De Vlaamse en Franstalige visies op de mislukte gesprekken onder Jean-Luc Dehaene lopen behoorlijk uiteen. Volgens Brussels minister-president Charles Picqué heeft Dehaene geprobeerd de Franstaligen het mes op de keel te zetten.

De Brusselse minister-president Charles Picqué (PS) staat niet bekend om zijn optimisme in communautaire aangelegenheden. Met vaste regelmaat geeft hij al sinds vele jaren uiting aan zijn bezorgdheid over de toekomst van het land en van zijn Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Misschien dat hij om die reden de recente B-H-V-perikelen ook met enige gelatenheid gadeslaat. Hij voorvoelde al langer dat het Belgische overlegmodel zijn grenzen heeft bereikt. Wat niet betekent dat er in de onderhandelingen van vorige week voor Charles Picqué niets op het spel stond. Om te beginnen meer middelen voor Brussel, dat door de huidige financieringswet benadeeld wordt en de extra centen broodnodig heeft.

De Brusselse minister-president was niet verbaasd over het rampzalige verloop van de gesprekken, maar stond wel te kijken van de onbuigbare klokvastheid van Open VLD-voorzitter Alexander De Croo aan de onderhandelingstafel.

‘Ik dacht vorige week echt dat de Vlaamse liberalen de gesprekken nog een paar dagen zouden gunnen. Maar dat de onderhandelingen op een gegeven moment op een dood spoor zijn geraakt, heeft me eigenlijk niet verwonderd. Dat was voorspelbaar’, zegt Picqué.

Hoezo, voorspelbaar?

Charles Picqué: Een gevolg van de vreemde werkwijze van Jean-Luc Dehae-ne (CD&V). Die heeft, gewild of niet, een groot risico genomen. Hij had zichzelf een strakke deadline opgelegd en heeft vervolgens lang gewacht om een voorstel te doen en de echte onderhandelingen te starten. Ik heb Elio (Di Rupo, nvdr) en Joëlle Milquet (CDH) daarvoor gewaarschuwd. Kijk uit, heb ik hen gezegd, jullie zullen weinig tijd krijgen. Men zal proberen jullie met het mes op de keel overhaaste keuzes te doen maken. Dehae-ne hoopte dat de Franstaligen niet anders zouden durven dan zijn voorstellen te aanvaarden. Hij heeft gegokt, maar het is verkeerd uitgepakt.

Jean-Luc Dehaene is medeverantwoordelijk voor het mislukken van de onderhandelingen?

Picqué: De methode van Dehaene had een voordeel, namelijk ervoor zorgen dat de onderhandelingen niet onnodig zouden aanslepen, maar ze was ook riskant. De Franstaligen kregen nauwelijks de kans om de draagwijdte en de inhoud van de voorstellen te beoordelen. Dehaene is een goed bemiddelaar, maar hij heeft zich vergist in de vastberadenheid van de Franstaligen. Hij geloofde dat de Franstaligen ervoor zouden terugschrikken zijn voorstellen af te wijzen vanwege het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie in juli en de mogelijke imagoschade voor het land.

In Vlaanderen is er sympathie voor Open VLD-voorzitter Alexander De Croo en zijn strakke deadlines. Men heeft de indruk dat de Franstaligen steeds opnieuw probeerden tijd te winnen.

Picqué: Daar ben ik het niet mee eens. Zowel de PS als het CDH wilde een akkoord. Ze wilden de gesprekken zeker niet nodeloos rekken. Maar ze wilden ook onderhandelen in redelijke omstandigheden.

Wilde de MR ook een akkoord?

Picqué: De MR is een ander paar mouwen. Toch denk ik dat Didier Reynders in staat had moeten zijn Olivier Maingain (FDF) te overtuigen dat een akkoord noodzakelijk is. Dat vergde op z’n minst nog enkele dagen onderhandelen. Ik beweer niet dat we vorige week dicht bij een akkoord zaten. Maar we waren op de goede weg en er was vertrouwen tussen de gesprekspartners.

Wat was er mis met de voorstellen van Dehaene?

