen beter weten in toch op had gehoopt: er komt geen grote pensioenhervorming. ‘Dat is niet haalbaar’, zegt Michel Jadot. Hij coördineert de Nationale Pensioenconferentie en geeft voorrang aan drie punten. Er moeten meer mensen langer aan het werk. De wettelijke pensioenen moeten het inkomen tijdens de loopbaan dichter benaderen. En het aanvullend pensioen moet worden veralgemeend.

‘Je kunt niet met één pennentrek alle sociale wetgeving in dit land wegstrepen. Dat geldt ook voor ons in-gewikkelde pensioensysteem. Wel kun je proberen bruggen te slaan tussen de pensioenstelsels van werknemers, zelfstandigen en ambtenaren, maar een grote hervorming is niet realistisch.’ Dat zegt Michel Jadot. De gepensioneerde topambtenaar met PS-stempel werd eind 2008 door de vorige minister van Pensioenen Marie Arena (PS) haast gesmeekt om een Nationale Pensioenconferentie te coördineren. ‘Had ik geweten waaraan ik begonnen was, dan had ik het nooit gedaan’, lacht Jadot, die wat sukkelt met de gezondheid en het voor het geld ook niet hoeft te doen.

Tot nog toe bleef het stil rond de Nationale Pensioenconferentie, met op de agenda de toekomst en de financiering van het wettelijk pensioen, de rol van het aanvullend pensioen en de plaats van ouderen in een snel vergrijzende samenleving. Kabinetsleden en vertegenwoordigers van de sociale partners wisselden achter gesloten deuren van gedachten en luisterden naar academici en andere pensioenexperts. Maar voorts werd gewerkt met de handrem op. De aflossing van Arena door Michel Daerden (PS) op Pensioenen in juli vorig jaar is daarvoor een deel van de verklaring. Veel ingrijpender was de financiële en economische crisis. Die resulteerde op federaal niveau in een moeilijk begrotingspad richting 2015 en zette zo alle eerder gemaakte pensioenramingen opnieuw op de helling.

Maar intussen is Jadot wel klaar met een rapport dat binnenkort naar regering en parlement gaat. Het rapport moet, althans volgens de memorabele toelichting van minister Daerden in de Senaat, worden opgevat als ‘een groenboek met de juiste vragen’ en zal in juli 2010 worden gevolgd door een witboek, met daarin mogelijke antwoorden op die vragen.

‘In juli begint het Europese voorzitterschap en daarna zit je te dicht bij de federale verkiezingen van 2011. Dit is de geschikte periode voor het debat over de toekomst van onze pensioenen’, zegt Jadot. ‘Heel het bestaande systeem omvergooien, is zoals gezegd niet onze bedoeling. Maar we kunnen ook niet de ogen sluiten voor het probleem van de betaalbaarheid van onze pensioenen. Er komen meer gepensioneerden bij, het geboortecijfer blijft stabiel en, zoals ik in het rapport schrijf, we zijn steeds jonger oud. Onze levensverwachting stijgt, maar we stoppen steeds vroeger met werken.’

Wat staat ons te doen?

MICHEL JADOT: Europa doet op dat vlak een aantal aanbevelingen. Om te beginnen meer geld opzijzetten. Maar in de huidige economische context zie ik niet goed in hoe we de overheidsschuld sneller kunnen afbouwen dan het tempo dat het stabiliteitsprogramma, dat mikt op een sluitende begroting in 2015, ons oplegt.

Daarnaast pleit Europa voor een pen-sioenhervorming om de uitgaven te verminderen. Maar ook iemand zoals Henri Bogaert, de baas van het Federaal Planbureau, geeft toe dat het drukken van de pensioenuitgaven in België onmogelijk is. Onder meer omdat de verhouding tussen het wettelijk pensioen en het inkomen tijdens de loopbaan nu al aan de lage kant is. We zouden juist extra inspanningen moeten doen om het wettelijk pensioen te verhogen.

Wat is er dan wel mogelijk?

JADOT: Dat brengt ons bij de derde aanbeveling van Europa: meer mensen langer aan het werk houden. Hoe moeilijk ook in deze tijden van crisis, toch is dat essen-tieel. De wettelijke pensioenleeftijd verhogen heeft weinig zin. Pieter Timmermans, directeur-generaal van het Verbond van Belgische Ondernemingen, pleit daar soms voor, maar zonder veel overtuiging. Want wat krijg je dan? Meer bruggepensioneerden, meer oudere werklozen, meer oudere werknemers in ziekteverlof – van alles wat, behalve meer werkende ouderen.

