Literatuurwetenschapper Kevin Absillis bestudeerde de impact van de Tweede Wereldoorlog en de repressie op het naoorlogse literaire leven in Vlaanderen. Hij ontdekte dat er niet alleen een collaboratiedossier over vader Jozef Claus werd aangelegd, maar ook een over de toen 15-jarige zoon Hugo. Hoe verging het de tiener Hugo Claus tijdens en na de oorlog? En wat herinnert de 75-jarige Odo Claus, laatste overlevende van de vier Claus-broers, zich nog van die roerige periode? Een gesprek met Kevin Absillis over zijn bevindingen en met Odo Claus over het verdriet van België.

‘I kzelf ben vijftien jaar en moet nu na vier jaar oude humaniora mijn studies onderbreken en mijn carrière breken om voor mijne moeder en de drie overige kinders te zorgen en ze te onderhouden. Ik sta dus alleen op dit oogenblik waar nergens werk te vinden is, en waar ik nog niet genoeg voor mijzelf zou kunnen verdienen.’ Zo luidt een uittreksel uit een brief die de 15-jarige Hugo Claus schreef om zijn vader Jozef weer vrij te krijgen. Jozef Claus was in november 1944 geïnterneerd wegens ‘medewerking of hulp aan den vijand’. In de marge van Vechten tegen de bierkaai, zijn monumentale studie over het uitgeversleven van Angèle Manteau tussen 1932 en 1970 (zie Knack nr. 8 van 24 februari), verrichtte Kevin Absillis onderzoek naar het literaire leven tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Naast het dossier in het Brusselse Archief van het Militair Gerechtshof (AMG) over het mogelijke collaboratiegedrag van Jozef Claus (AMG/ dossiernummer 2353) stootte Absillis ook op een dossier tegen de jonge Hugo Claus zelf (AMG/dossiernummer 27082).

Als knaapje van veertien of vijftien zou hij in Kortrijk in het uniform van de Natio-naal-Socialistische Jeugd Vlaanderen (NSJV) hebben geparadeerd, mét granaat en mes onder de koppelriem. Het dossier tegen Claus junior werd al snel geseponeerd, maar de vader moest gedurende jaren een taaie procesgang, met talloze beroepen, ondergaan. Ook Germaine Vanderlinden, mama Claus, deelde in de klappen. Omdat zij lid was geweest van de Duits-Vlaamse Arbeidsgemeenschap (DeVlag) én secretaresse en verpleegster voor de Kortrijkse afdeling van de Duitse vliegtuigenfabrikant ERLA, werd ze na de oorlog uit haar burgerrechten ontzet ( Staatsblad 27 januari 1947 met een lijst van uit hun burgerrechten te ontzetten personen).

Absillis legt uit dat hij de officiële procedure volgde. Eerst richtte hij een formeel schrijven aan het college van procureurs-generaal van het Krijgsauditoraat in Brussel. Alleen wie een goed onderbouwde onderzoeksaanvraag kan voorleggen, maakt kans op een positief antwoord. De aanvragen worden ernstig overwogen, zodat er doorgaans enkele maanden overheen gaan voordat onderzoekers hun studiewerk in het archief van het Militair Gerechtshof kunnen aanvatten. Documenten kunnen ter plekke worden geconsulteerd, maar met de inhoud moet zeer omzichtig worden omgesprongen. Absillis wijst erop dat België wetten heeft op de openbaarheid van bestuur, maar dat de persoonlijke levenssfeer eveneens recht heeft op bescherming. Hij kan en wil dan ook slechts met de grootst mogelijke terughoudendheid over zijn onderzoek naar de repressie spreken. Een onderzoek dat paste in zijn doctoraatsproject rond het reilen en zeilen van de wonderlijke carrière van Angèle Manteau. De beroemde uitgeefster ontdekte immers de jonge Claus na de oorlog, maar heeft er weinig plezier aan beleefd want na De metsiers, zijn debuut, werd hij door de Bezige Bij weggekocht.