Picqué: Heel veel, ook al waren de teksten van Dehaene het overwegen waard. Het voornaamste probleem had te maken met de voogdij over de faciliteitengemeenten. De Franstaligen willen die voogdij weghalen bij Vlaanderen. Daarnaast is ook de benoeming van de burgemeesters in de Rand een delicaat thema.

Stelde Dehaene dan niet voor om de faciliteitenburgemeesters vanaf 2012 rechtstreeks te laten verkiezen?

Picqué: Iets in die zin, en in verband met de voogdij in de faciliteitengemeenten was er sprake van om die over te dragen aan het college van gouverneurs. Medevoogdij was een ander denkspoor. Het Vlaams Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest zouden dan gezamenlijk de voogdij over de faciliteitengemeenten uitoefenen. Maar de Vlamingen hadden het heel moeilijk met de voogdijkwestie. Over die zaken moest dus nader overleg worden gepleegd.

In verband met de versoepeling van de taalwetgeving in Brussel zaten we wel dicht bij een evenwichtige oplossing. Extra financiering van Brussel was aanvankelijk een struikelblok, maar we hadden onze rekeningen gemaakt, en ook op dat vlak vorderden de onderhandelingen. Grote twistappels waren de voogdij in de faciliteitengemeenten en de mogelijkheid om de Franse Gemeenschap op Vlaams grondgebied initiatieven te laten nemen. Hoewel dat laatste mij toch vooral een symbolisch probleem lijkt.

Maar FDF-voorzitter Olivier Maingain bestempelde vanuit zijn auto het geheel van de voorstellen van Dehaene al meteen als onverteerbaar?

Picqué: Hij doelde toch vooral op het voorstel in verband met de voogdij in de faciliteitengemeenten en de benoeming van de faciliteitenburgemeesters. Maar B-H-V is nu eenmaal lastige materie. Het is een grensconflict, dat ligt altijd gevoelig. De Franstaligen vrezen dat de splitsing van B-H-V een nieuwe stap vormt naar een toekomst waarin Brussel wordt ingesloten en opgeslorpt door Vlaanderen. Waarbij de Vlamingen vervolgens in de verleiding zouden kunnen komen om het statuut van Brussel opnieuw ter discussie te stellen.

Het feit dat de territoriale uitbreiding van Brussel van tafel ging, helpt ook niet om die Franstalige angsten te sussen?

Picqué: De uitbreiding van Brussel is nog altijd een optie, maar de Franstaligen beseffen goed dat ze daar een extreem hoge prijs voor zullen moeten betalen.

Zoals de splitsing van de sociale zekerheid?

Picqué: Bijvoorbeeld. Maar de Franstaligen blijven wel vragende partij om via Sint-Genesius-Rode een territoriale link tussen Brussel en het Waals Gewest tot stand te brengen. Misschien wordt dit bespreekbaar als we over een staatshervorming praten.

U vraagt jaarlijks 500 miljoen euro extra voor Brussel. In het voorstel-Dehaene zou er sprake zijn geweest van circa een derde van dat bedrag. Kan dat zonder de financieringswet aan te passen?

Picqué: Ja hoor. Er zijn verschillende manieren om Brussel geld te geven, via Beliris, via het mechanisme van ‘de dode hand’, zonder dat je aan de bijzondere financieringswet hoeft te raken. Belangrijk is dat het Brussels Gewest duidelijk aangeeft waarvoor die middelen zullen dienen en dat het geld wordt gebruikt voor investeringen die het hele land ten goede komen. Ik denk aan investeringen in de internationale taken van Brussel, en investeringen in de veiligheid. Toen we het daarover eens waren aan de onderhandelingstafel, kon er over een bedrag worden gepraat. Het ging inderdaad maar over een gedeelte van wat wij vragen, maar het was toch een stap in de goede richting. Waarmee ik niet gezegd heb dat Jean-Luc Dehaene in zijn nopjes was met de financiële eisen van Brussel. Maar na afspraken over de bestemming van het geld was hij enigszins gerustgesteld.

Maar die bijkomende financiering roept veel vragen op, gezien de benarde situatie van de federale staatskas.