Maar in ons rapport laten we wel zien dat als we erin zouden slagen om de feitelijke pensioenleeftijd – de leeftijd waarop mensen daadwerkelijk de arbeidsmarkt verlaten – tussen 2010 en 2030 met drie jaar te verhogen, we het financieringsprobleem van onze pensioenen grotendeels hebben opgelost. Dat komt overeen met een verhoging van iets meer dan één maand per jaar. Politiek is zo een geleidelijke maatregel ook gemakkelijker te verkopen.

En wat met het brugpensioen? Afschaffen?

JADOT: Dat ligt moeilijk, want dat leidt ogenblikkelijk tot een open oorlog met de vakbonden. De mensen met brugpensioen vertegenwoordigen ook maar een klein deel van de niet-actieve bevolking tussen 55 en 65 jaar. Het Generatiepact heeft bovendien de voorwaarden voor brugpensioen ernstig aangescherpt, behalve bij herstructureringen en voor bedrijven in moeilijkheden. Op dat vlak ben ik wel bezorgd. Door de economische crisis stijgt het aantal nieuwe bruggepensioneerden weer aanzienlijk, terwijl we daar net van af moeten.

De term brugpensioen is ook heel ongelukkig gekozen. Bruggepensioneerden beschouwen zichzelf als volwaardige gepensioneerden, terwijl we er juist voor moeten zorgen dat die mensen makkelijker opnieuw inzetbaar zijn en we de werkgevers haast zouden moeten verplichten hen aan het werk te houden.

Maar alleen met verhogen van de werkzaamheidsgraad komen we er niet?

JADOT: Nee. We zullen ook moeten nadenken over de verhoging van de pensioenbijdragen. Voor bedrijven zou dat hun concurrentiepositie opnieuw ongunstig beïnvloeden. Maar je kunt ook de persoonlijke bijdragen van de werknemers verhogen en ik vrees dat het daarop zal uitdraaien. De bevolking vergrijst, de pen-sioenuitgaven stijgen, we kunnen niet op dezelfde voet verder.

Moest het Zilverfonds die stijgende kosten van de vergrijzing niet opvangen?

JADOT: Dat Zilverfonds is pure hypocrisie. Ik was bij de oprichting ervan in 2001 (Jadot was toen nog secretaris-generaal van de FOD Arbeid, nvdr) ongeveer de enige die daar kritisch tegenover stond. Waarom met dat geld niet meteen de schuld afbouwen, zei ik, in plaats van het in een fonds te stoppen dat men uiteindelijk misschien zal gebruiken voor iets anders dan waarvoor het bedoeld was? Maar goed, het Zilverfonds is er gekomen en vervolgens gespijsd met een paar eenmalige inkomsten, zoals het pensioenfonds van Belgacom en de verkoop van de gsm-licenties. In 2007 is dan eindelijk een structurele financieringsregeling in werking getreden, waardoor eventuele begrotingsoverschotten in principe in het fonds moeten worden doorgestort. (lacht) Er is sindsdien dus niets meer bij gekomen. Vandaag zit er 17 miljard euro in het Zilverfonds. Een peulenschil, net voldoende om gedurende een halfjaar de pensioenen uit te betalen.

Minister Daerden zegt dat hij de financiering van het Zilverfonds opnieuw wil bekijken.

JADOT: We kunnen inderdaad denken aan andere vormen van financiering. Zolang dit maar niet leidt tot bijkomende overheidsschulden, want dat heeft geen enkele zin. Op dat punt heeft minister van Begroting Guy Vanhengel (Open VLD) volkomen gelijk.

Maar er bestaat ook een Toekomstfonds voor de stijgende medische uitgaven die de vergrijzing meebrengt. Zoals bekend mogen de uitgaven in de gezondheidszorg jaarlijks met 4,5 procent toenemen. Wat niet wordt opgebruikt, komt in het Toekomstfonds. Dat bevat intussen al meer dan 1 miljard. Waarom niet voorzien in de wettelijke mogelijkheid om het Zilverfonds, het Toekomstfonds en nog enkele andere reserves in de sociale zekerheid in één grote pot samen te brengen?

We moeten niet rekenen op een grote pensioenhervorming, zegt u. Maar Kamerlid Sonja Becq (CD&V) heeft namens haar partij gezegd dat een paar kleine ingrepen niet zullen volstaan.

JADOT:(zucht) Zegt ze ook welke grote hervorming ze wil? Of wacht ze op ons om daarmee voor de dag te komen? Zullen we de ambtenarenpensioenen gelijkschakelen met die van de werknemers in de privésector? Zullen we werknemers en zelfstandigen over dezelfde kam scheren? Dát zouden pas grote hervormingen zijn. Maar leg zulke maatregelen maar eens uit aan de kiezers. Ik denk niet dat mevrouw Becq nadien nog veel in het parlement zal kunnen vertellen.