Eerder onderzoek had uitgewezen dat Manteau even van culturele collaboratie is verdacht geweest en daar wou Absillis in eerste instantie het fijne van weten. Maar mettertijd raakte hij er almaar meer van overtuigd dat de naoorlogse Vlaamse cultuurgeschiedenis pas goed te begrijpen is als rekening wordt gehouden met de hele nawerking van oorlog en repressie. Zo laat hij in Vechten tegen de bierkaai zien hoe diverse jonge schrijvers, zoals Claus zelf maar ook bijvoorbeeld Ivo Michiels, zich eind jaren 1940 proberen te bevrijden van de traditionele rol die de Vlaamse beweging tot dan voor hen in petto had gehad. Dat betekende onder meer dat ze hun schrijverschap meer apolitiek gingen invullen dan hun voorgangers, of juist erg kosmopolitisch zoals de jonge Claus, die in 1950 naar Parijs trok. Vooral de biografie van de jonge Claus is opmerkelijk. Hij was de zoon van een ‘zwarte’, werkte in de onmiddellijke naoorlogse periode nog mee aan rechtse, Vlaams-nationalistische bladen, zoals Branding en Ons Verbond, en bijna was zijn romandebuut ook bij een excentrieke flamingantische uitgever verschenen. Maar door een samenloop van omstandigheden belandde hij toch in het vooral als vrijzinnig en modern geboek-staafde fonds van Angèle Manteau. Tegen 1951 ontpopte Claus zich zelfs helemaal als jonge bohemien die in de kringen van het Nieuw Vlaams Tijdschrift Frans begon te spreken om te provoceren.

Om de effecten van de oorlog en de repressie in kaart te brengen, bestudeerde Absillis de gerechtelijke dossiers van enkele auteurs. Over de oorlogswandel van figuren als Gerard Walschap en Ernest Claes is al uitvoerig gepubliceerd, maar over Hugo Claus was tot dusver vooral bekend wat Claus zelf had verwerkt in zijn roman Het verdriet van België. Dat zijn vader Jozef na de oorlog met het gerecht in aanraking kwam, was geen geheim, maar over de uitkomst van het proces wisten we weinig. Dat er ook een dossier over Claus junior tevoorschijn kwam, was echter helemaal een verrassing.

Welke getuigenissen stonden er in dat dossier Jozef Claus?

Kevin Absillis: Zoals gebruikelijk liet het Krijgsauditoraat zoveel mogelijk getuigen interviewen. Vaak waren dat mensen uit de buurt. Er werden enkele eenvoudige vragen gesteld, zoals: ‘Heeft u x of y in uniform gezien? Heeft u x of y in Duits gezelschap gezien?’ Die verhoren werden uitgetikt en aan het dossier toegevoegd. Ook in dit geval is het zo gegaan. De ene beweert dat Jozef Claus een uniform heeft gedragen, een andere dat hij dat niet heeft gezien maar gemerkt heeft dat hij op goede voet stond met de Duitse bezetter. En sommige getuigen spreken deze beschuldigingen weer tegen.

Was er ook sprake van de oudste zoon, Hugo?

Absillis: De hele familiale situatie werd uitgespit door het gerecht. Aangezien Hugo Claus lid was geweest van de NSJV, de jeugdafdeling van het Vlaams-nationalistische VNV, is het logisch dat ook dat feit ter sprake komt. Hugo Claus is bovendien voor enkele maanden op vakantie in Duitsland geweest, via de zogenaamde Kinderlandverschickung. Het een en ander zal vermoedelijk als bezwarend zijn geduid. In de marge van het onderzoek naar Jozef Claus vond het Krijgsauditoraat na enige tijd dat er eveneens een onderzoek diende te gebeuren naar die talrijke aantijgingen in verband met het gedrag van zijn oudste zoon, Hugo.

Hoe omvangrijk was dat dossier tegen Hugo dan wel?

Absillis: Het dossier van Hugo Claus is miniem en bestaat vrijwel uitsluitend uit kopieën van getuigenissen uit het dossier van zijn vader. Het is niet uitgesloten dat een plaatselijke agent Hugo Claus aan de tand heeft gevoeld. Het onderzoek is in ieder geval snel gestaakt. Hugo Claus was minderjarig op het moment van de feiten. Hij was natuurlijk ook lang niet de enige jongeman die een uniform van de NSJV had gedragen en het Krijgsauditoraat had na de oorlog zo al de handen vol. Er waren wel ernstiger gevallen van collaboratie te behandelen.