Picqué: Kom nou. Een belachelijk bedrag zou ik het niet noemen, het is meer dan een druppel in een oceaan, maar het blijft allemaal heel redelijk en hoeft voor de federale financiën zeker geen ramp te betekenen.

Is het wel een ramp voor de Brusselse instellingen als er geen nieuw geld in het laadje komt?

Picqué: Ook als we verder moeten met het huidige financiële keurslijf zullen de Brusselse instellingen blijven functioneren. Maar Brussel zal wel het slachtoffer worden van onderinvesteringen op vele vlakken. Denk aan mobiliteit en veiligheid. Denk ook aan de plannen voor de Europese wijk en het verfraaien van de openbare ruimte. Sommigen zeggen dat Brussel afstevent op een faillissement, maar dat is overdreven. Maar bij gebrek aan middelen zal Brussel het wel moeilijk krijgen om geloofwaardig te blijven als Europese hoofdstad. Waarom? Omdat wij de middelen voor noodzakelijke investeringen in mobiliteit zullen moeten overhevelen naar bijvoorbeeld sociaal beleid. We hebben geen andere keuze, we mogen onze probleemwijken niet aan hun lot overlaten. Maar dat zal de internationale uitstraling van Brussel in gevaar brengen, en dat is nadelig voor het hele land.

Even terug naar vorige donderdag in de Kamer. De Franstalige publieke opinie was geschokt door het nummertje van de Vlaams Belangfractie, die in een leeg halfrond luidkeels de Vlaamse Leeuw aanhief.

Picqué: De Franstaligen zijn bezorgd over de politieke evolutie in Vlaanderen. Hoe zullen Vlaamse politici zich in de toekomst tegenover Brussel en Wallonië opstellen? Dat weten we niet. Sommige Franstaligen zeggen: met de gematigde Vlaamse politici zijn er geen problemen, dus we zullen altijd wel een vergelijk vinden. Goed, maar met mensen zoals Bart De Wever is dat niet langer vanzelfsprekend. Dus je mag de angsten van de Franstalige politici en de Franstalige bevolking niet onderschatten.

Ook al begrijpen veel mensen de inzet van B-H-V niet goed. Ze denken dat dit een door de politici opgeklopt probleem is, oppervlakkig ook in vergelijking met de echte sociaaleconomische problemen. Maar het gaat over de afbakening van ieders grondgebied. Bovendien vormen onderhandelingen over B-H-V in zekere zin een voorafspiegeling van de institutionele toekomst van ons land en ons federale stelsel. Dat bewijst ook dat het hier geen kleinigheid betreft.

Ik geef het je op een briefje: het zal allemaal de schuld van de Franstaligen zijn. Misschien had de Open VLD vorige week al voor zichzelf besloten dat ze absoluut de federale verkiezingen moest vervroegen om te voorkomen dat de CD&V, met Yves Leterme en Herman Van Rompuy, eerst een glansrol speelt tijdens het Europese voorzitterschap, om zich vervolgens, enkele maanden voor de verkiezingen, opnieuw even radicaal als de N-VA of het Vlaams Belang te gaan opstellen. Ik heb al langer de indruk dat de Open VLD zo’n scenario vreest.

Het politieke klimaat is gespannen. Sommigen gewagen zelfs van een regime-crisis.

Picqué: Er zal sprake zijn van een regime-crisis als de Vlamingen donderdag in de Kamer het splitsingsvoorstel voor B-H-V eenzijdig goedkeuren. Als zo’n stemming plaatsvindt, kan de toestand onomkeerbaar worden. We mogen immers niet blind zijn. Die stemming zou een keerpunt vormen en het vertrouwen tussen Franstaligen en Vlamingen haast onherstelbaar beschadigen. Ik ben overigens blij dat de Brusselse regering voorlopig niet is aangestoken door dit conflict. Maar ik besef ook dat het een broze en breekbare communautaire vrede is.

DOOR HAN RENARD

‘Ik geef het je op een briefje: het zal allemaal de schuld van de Franstaligen zijn.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content