Laten we ernstig blijven. Een basispensioen voor iedereen zoals in Nederland, ik wil wel hoor, maar welke politicus gaat zoiets hier verdedigen? In België zijn grote omwentelingen zeldzaam. Voeg daarbij dat het thema van de pensioenen bij de bevolking heel gevoelig ligt. Herman De Croo (Open VLD) heeft zo ook eens de aanval geopend op het ambtenarenpensioen. Ik heb nog nooit zo snel een eensgezind vakbondsfront tot stand weten komen.

Minister Daerden zei in september in De Tijd dat er tot 2015 geen probleem is om de pensioenen te betalen. Wat bedoelde hij nu eigenlijk?

JADOT: Ik denk dat hij het zelf ook niet weet. Ik overdrijf nu een beetje (lacht), maar Daerden was nieuw in het pensioen-dossier en op dat moment verwikkeld in de begrotingsdiscussie, met als richtsnoer een sluitende begroting in 2015. Zijn horizon is daar gestopt. Maar hij wilde helemaal niet zeggen dat er na 2015 géén geld meer is voor de pensioenen.

Geruststellend klonk het toch niet.

JADOT:(lacht) Dat heb ik hem ook gezegd: welke stommiteiten ben je daar gaan vertellen? Maar daar zit ook niet het probleem. De pensioenen zullen altijd wel uitbetaald worden. Anders zou dat betekenen dat niemand nog werkt in dit land, dat niemand nog sociale bijdragen of belastingen betaalt. De echte vraag is hoe hoog de pensioenen nog zullen zijn, rekening houdend met de budgettaire druk van de vergrijzing. En wat zal in de toekomst de structuur van onze pensioenen zijn? Geven we voorrang aan het wettelijk pensioen, de eerste pijler, of komt de klemtoon steeds meer te liggen op het aanvullend pensioen van de tweede pijler?

Ruim de helft van de werknemers bouwt intussen een aanvullend pensioen op onder de vorm van een groepsverzekering in een bedrijfssector of onderneming. Wat zegt uw rapport daarover?

JADOT: De twee stelsels, het wettelijke en het aanvullende, moeten niet met elkaar concurreren maar complementair zijn.

Er zijn inderdaad al 27 bedrijfssectoren waar aanvullende pensioenfondsen zijn gecreëerd. Wel is die tweede pensioenpijler te ondoorzichtig. Moeten mensen bij hun pensioen zich een eenmalig kapitaal laten uitkeren of een maandelijkse rente? Wat is fiscaal het meest gunstige regime? Het stelsel is zo complex geworden dat geen hond het goed kan controleren. Toch vind ik dat het recht op een aanvullend pensioen moet worden veralgemeend naar alle werknemers.

Door het wettelijk te verplichten, ook in zwakkere sectoren en kleine bedrijven?

JADOT: Wie de sociale dialoog hoog in het vaandel voert, kan moeilijk pleiten voor een algemene verplichting. Mijn voorkeur gaat uit naar één aanvullend pensioenstelsel voor alle werknemers. Misschien kunnen de sociale partners in een centraal loonakkoord een consensus over zo’n algemene regeling bereiken. Maar ik vrees ervoor, want dat zou de onderhandelingsmarge van werkgevers en vakbonden over koopkrachtverhoging, loonbonussen en groepsverzekeringen in de bedrijfssectoren aanzienlijk inperken.

Voor ambtenaren geldt dat ze hogere pensioenen krijgen, als een vorm van uitgesteld loon. Maar intussen is hun wedde aanzienlijk verbeterd en vaak vergelijkbaar met de privésector. Is die voordelige pensioenberekening van ambtenaren nog verdedigbaar?

JADOT: Ik weiger de ambtenarenpen-sioenen ter discussie te stellen. We kunnen de vraag ook omkeren: zijn de ambtenarenpensioenen te hoog of zijn de wettelijke pensioenen te laag? Nogal wat werknemers uit de privésector moeten het na een loopbaan van 45 jaar stellen met 1200 euro per maand. Zelf houd ik van mijn tien jaar loondienst bij de socialistische vakbond 260 euro over! Zonder mijn ambtenarenpensioen red ik het dus niet.

Er is ook een probleem met de pensioenen van de circa 400.000 contractuele ambtenaren in de overheidssector. Het is niet normaal dat zij het soms met 8000 euro minder per jaar moeten doen, terwijl ze hetzelfde werk hebben verricht als hun statutair benoemde collega’s. We proberen voor hen net een inhaalbeweging te maken.