Hoeveel getuigen komen er aan bod in het dossier Jozef én Hugo Claus?

Absillis: Het Krijgsauditoraat is duidelijk zo objectief en genuanceerd mogelijk te werk gegaan. Er werden toen toch gemakkelijk vijftien à twintig mensen geïnterviewd en de familie Claus heeft zelf een dossier kunnen samenstellen à décharge. Hugo Claus pleit trouwens in een brief persoonlijk voor de vrijlating van zijn vader omdat hij als oudste moest zorgen voor zijn drie jongere broers want zijn moeder was te ziek. Op basis van dit pleidooi en de andere familiesteun is vader Claus tijdelijk vrijgelaten uit het kamp in Kortrijk. Hij werd toen onder huisarrest geplaatst. Na negen maanden moest hij zich weer aanmelden. Zoals veel door de repressie getroffen gezinnen moet de onmiddellijke naoorlogse periode voor de familie Claus bijzonder traumatisch geweest zijn.

En Hugo Claus is tijdens de oorlog dus gezien in uniform?

Absillis: Claus heeft er zelf nooit een geheim van gemaakt dat hij tijdens de oorlog lid geweest is van de NSJV. Het hoeft dus niet te verbazen dat sommigen hebben beweerd dat ze de jonge Hugo Claus in uniform en misschien wel met wapentuig hebben gezien. Maar oppassen bij het beoordelen van zulke verklaringen blijft de boodschap. Van de aanklacht tegen Jozef Claus is weinig overeind gebleven. Uiteindelijk werd hem alleen nog ten laste gelegd dat hij blokleider was geweest van het VNV.

Blokleider?

Absillis: Wat dat precies betekende, is niet helemaal duidelijk. Wellicht waren blokleiders afgevaardigden van het VNV in een bepaalde wijk. Deze functie moest de indruk wekken dat het VNV flink uitgebouwd was en efficiënt georganiseerd, maar in de praktijk kan ze niet veel hebben voorgesteld. Diegenen die na de oorlog wegens een dergelijk blokleiderschap werden vervolgd, waren meestal kleine vissen die er met een beperkte straf afkwamen. Zo is het ook gegaan met Jozef Claus. Hij werd in juni 1950 uiteindelijk tot vier jaar ontzetting uit de burgerrechten veroordeeld, al met al een milde straf. Deze gerechtelijke uitspraken werden trouwens zoals gebruikelijk gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Allicht hebben de getuigenissen, die het Krijgsauditoraat had verzameld, nauwelijks effect gehad op deze veroordeling. Van de oorlogsactiviteiten van zijn oudste zoon Hugo was op dat ogenblik in ieder geval geen sprake meer.

Er zijn geen foto’s die een en ander kunnen bevestigen?

Absillis: Er bestaan voor zover bekend geen foto’s van Hugo Claus in uniform bijvoorbeeld. Je mag natuurlijk ook niet vergeten dat de woning en de drukkerij van de familie Claus in november 1944 in Kortrijk kort en klein zijn geslagen. Daarbij zijn mogelijk veel bezittingen verloren gegaan. Vader Claus was een van de eerste mensen die toen in Kortrijk zijn aangehouden. Er is een plaatselijke krant die na de bevrijding lijsten heeft gepubliceerd van collaborateurs en Jozef Claus staat in een van die eerste lijsten vermeld. Ik zou echter graag willen benadrukken dat, zoals ik ook schrijf in mijn boek, de periode tijdens en na de bezetting niet in louter witte of zwarte tinten te vatten valt. Het is cruciaal om goed voor ogen te houden dat omstandigheden die we achteraf als secundair zijn gaan beschouwen, toen als dwingend konden worden ervaren. En omgekeerd. Tijdens de vier jaar onder Duits militair bewind was in ieder geval de tegenstelling tussen democratie en totalitarisme veel vager dan ze dat later zou worden. Beschouwingen over de bezettingstijd en de zogeheten repressie hebben dus vooral behoefte aan sereniteit en nuance.

DOOR FRANK HELLEMANS

‘Je mag natuurlijk ook niet vergeten dat de woning en de drukkerij van de familie Claus in november 1944 in Kortrijk kort en klein zijn geslagen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content