Veel gepensioneerden komen niet rond met hun pensioen en belanden in de armoede. Het Raadgevend Comité voor de Pensioenen stelt daarom voor de gemiddelde vervangingsratio, de verhouding tussen het wettelijk pensioen en het inkomen tijdens de actieve loopbaan, op te trekken van de huidige 60 naar 75 procent.

JADOT: Zulke voorstellen komen doorgaans van mensen die zich geen zorgen hoeven te maken over de financiering ervan. Ik ben uiteraard ook voorstander van zo hoog mogelijke wettelijke pen-sioenen, die aan de index en de welvaartstijging worden aangepast, maar ik besef dat dit budgettair niet haalbaar is. Dat de pensioenen de loonevolutie zouden volgen is overigens al geregeld in de wet-Namèche uit 1973. Ik heb daar zelf nog aan meegeschreven. Maar die wet is nooit toegepast wegens te duur. Pas sinds het Generatiepact van 2005 is er opnieuw sprake van een kleine welvaartsaanpassing van de pensioenen.

Maar over de verhouding tussen pensioen en loon wordt ook veel mist gespuid. Om te beginnen maakt het natuurlijk een verschil of je een klein, gemiddeld of hoog loon hebt gehad. En slaat die vervangingsratio op je laatst verdiende loon, of op het gemiddelde inkomen uit je loopbaan? Wordt ook het aanvullend pensioen meegeteld, zoals in sommige Europese landen, of niet? Bij ons valt het aanvullend pensioen tot nu toe buiten de berekening. Dat vervalst het beeld in internationale vergelijkingen.

Bovendien is het pensioen maar één aspect van het welzijn van gepensioneerden. Ook al is ons wettelijk pensioen laag in vergelijking met het buitenland, toch ligt het algemene welbevinden van ouderen hier hoger. Ze leven beter. Ze hebben vaak een eigen woning en betere toegang tot de gezondheidszorg dan in andere landen. Je moet heel de context in aanmerking nemen. Zo zijn ouderen die eigenaar zijn van hun woning dubbel zo goed af als huurders. En ook degenen die nog in goede gezondheid verkeren hebben weinig financiële problemen, ook al hebben ze dan een klein pensioen.

Men zou de wettelijke pensioenen kunnen verhogen met de middelen die nu worden ingezet voor de fiscale aftrek van het individuele pensioensparen. Dat gaat al gauw over 700 miljoen euro per jaar.

JADOT: Pensioensparen is een vorm van sparen – dat heeft met de pensioenen niets te maken. De fiscale korting afschaffen biedt ook geen oplossing voor de financiering van de pensioenen. Wel vind ik dat de maximale inleg voor het pensioensparen niet meer jaar na jaar omhoog moet. In 2010 bedroeg het maximumbedrag 870 euro. Laten we het daarbij houden.

U beweert dat u als gepensioneerd topambtenaar maar 1000 euro per maand mag bijverdienen. Is het niet beter om dat financiële plafond voor gepensioneerden die willen werken helemaal te schrappen?

JADOT: Dat plafond is de voorbije jaren een paar keer verhoogd. Voor degenen die voor vervroegd pensioen hebben gekozen, lijkt een bijkomende versoepeling me niet nodig. Maar vanaf de wettelijke pen-sioenleeftijd van 65 zouden we de bovengrens voor zogenaamde ’toegelaten arbeid’ – 21.000 euro per jaar voor een gepensioneerde werknemer en 17.000 euro voor een gepensioneerde zelfstandige – beter schrappen.

De vakbonden zijn daartegen gekant omdat ze nog vastzitten aan de vastgeroeste idee dat ouderen het werk van jongeren zouden afpakken. Maar dat klopt niet. In de Scandinavische landen is de werkzaamheidsgraad van ouderen het hoogst, terwijl de jeugdwerkloosheid er het laagst is. Bovendien zal zo een maatregel er bij ons heus niet voor zorgen dat massaal veel gepensioneerden weer aan het werk gaan. Maar wie dat wil, moet de kans krijgen om zijn inkomen op te waarderen. Bovendien kan de ervaring van oudere werknemers van groot nut zijn. En dan hoeven gepensioneerden ook niet langer de regels te omzeilen door een fiscaal interessante vennootschap op te richten. Wat mezelf betreft: om principiële redenen weiger ik dat te doen.

DOOR PATRICK MARTENS EN HAN RENARD/foto’s filip naudts

‘Door de economische crisis stijgt het aantal nieuwe bruggepensioneerden weer aanzienlijk, terwijl we daar net van af moeten.’

‘De pensioenen zullen altijd wel uitbetaald worden. Anders zou dat betekenen dat niemand nog werkt in dit land.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content